Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

24 september 2024

"Hij mag niet meedoen" (28-29 september 2024)

"Dat mag niet, dat is niet eerlijk."  Kinderen zeggen het vaak en meestal met een irritant zeurderig stemmetje. Ook volwassenen maken de fout om al te vormelijke voorkeuren meer gewicht toe te kennen dan de essentie, wat er echt toe doet. Authenticiteit is niet altijd populair. Mozes én Jezus reageren allebei op geklaag en geneuzel. Het blijft een aandachtspunt, ook in onze Kerk, hier en nu: met echtheid en oprechtheid staat of valt de verkondiging van de Boodschap. En iedereen heeft daar een hoogst persoonlijke taak in!

Geklaag

Het Volk klaagt onderweg in de woestijn steen en been. Er was heerlijke vis in Egypte en komkommers en watermeloenen, en prei, uien en knoflook. In de woestijn is er enkel manna. Mozes kan het niet meer aanhoren. Hij vraagt God om hulp. (Numeri 11, 5 en 13-14) De Heer gaat in op zijn vraag: zeventig oudsten mogen in de ontmoetingstent samenkomen: zij zullen ceremonieel aangesteld worden als opzichters. (Numeri 11, 16) En zo gebeurt het: de Heer daalt neer in een wolk en spreekt tot Mozes. Hij legt een deel van de Geest die op Mozes rust op de zeventig oudsten. (Numeri 11, 25-29) Zij mogen het volk mee leiden naar het Beloofde Land en het Woord van God verkondigen.

Nu blijkt dat Eldad en Medad aan het profeteren zijn in het kamp, terwijl ze niet in de tent aanwezig waren. Meteen is er verontwaardiging: “Dat mag niet!” Sterker nog: Mozes moet het verbieden volgens Jozua, die Mozes’ rechterhand is! (Numeri 11, 27-28) Waar mensen samen zijn, daar is algauw gekibbel. Mozes moet niets weten van de kleingeestige bemoeizucht: hij zou niets liever willen dan dat héél het Volk van de Heer profeteert. (Numeri 11, 29)

Doe het zelf

Mozes raakt een gevoelige snaar. Mensen schuiven verantwoordelijkheden graag door aan leiders. Dat geeft de vrijheid om volop te kunnen klagen en de schuld voor alles bij die leider te leggen. Mozes wijst hen terecht op hun eigen verantwoordelijkheid, hun eigen rol in de heilsgeschiedenis.

Het Woord is niet enkel voor priesters en profeten bestemd, maar voor iedereen. De Heer werkt niet volgens een klassensysteem. Iedereen heeft een taak in het geheel en moet zijn of haar eigen deel opnemen in de gemeenschap.

Uitsluiting

Ten tijde van Jezus doet zich een gelijkaardig conflict voor. Iemand die Jezus niet volgt blijkt duivels uit te drijven in Jezus’ naam. De leerlingen hebben getracht om het te beletten, maar tevergeefs. En hij wil zich niet aansluiten bij de volgelingen. De leerlingen willen dat Jezus ingrijpt. (Marcus 9, 38) Jezus reageert verrassend: “Belet het hem niet. Wie niet tegen ons is, is voor ons.” (Marcus 9, 39)

De leerlingen willen Jezus gebruiken als instrument in hun intolerantie. Het zal zeker niet de laatste keer zijn in de geschiedenis dat Jezus voor een karretje van zelfzucht en heerszucht wordt gespannen. Echter: het is niet de bedoeling dat mensen worden uitgesloten, maar juist dat ze zich welkom weten als volgeling.

Verbinden

‘Religare’ betekent ‘verbinden’, en niet ‘uitsluiten’. Jezus volgen is een kwestie van verbondenheid, niet van hovaardigheid. De typisch menselijke reflex om anderen te beschouwen als ‘niet van ons’ past niet in het Rijk dat Jezus voor ogen heeft. Nadat de leerlingen hebben gekibbeld wie over onder hen de eerste zal zijn en over wie beter niet bij hen hoort, krijgen ze van jezus een wijze les mee: “Zorg dat je de kracht van het geloof niet verliest in jezelf en bewaar de vrede onder elkaar!” (Marcus 9, 50)

Met andere woorden: zorg eerst dat je zélf het goede doet en het kwade laat in de plaats van jezelf te bewieroken en met de vinger naar anderen te wijzen. Geloofwaardigheid is een kerntaak voor elke christen. Sta voor wat je zegt. Leef de Boodschap voor. Verval niet in aandachttrekkerij. De rijkdom van het geloof mag niet wegroesten. (Jakobus 5, 1-3)

