In de reclamewereld weet men als geen ander hoe men de
dingen mooi en aanlokkelijk moet verwoorden. De woordkeuze is heel belangrijk:
het moet goed bekken. Er wordt soms humor gebruikt, of verleiding. Of men
speelt in op de verbeelding. Jezus wil zijn Boodschap niet ‘verkopen’. Hooguit
gebruikt Hij een beeldspraak of een parabel, maar nooit ten koste van de waarheid.
Dat zijn Boodschap soms bevreemdend of schokkend kan aankomen, is voor Jezus
geen bekommernis.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Gemor
Er klinkt gemor (‘gonggudzoosin’ in het Grieks: klagen, mopperen, konkelfoezen, koeren als duiven). “Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem.”, heeft Jezus net verkondigd. (Johannes 6, 56) De reacties zijn misprijzend: “Dit gaat te ver! Zoiets zeg je toch niet? Daar valt niet naar te luisteren!” (Johannes 6, 60) Het zijn dit keer niet de farizeeën of Schriftgeleerden die morren, maar leerlingen van Jezus. Er is muiterij in de eigen rangen.
Het is een ernstig voorval: sommige leerlingen willen Jezus een
vorm van censuur opleggen. Hij mag sommige dingen niet meer zeggen omdat ze afstotend
klinken. De beeldspraak van lichaam en bloed wordt niet gesmaakt. Wansmakelijk
vinden sommige volgelingen van Jezus het. Maar zal Jezus zijn lichaam niet
opofferen aan het kruishout en zal zijn bloed niet vloeien alvorens Hij zal
verrijzen op de derde dag?
Weggaan
Jezus weet dat er gemor klinkt. “Ergeren jullie je hieraan?”,
vraagt Hij, rechttoe rechtaan. (Johannes 6, 61b) Wat willen ze dan? Willen ze
misschien een wonder om zeker te zijn dat Hij de Messias is? Zijn woorden zijn
immers hard en onaangenaam om te beluisteren, en dat zijn ze van Jezus tot nog
toe niet gewend. Jezus volgen is plots niet zo vrijblijvend meer. Daar wringt
het schoentje. Het gaat niet over de verpakking, maar over de inhoud.
Jezus legt de vinger op de wonde: “Wat ik jullie zeg is vol
van Geest en leven. Maar sommigen van jullie geloven niet.” (Johannes 6,
63b-64a) Dat blijft niet zonder gevolg: veel leerlingen gaan weg en zullen Hem
niet langer volgen. (Johannes 6, 66) Het is een drastisch besluit. Jezus vraagt
teveel van hen. Zijn boodschap is niet aaibaar genoeg, niet maakbaar genoeg. Ze
zullen hun heil elders zoeken, waar er minder luisterbereidheid en aanpassing van hen wordt gevraagd.
Tekst, taal en tijd
De reactie van de morrende leerlingen is op zich heel
menselijk, en van alle tijden bovendien. Ook nu leggen wij de Boodschap soms een
vorm van censuur op. Sommigen mijden bewust bepaalde passages of beperken zich tot
enkele ‘highlights’. Anderen houden vast aan een interpretatie van een passage,
ook als die de tekst weinig eer aandoet. Er wordt ook al te vaak naar verzen
gezocht die bij een mening passen, zonder rekening te houden met de verzen die
die visie tegenspreken. Het evangelie van deze zondag is nochtans heel duidelijk:
de boodschap is niet kneedbaar. Dan maak je hem stuk.
Soms hoor ik mensen beweren: “Ik lees zoals het er staat, heel simpel.” Dat is helaas een waanbeeld. Het kan helemaal niet, tenzij je vlot Hebreeuws en Grieks kan lezen én je ten volle vertrouwd bent met de tijdsgeest en de symboliek en beeldspraak van Jezus’ tijd. We lezen een vertaling en we leven in een compleet andere tijd: we interpreteren dus altijd. Dat levert een lastig dilemma op: hoe rekbaar is het Verhaal?
Verdieping
Hoe komen we zo dicht mogelijk bij
Jezus’ Boodschap vanuit het hier en nu? Het antwoord ligt wellicht in een
actieve combinatie van spiritualiteit, lectuur, bijleren en beleven. En nooit
oogkleppen opzetten. Het vraagt engagement.
Terug naar Jezus, die op een eerste breekpunt gekomen is in zijn verkondiging. Hij vraagt aan de twaalf overgebleven leerlingen of zij ook van plan zijn om te vertrekken. (Johannes 6, 67) Hij vraagt het ook aan ons. “Naar wie zouden we anders moeten gaan, Heer?”, antwoordt Petrus. (Johannes 6, 68b) Bij momenten kan Petrus een bullebak zijn, maar soms is hij ontzettend wijs en ontwapenend. Zijn woorden mogen een inspiratie zijn voor ons.