Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

05 september 2023

Heikele kwesties (9-10 september 2023)

Jezus spreekt over zonde dit keer. Een gevoelig onderwerp: zonde is niet ‘in’. Dat was ooit anders. Ik hoor hoogbejaarden vaak zeggen dat er toen te veel aandacht aan werd geschonken door de Kerk, op het obsessieve af. De oude liturgie was ook doorspekt met schuldbelijdenissen. Nu hebben veel christenen een problematische relatie met zonde, biecht en boete. De slinger is de andere kant op gezwaaid. Ooit vinden we hopelijk een evenwicht. Even terug naar de bron. Wat zegt Jezus hierover? En wat zegt Hij niet?

Zonde

Jezus roept de christengemeente alvast niet op om op zoek te gaan naar zonden bij anderen. Het is al te vaak zo geïnterpreteerd helaas. “Als één van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen aanspreken.”, zegt Jezus. (Matteüs 18, 15) Zonde mogen we hier zeker opvatten als ‘tekortschieten’ (in het Grieks: ‘hamartèsè’).

Jezus zegt heel uitdrukkelijk ‘tegen jou’ (in het Grieks: ‘eis se’). Niemand krijgt van Jezus vrijgeleide om zich te gedragen als farizeeërs. Hier gebruik ik bewust de pejoratieve meervoudsvorm. Wie zichzelf beschouwt als een religieuze politieagent en zich die autoriteit toekent, die is hovaardig. De moraalridder gaat vooral zelf in de fout. Het aanwijzen van anderen staat haaks op Jezus’ Boodschap: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen werpen.’ (Johannes 8, 7) Mogen we medegelovigen oproepen om de juiste weg te bewandelen volgens Jezus? Dat zeker. (Lucas 22, 32)

Jezus en Paulus

In de brieven wordt Jezus’ boodschap aangescherpt tot ‘elkaar vermanen’. (Kolossenzen 3, 16 – 2 Tessalonicenzen 3, 13-15) Het 'elkaar aanspreken' blijft niet langer beperkt tot een occasioneel interpersoonlijk gebeuren. Het samenleven in een christelijke gemeenschap blijkt toch een stuk moeilijker in de praktijk… (Galaten 1, 6-8 – 2 Korintiërs 13, 11 – 2 Tessalonicenzen 3, 6) Let wel: iemand aanspreken op een tekortkoming mag nooit voortkomen uit bemoeizicht. Jezus gaat uit van ieders goede bedoelingen, en Paulus volgt Hem daarin. Die premisse blijft overeind.

In een geloofsgemeenschap kan je anderen niet ‘scannen’ op hun intenties. Paulus verneemt met veel verontwaardiging dat zijn prediking vervaagt en dat allerlei alternatieve theorieën ontstaan. (Galaten 3, 1-5) Dat is een fenomeen van alle tijden. Bijna twintig eeuwen kerkgeschiedenis liegen er niet om…

Macht

Jezus heeft zijn apostelen wel degelijk de macht gegeven om ‘te binden en te ontbinden’. (Matteüs 18, 18) Wat ze op aarde bindend verklaren, zal ook in de hemel bindend zijn. (Matteüs 16, 19). Op voorwaarde dat de Boodschap wordt gerespecteerd uiteraard. Zo is Jezus zelf niet altijd mild geweest voor mensen met goede bedoelingen. De rijke jongeling wil graag volgeling worden en handelt volgens de geboden, maar toch ontbreekt het hem aan iets: hij kan zijn rijkdom niet achterlaten. Jezus schenkt hem geen dispensatie. Hij stelt met teleurstelling vast dat de jongeman er niet klaar voor is, meer niet. (Lucas 18, 18-26)

De leerlingen worden tegelijk aangespoord tot voorzichtigheid: men wordt geoordeeld naar de gestrengheid waarmee men zelf heeft geoordeeld. (Matteüs 7, 1 – Romeinen 2, 1) Met andere woorden: wie hoge eisen aan anderen oplegt, zal er zelf ook aan moeten voldoen. Oordelen is geen sinecure: we zijn beperkt in onze kennis, onze waarneming en bijgevolg ook in ons oordeelsvermogen. (Johannes 7, 24) Daar moeten we ons als christenen telkens weer bewust van zijn. De Liefde staat voorop, niet onze menselijke gedachten.

Ideaal

Jezus vertrekt in zijn verkondiging vanuit het hoogst mogelijke: vanuit waar de mens toe in staat is wanneer hij of zij zich ten volle toelegt op de goedheid. Daardoor kan zijn visie aanvoelen als idyllisch. Onterecht. Jezus legt de lat hoog, maar niet onmenselijk hoog. Hem volgen, vergt een totaalengagement. Zichzelf klein maken en worden als een kind: dat is het richtpunt. (Matteüs 18, 4) Uitblinken in onschuld, niet vals zijn, er geen dubbele agenda op na houden: dat zoekt Jezus in de mens. Openheid en oprechtheid. Hij zet zijn uitspraak kracht bij door plechtig zijn autoriteit te beklemtonen: “Ik verzeker jullie…” (in het Grieks: ‘amèn’, het is zo, waarlijk; en ‘legoo’, ik zeg). Volgende week voegt Jezus een belangrijke nuance toe: vergeving schenken. Dat horen we telkens opnieuw te doen, zonder ongeduld, zo vrijgevig als God voor ons is. (Matteüs 18, 22)

Harmonie

Vooral lijkt Jezus de blijvende verbondenheid met de Vader te willen bijbrengen aan de leerlingen, met het oog op zijn eigen dood en verrijzenis. De leerlingen blijven niet verweesd achter. Ze zullen aan de Kerk bouwen, met hun eigen handen, en daarbij steeds weer de kracht van God ervaren. “Als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren.” (Matteüs 18, 19) Eensgezindheid is daarbij essentieel (in het Grieks: ‘sumfoonèsoosin’, samen klinken). Als in een symfonisch orkest horen ze telkens te klinken in één akkoord, harmonisch. We kunnen helaas niet zeggen dat de Wereldkerk eensgezind is. Wel kunnen we in gemeenschappen eensgezind bidden.

Het hoeven immers geen grote groepen te zijn die bidden. De oprechtheid van het gebed in zijn Naam maakt of kraakt een bede. Jezus herhaalt zijn aankondiging en gaat een stap verder: “Waar twee of drie mensen in mijn Naam samen zijn, daar ben Ik in hun midden.” (Matteüs 18, 20) Twee of drie mensen, meer is er niet nodig: dan zal Christus in hun midden zijn. Het aantal mensen die bidden beïnvloedt de luistervaardigheid van God en de tegenwoordigheid van Christus niet. Op voorwaarde uiteraard dat ze bidden in zijn Naam: dat ze Jezus betrekken in hun gebed en bijgevolg als Gods Zoon bevestigen. 

Verhoring

God verhoort hen als ze ten dienste van God leven, vragen om het goede (Matteüs 7, 11), met de beste bedoelingen (niet uit trots of eigenbelang, Johannes 4, 3) en op de juiste wijze. (Lucas 18, 1 – Efeziërs 6, 18) Wanneer men om een vis vraagt (in het Grieks: ‘ichtun’, vis), dan zal God geen slang toewerpen. (Matteüs 7, 10) Ichtus verwijst naar het geloof, naar Jezus Christus, de Gods Zoon en Redder. Dat geeft aan in welke categorie de vragen zich bij voorkeur situeren. Zo zal het terecht weinig nut hebben om te bidden dat je de eerste prijs in de loterij mag winnen.