Licht

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze boodschap vorm gegeven in de constitutie Lumen Gentium. Volgelingen van Jezus die geen ambt opnemen, zijn geen kudde. Niet enkel herders nemen de kerntaken van de Kerk op: Christus vertegenwoordigen als priester langs het gebed, de liturgie en de sacramenten, als koning langs het bouwen aan het Rijk Gods in de wereld en als profeet langs de verkondiging. Iedereen heeft deel in de missie van de Kerk. “Gelovigen die door het doopsel in Christus zijn ingelijfd, Gods Volk zijn geworden en op hun eigen wijze deelachtig zijn aan de priesterlijke, profetische en koninklijke taak van Christus.” (Lumen Gentium 31)

De deelname in het heilswerk van de Kerk is het passend, geëngageerd en overtuigd antwoord van elke christen op zijn of haar doopsel en Vormsel. “Het apostolaat van de leken is een deelhebben aan de heilszending zelf van de Kerk; en alle worden door de Heer tot dit apostolaat bestemd door het doopsel en het vormsel.” (Lumen Gentium 32) Geloven is actief deelnemen, en niet van op de zijlijn cynisch toekijken. Leken zijn geen volgelingen van een priester die op zijn beurt volgeling is van Christus. We zijn allen direct verbonden met de verrezen Heer“Op alle leken rust derhalve de eervolle opdracht te werken voor een steeds vollediger verwezenlijking van het goddelijk heilsplan voor alle mensen van alle tijden en overal ter wereld.” (Lumen Gentium 32)

Veelheid

Wat is er dan eigen aan het ambt? Vooral de mate van engagement: wie zijn of haar leven actief toewijdt aan de Kerk, stelt zich nog meer ter beschikking van de heilstaken. In het gewijde ambt krijgt dat engagement uitdrukkelijk vorm in een wijding tot priester of diaken. In het lekenapostolaat wordt men gezonden tot een specifieke taak, weliswaar binnen het apostolisch werk van de Kerk: als leerkracht, parochieassistent, zorgpastor, gevangenispastor, ... In een Kerk met beduidend minder herders, is er meer dan ooit nood aan bewust engagement van leken.

Een wijding of zending ontvangen, betekent een voortrekkersrol opnemen door medegelovigen te enthousiasmeren, te begeesteren, in de allereerste plaats door de Boodschap voor te leven. In recente tijden zijn we pijnlijk aangebotst tegen een bijzonder rabiate vorm van kwaadwilligheid en huichelarij: seksueel misbruik en een zwijgcultuur hebben de Kerk geraakt in haar authenticiteit. Daarmee is de kern van de Boodschap geraakt. Het toont op een bijzonder pijnlijke wijze aan hoe belangrijk echtheid en oprechtheid zijn binnen de pastoraal in haar diverse vormen.

Oprecht

Welnu, we zijn allen geroepen om authentiek in ons geloof te staan en onze persoonlijke bijdrage te leveren in het apostolaat van de Kerk, die met Christus is begonnen en bestaat bij genade van de Geest. Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente. (1 Korintiërs 12, 4-7) 

Paulus legt in het daarop volgende hoofdstuk uit hoe geloof, hoop en liefde aan de grondslag liggen van alles. Maar de Liefde is het allerbelangrijkste, echt en oprecht. Ook bij Mozes en bij Jezus is dat de belangrijkste factor, en niet de vormelijke, menselijke regels en opvattingen. 

18 september 2024

De ondraaglijke leegte van prestatiedrang (21-22 september 2024)

Prestatiedrang is een overdreven vorm van gedrevenheid. Het is een gedrevenheid die toegeëigend is, waardoor het ego er onlosmakelijk in verstrengeld raakt. Waar jaloezie (naijver) en egoïsme (eerzucht) heersen, vieren wanorde (onrust) en allerlei kwaad hoogtij. Op zich is de wil om idealen in de praktijk te bereiken zeker niet slecht. Slecht wordt het wanneer de wil van het ego of negatieve idealen nagestreefd worden of wanneer de drang ten koste van anderen gaat, of ten koste van Gods heilsplan met deze wereld. Dat heilsplan is Goddelijke Wijsheid.

