“Yaraatje, wil je nog een beetje frietjes bij je vleesje?”,
hoorde ik een mama vragen aan haar dochter. Een jaar of vijf was het meisje. Of "prinsesje", zoals ze vleiend werd genoemd. Maatschappelijk
hebben we ons de neiging toegeëigend om alles te verleuken en naar ons toe te trekken. Onder het mom van meer persoonlijke nabijheid is daar paradoxaal genoeg onderhuids wellicht ook een grijpreflex aanwezig bij momenten. Het kan een
uiting van controle zijn: de ander toeëigenen. Achter goedbedoelde en schijnbaar onschuldige drempelverlaging kan dus een egocentrische motivatie schuilen.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Beheersen
Dat is precies wat Jezus meemaakt in het evangelie. Hij doet een hoogtheologische uitspraak over zijn Vader, over Zichzelf en over Gods heilsplan met de wereld: “Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat Ik hen op de laatste dag laat opstaan.” (Johannes 6, 40)
De toehoorders luisteren met verbazing en begrijpen niet wat Hij bedoelt. Waarom verbindt deze Mens de Wil van de Vader aan zijn eigen bestaan? “Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder zijn? Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald?” (Johannes 6, 42) ‘Hij is toch maar één van ons? Waarom doet Hij zo gewichtig?’
Deze opmerkelijke beheersingsreflex doet zijn intrede in het verhaal. Het menselijk verstand zoekt naar structuur en wil begrijpen: grip krijgen op de realiteit om haar te kunnen beheersen. De rede aanvaardt geen losse eindjes. Daarnaast eist het ego zijn plaats op, met als gevolg: profileringsdrang. Dan wordt er gecompenseerd. Dat doen de aanwezigen: ze herleiden Jezus tot welomlijnde proporties.
Schattig
Eigenlijk is dat ook wat Yaraatje overkomt. Ze is klein, alles om haar heen is te groot: de stoel waar ze op zit, de tafel waar haar bord op staat, zelfs de stukken vlees op haar bord. Haar mama maakt alles om haar dochtertje heen kleiner en schattiger, misschien om haar te beschermen tegen de harde realiteit waar mama geen vat op heeft. Zo is er hopelijk meer harmonie voor Yaraatje, een harmonie vol ‘verkleinwoordjes’.
In deze beschermende reflex is echter betutteling nooit ver weg. Er hangt meteen een roze wolk om Yara heen, alsof het leven één groot pretpark hoort te zijn. Voor Yara worden de dingen om haar heen niet kleiner omdat mama ze verkleind benoemt. De realiteit blijft voor Yara even groot en bij momenten overweldigend wellicht. Maar is daar iets mis mee?
Verkleinwoorden en betutteling hebben algauw een beklemmend effect. Wanneer we de ander betuttelen, dan wijzen we die ander - gewild of ongewild - een ondergeschikte plaats toe, sterker nog: we dreigen hem of haar tot object te herleiden, tot ‘iets’ dat wij beheersen, terwijl de ander te allen tijde ‘iemand’ hoort te zijn en te worden. Een subject, met ademruimte en groeiruimte.
Sta me toe een omweg te nemen. Een uitweiding. Acteur Wim Willaert hoorde ik ooit zeggen: “Je moet niet kinderachtig spreken tegen kinderen.” (zie ook: artikel) Volgens mij heeft hij een punt, al is hij wel héél consequent daarin. Toch denk ik dat een volwassene beter blijft wie zij of hij is en geen rolletje speelt, geen kind wordt onder de kinderen. Dan blijf je immers geloofwaardig. Zoek aanknoping met een kind vanuit je volwassenheid: het is veel authentieker. Een kind beschouwt je immers als een volwassene. Misschien wordt in dit discours te ver doorgedacht. Voel je vrij om het oneens te zijn.
Kleineren
Bij het benaderen van bejaarden bestaat trouwens een zelfde reflex. “Irma, meiske, we
gaan je schoentjes uitdoen en je beentjes in je bedje helpen.” Irma heeft in
haar tienerjaren een oorlog meegemaakt, dan vier kinderen op de wereld gezet, en
is trouw bij haar man gebleven, die eigenlijk een smeerlap en een dronkaard was. Irma
heeft dus recht op haar waardigheid, op het beetje fierheid dat haar nog rest. Misschien ziet ze er schattig
uit. Maar dat is invulling van degene die haar aanspreekt. Hier raken we aan de
essentie van een ongelijkwaardige relatie. Is haar gevraagd of zij dat wel goed vindt?
