Jezus spreekt over zonde dit keer. Een gevoelig onderwerp: zonde is niet ‘in’. Dat was ooit anders. Ik hoor hoogbejaarden vaak zeggen dat er toen te veel aandacht aan werd geschonken door de Kerk, op het obsessieve af. De oude liturgie was ook doorspekt met schuldbelijdenissen. Nu hebben veel christenen een problematische relatie met zonde, biecht en boete. De slinger is de andere kant op gezwaaid. Ooit vinden we hopelijk een evenwicht. Even terug naar de bron. Wat zegt Jezus hierover? En wat zegt Hij niet?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Zonde
Jezus roept de
christengemeente alvast niet op om op zoek te gaan naar zonden bij anderen. Het is al te vaak zo geïnterpreteerd helaas. “Als één van je broeders of zusters tegen je
zondigt, moet je die daarover onder vier ogen aanspreken.”, zegt Jezus. (Matteüs
18, 15) Zonde mogen we hier zeker opvatten als ‘tekortschieten’ (in het Grieks:
‘hamartèsè’).
Jezus zegt heel uitdrukkelijk ‘tegen jou’ (in het Grieks: ‘eis
se’). Niemand krijgt van Jezus vrijgeleide om zich te gedragen als farizeeërs.
Hier gebruik ik bewust de pejoratieve meervoudsvorm. Wie zichzelf beschouwt als
een religieuze politieagent en zich die autoriteit toekent, die is hovaardig.
De moraalridder gaat vooral zelf in de fout. Het aanwijzen van anderen
staat haaks op Jezus’ Boodschap: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als
eerste een steen werpen.’ (Johannes 8, 7) Mogen we medegelovigen oproepen om de
juiste weg te bewandelen volgens Jezus? Dat zeker. (Lucas 22, 32)
Jezus en Paulus
In de brieven wordt Jezus’ boodschap aangescherpt tot ‘elkaar
vermanen’. (Kolossenzen 3, 16 – 2 Tessalonicenzen 3, 13-15) Het 'elkaar aanspreken' blijft niet langer beperkt tot een occasioneel interpersoonlijk gebeuren. Het samenleven in
een christelijke gemeenschap blijkt toch een stuk moeilijker in de praktijk… (Galaten
1, 6-8 – 2 Korintiërs 13, 11 – 2 Tessalonicenzen 3, 6) Let wel: iemand
aanspreken op een tekortkoming mag nooit voortkomen uit bemoeizicht. Jezus gaat
uit van ieders goede bedoelingen, en Paulus volgt Hem daarin. Die premisse blijft overeind.
In een geloofsgemeenschap kan je anderen niet ‘scannen’
op hun intenties. Paulus verneemt met veel verontwaardiging dat zijn prediking
vervaagt en dat allerlei alternatieve theorieën ontstaan. (Galaten 3, 1-5) Dat
is een fenomeen van alle tijden. Bijna twintig eeuwen kerkgeschiedenis liegen
er niet om…
Macht
Jezus heeft zijn apostelen wel degelijk de macht gegeven om ‘te
binden en te ontbinden’. (Matteüs 18, 18) Wat ze op aarde bindend verklaren,
zal ook in de hemel bindend zijn. (Matteüs 16, 19). Op voorwaarde dat de
Boodschap wordt gerespecteerd uiteraard. Zo is Jezus zelf niet altijd mild geweest
voor mensen met goede bedoelingen. De rijke jongeling wil graag volgeling
worden en handelt volgens de geboden, maar toch ontbreekt het hem aan iets: hij
kan zijn rijkdom niet achterlaten. Jezus schenkt hem geen dispensatie. Hij
stelt met teleurstelling vast dat de jongeman er niet klaar voor is, meer niet. (Lucas 18, 18-26)
De leerlingen worden tegelijk aangespoord tot
voorzichtigheid: men wordt geoordeeld naar de gestrengheid waarmee men zelf
heeft geoordeeld. (Matteüs 7, 1 – Romeinen 2, 1) Met andere woorden: wie hoge
eisen aan anderen oplegt, zal er zelf ook aan moeten voldoen. Oordelen is geen sinecure: we zijn beperkt in onze kennis, onze waarneming en bijgevolg ook in ons oordeelsvermogen. (Johannes
7, 24) Daar moeten we ons als christenen telkens weer bewust van zijn. De Liefde staat voorop, niet onze menselijke gedachten.
Ideaal
Jezus vertrekt in zijn verkondiging vanuit het hoogst mogelijke:
vanuit waar de mens toe in staat is wanneer hij of zij zich ten volle toelegt
op de goedheid. Daardoor kan zijn visie aanvoelen als idyllisch. Onterecht. Jezus legt de lat hoog, maar niet onmenselijk hoog. Hem volgen, vergt een totaalengagement. Zichzelf klein
maken en worden als een kind: dat is het richtpunt. (Matteüs 18, 4) Uitblinken in onschuld,
niet vals zijn, er geen dubbele agenda op na houden: dat zoekt Jezus in de
mens. Openheid en oprechtheid. Hij zet zijn uitspraak kracht bij door plechtig zijn autoriteit te
beklemtonen: “Ik verzeker jullie…” (in het Grieks: ‘amèn’, het is zo, waarlijk;
en ‘legoo’, ik zeg). Volgende week voegt Jezus een belangrijke nuance toe: vergeving
schenken. Dat horen we telkens opnieuw te doen, zonder ongeduld, zo vrijgevig als
God voor ons is. (Matteüs 18, 22)
Harmonie
Vooral lijkt Jezus de blijvende verbondenheid met de Vader
te willen bijbrengen aan de leerlingen, met het oog op zijn eigen dood en
verrijzenis. De leerlingen blijven niet verweesd achter. Ze zullen aan de Kerk
bouwen, met hun eigen handen, en daarbij steeds weer de kracht van God ervaren.
“Als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is,
dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren.” (Matteüs 18, 19)
Eensgezindheid is daarbij essentieel (in het Grieks: ‘sumfoonèsoosin’, samen klinken).
Als in een symfonisch orkest horen ze telkens te klinken in één akkoord,
harmonisch. We kunnen helaas niet zeggen dat de Wereldkerk eensgezind is. Wel kunnen we in gemeenschappen eensgezind bidden.
Het hoeven immers geen grote groepen te zijn die bidden. De oprechtheid van het gebed in zijn Naam maakt of kraakt een bede. Jezus herhaalt zijn aankondiging en gaat een stap verder: “Waar twee of drie mensen in mijn Naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” (Matteüs 18, 20) Twee of drie mensen, meer is er niet nodig: dan zal Christus in hun midden zijn. Het aantal mensen die bidden beïnvloedt de luistervaardigheid van God en de tegenwoordigheid van Christus niet. Op voorwaarde uiteraard dat ze bidden in zijn Naam: dat ze Jezus betrekken in hun gebed en bijgevolg als Gods Zoon bevestigen.
Verhoring
God verhoort hen als ze ten dienste van God leven, vragen om het goede (Matteüs 7, 11), met de beste bedoelingen (niet uit trots of eigenbelang, Johannes 4, 3) en op de juiste wijze. (Lucas 18, 1 – Efeziërs 6, 18) Wanneer men om een vis vraagt (in het Grieks: ‘ichtun’, vis), dan zal God geen slang toewerpen. (Matteüs 7, 10) Ichtus verwijst naar het geloof, naar Jezus Christus, de Gods Zoon en Redder. Dat geeft aan in welke categorie de vragen zich bij voorkeur situeren. Zo zal het terecht weinig nut hebben om te bidden dat je de eerste prijs in de loterij mag winnen.