Verontwaardigd

In de Jakobusbrief legt de apostel uit aan de lezers waarom hij zo verontwaardigd is over hun eigengereidheid. Ze hebben de Boodschap van Christus niet begrepen. In die Boodschap ligt de Wijsheid. En die Wijsheid komt van boven en is vóór alles zuiver, verder ook vredelievend, mild en voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht. (Jakobus 3, 16-17) Sta me toe je mee te nemen doorheen een vers dat tot aan de rand gevuld is met Wijsheid.

Deze Wijsheid komt van boven, niet van beneden. De aarde wordt al te vaak bepaald door hebzucht, eerzucht en heerszucht. Bijgevolg is ook de aardse wijsheid vatbaar voor deze ‘zuchten’. Hemelse Wijsheid is dat niet, die komt van God. Dat is geen menselijk maaksel, maar een geschenk van boven.

Essentie

Jakobus analyseert deze Wijsheid en weet haar te omschrijven door haar wezenlijke eigenschappen op te sommen. Eerst en vooral is de Wijsheid zuiver, puur, smetteloos (‘hagnè’ in het Grieks: zuiver, rein, heilig; religieuze termen voor perfectie en netheid). Dat is de essentie van de Wijsheid. Vrij van smet en kwaad is de Wijsheid, onbevlekt. Deze invulling is duidelijk spiritueel: hemels, met de hemel verbonden. Minder expliciet is er ook een morele dimensie aanwezig: ze staat voor het absolute tegengestelde van het kwaad.

Deze Wijsheid is niet academisch of intellectueel van oorsprong, maar ingegeven door de Geest: ze is voor iedereen toegankelijk. Deze Wijsheid vereist geen zware theoretische onderbouw, maar spreekt voor zich. Dat neemt niet weg dat we ons kunnen verdiepen in die Wijsheid. Maar we wéten diep vanbinnen al wat hoort en wat niet, wat edel en wat ongemanierd is, wat zuiver is en wat niet. Deze zuiverheid is essentieel: zonder zuiverheid wordt de Wijsheid troebel en onduidelijk.

Basis

Vanuit die zuiverheid ontstaan drie basishoudingen die eigen zijn aan de Wijsheid. Vooreerst is de Wijsheid te allen tijde vredelievend (‘eirènikè’ in het Grieks: gericht op de vrede). Er ontspringt uit haar een voortdurende wil om vrede te stichten, desnoods door zelf opofferingen te doen om die vrede te kunnen bewaren. Wanneer een mens hemelse Wijsheid nastreeft, dan zal hij of zij in vrede kunnen samenleven met anderen: het is een logisch gevolg. Bijgevolg leidt godsdienst niet tot onvrede: indien ze gestoeld is op de Wijsheid, brengt ze alleen maar vrede voort. Wanneer godsdienst een bron van geweld wordt, is ze losgerukt van de Wijsheid en ten onrechte vastgemaakt aan menselijke prestatiedrang.

In de Wijsheid huist ook zachtmoedigheid (‘epi-eikès’ in het Grieks: mild, zacht, passend). Ze brengt geen hardheid en rigiditeit, maar juist zachtheid.

Verder komt uit de Wijsheid ook redelijkheid voort (‘eupeithès’ in het Grieks: meewerkend, inschikkelijk, toegeeflijk). In de Wijsheid is geen ruimte voor koppigheid, somberheid of zuurheid. Dat zijn vruchten van het ego. Integendeel: de Wijsheid is voor rede vatbaar en staat open voor nieuwe kansen en mogelijkheden, door toegevingen te doen en het eigenbelang opzij te schuiven in het voordeel van het algemeen goed.

Daden

Daarna wordt het daadwerkelijk karakter van de Wijsheid door Jakobus onder woorden gebracht. Hoe zie je die wijsheid in de praktijk vorm krijgen? Welnu, vooreerst is ze vol van ontferming (‘ele-oes’ in het Grieks: begrip, medelijden), en wel tot ver voorbij onwetendheid, schuld en zelfs slechtheid bij anderen. De Wijsheid sluit zich ook nooit af voor wie hulpbehoevend zijn, maar zal hen juist helpen en bijstaan. God is immers genadig en vol van ontferming, en van Hem komt de Wijsheid uit.

Daarnaast is ze vol van goede vruchten (‘karpoon agatoon’ in het Grieks: goede vruchten, vruchten van goedheid) en plant ze deze in het hart van mensen, waardoor ze duidelijk zichtbaar en meteen herkenbaar wordt in concrete daden.