Een ander voorbeeld. Mijn grootmoeder (zaliger) moest revalideren. Ze werd naar een zaal gebracht en daar werd haar gezegd: “Kom, we gaan een beetje met de bal spelen. Je mag gooien naar wie je wil.” Ze gooide meteen terug naar de begeleider en antwoordde: “Ik speel al zeventig jaar niet meer met een bal. Ik ga terug naar mijn kamer.” Dat werd omschreven als opstandig gedrag. Onterecht. De volgende keer heeft men haar uitgelegd dat men haar spierfunctie en coördinatie wou verbeteren door gericht met een bal te gooien. Dat vond ze wel goed. Gelijk had ze. Ik had precies hetzelfde gedaan. Dit terzijde.
Betuttelen is (vaak onbedoeld) kwetsend en vernederend doordat je de ander niet voldoende in zijn of haar eigenwaarde waardeert. Kleineren is onderwaarderen, omlaag drukken. Die zelfwaarde is juist zo precair bij kwetsbare bejaarden. Maar even goed bij kinderen.
Kritische bemerkingen
De filosoof Jean-Paul Sartre waarschuwde ons al voor het
objectiveren van de ander, want dat is eigenlijk een ontkenning van het
volwaardig menszijn van de ander. (Sartre schreef midden in de Tweede Wereldoorlog
zijn hoofdwerk “L’être et le néant”. In die periode zijn voorbeelden genoeg te
vinden van zelfverheffing en van kleineren en vernederen.)
Nu kan je Yaraatje en haar mama uiteraard niet zomaar herleiden tot een objectivering van de ander. Toch is die tendens nooit ver weg. Wanneer Yaraatje te pas en te onpas een ‘prinsesje’ wordt genoemd, is dat dan een erkenning van haar diepste zijn? Of schuilt er een onredelijke projectie achter? Of erger nog: een verwachtingspatroon? Wanneer er in kindertaal tot haar wordt gesproken, wordt ze dan uitgenodigd om zich te ontwikkelen, om groot te worden? Het zijn kritische bemerkingen die de tijd en de ruimte verdienen om er bij stil te staan. Vandaar de uitweiding daarnet. Maar nu terug naar het evangelie.
Respect
Jezus merkt dat hij door zijn toehoorders niet aanvaard wordt voor wie Hij is. Hij maant hen aan om niet te protesteren, maar om juist aandachtiger te luisteren. Om zijn woorden ernstig te nemen en er over na te denken. Om Hém eindelijk serieus te nemen als de Zoon van God. (Johannes 6, 43) Jezus vraagt respect, maar dat krijgt Hij niet. Ze herleiden Hem tot iets, namelijk: ‘de zoon van Jozef’, een man die ze als jongetje hebben zien opgroeien. (Johannes 6, 42) Ze ontkennen zijn Goddelijke identiteit en kijken op Hem neer vanuit hun eigen zelf-aangemeten grootheid. Een gelijkaardige herleiding zal resulteren in Jezus' dood op het kruis.
God kent ons als geen ander. We hebben de neiging om mensen te labelen. Zelfs de Zoon van God kreeg labels opgekleefd: Hij was een bedreiging, Hij sprak godslasterlijk. Koste wat kost moest dat bewezen en bestraft worden. In polemiek blijft de waarheid vaak niet lang overeind en raakt ze overwoekerd door vooroordelen en verwijten. Jezus vraagt om respect, maar krijgt het niet van de toehoorders. Zelfs een deel van de volgelingen zal Hem in de steek laten omdat ze niet kunnen of niet willen begrijpen wat Jezus bedoelt. (Johannes 6, 66) Staan wij open voor de woorden van Jezus? Of houden we het liever bij een selectie van verzen die ons aanspreken?
Laten we ons steeds meer bewust worden van onze verstandelijke en ego-gestuurde neiging tot hokjesdenken en tot labelen van anderen. Laten we een naïeve en ongerepte openheid en onbevangenheid levend houden in onze omgang met al onze medemensen, en met God.