Vruchten

Twee van deze goede vruchten worden duidelijk vernoemd daarna. Het zijn vruchten die eenheid en vereniging nastreven: een hemels component. Aards, menselijk denken en handelen leiden immers al te vaak tot verdeeldheid. Jakobus drukt deze vruchten uit in een omgekeerd-negatief, waardoor het negatieve, waar de vrucht tegenover staat, ook duidelijk in beeld komt. Beide negatieven eindigen op ‘kritos’, op verdeeldheid (‘krinein’ in het Grieks: verdelen, opsplitsen).

Voor de vrucht van standvastigheid wordt ‘on-bevooroordeeld’ gekozen (‘adiakritos’ in het Grieks). De vrucht van de eerlijkheid wordt benoemd als ‘on-geveinsd’ (‘anupokritos’ in het Grieks).

De twee vruchten vernoemt Jakobus omdat ze onmisbaar zijn. Wanneer alle voorgaande kenmerken aanwezig zijn, maar zelfs één van deze twee vruchten ontbreekt, dan wordt de zuiverheid toch ongedaan gemaakt. De wijsheid kan zelfs ongewild en onbedoeld gecorrumpeerd worden door het ego. Dit kan niet voldoende beklemtoond worden. 

Niet alle goede bedoelingen leiden tot de Wijsheid. Niet alle goede bedoelingen zijn zuiver. Wanneer er prestatiedrang ten kwade in ons denken, spreken en handelen vermengd raakt, dan worden ze ijdel: op zichzelf gericht en bijgevolg zinloos. Ziedaar de ondraaglijke lichtheid van prestatiedrang. Zonder de Wijsheid is ze vluchtig, nietig en onnodig. Verloren energie.

De vruchten van de Geest worden veel uitgebreider opgesomd door Paulus in de Galatenbrief: De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. (Galaten 5, 22-23a) Ze sluiten naadloos aan bij de uiteenzetting van Jakobus.

De eerste, de beste

Wat zegt Jezus over hemelse Wijsheid en menselijke prestatiedrang? De leerlingen spreken onderling over wie de grootste is in belang, in aanzien, in macht. Meteen wanneer Jezus hen aanspreekt, op een luchtige wijze zelfs, beseffen ze dat ze zwaar in de fout zijn gegaan. Dit is ‘not done’ als volgelingen van Jezus. (Marcus 9, 33-34)

Jezus gaat zitten om een antwoord te geven. Dit zal tijd vragen. Het is te belangrijk om er van weg te kijken. (Marcus 9, 35) Wie Jezus wil volgen, mag zich niet afvragen of hij of zij belangrijk zal zijn, laat staan de eerste en belangrijkste. Dat is precies wat Jakobus in zijn brief bedoelt met het gevaar van jaloezie en egoïsme. (Jakobus 3, 16) Deze emoties trekken ons naar beneden en ze zitten bijzonder diep in ons geworteld.

Godsdienst, het dienstbaar leven voor God, zou nooit door negatieve prestatiedrang vervormd mogen worden. Dan wordt de Boodschap immers persoonlijk opgeëist en vastgegrepen, wat leidt tot allerlei vormen van radicalisme. Het is steeds nefast voor de Boodschap zelf. Dat illustreren ten tijde van Jezus de farizeeën al. De enige aanvaardbare prestatiedrang mag het realiseren zijn van de hemelse wijsheid: de laatste willen zijn en de meest dienstbare.

Een kind

Jezus pakt een kind op en zet het op zijn schoot. Dat kind staat voorbeeld voor wie opgenomen moet worden in het midden van de apostelen. (Marcus 9, 35-37) Geïdealiseerd is een kind deels onwetend, onervaren, onschuldig, nog niet volwassen. Het staat onbevangen open om te leren en is ontvankelijk voor nieuwheid: “Wat is dat? Waarom is dat zo? Hoe werkt dat?” 

Het beste kunnen wij onbevooroordeeld en kinderlijk naïef zijn om in Gods genade zijn Wijsheid te ontvangen. Dan staan we immers volledig open voor de nieuwheid van de heilige Geest, en zijn onze perceptie en ontvankelijkheid niet vervormd door eigenbelang. 

11 september 2024

Geloven: de daad bij het Woord voegen (14-15 september 2024)

Beweren dat je gelooft, maar enkel in overtuiging en niet in praktijk, is zinloos. Je kan net zo goed zeggen dat je een nudist bent van overtuiging, maar dat niet praktiseert en dat je zodoende drie truien en twee broeken boven elkaar draagt. Wanneer je in de praktijk je overtuiging niet bevestigt en bekrachtigt, wanneer je woorden en daden niet in het verlengde liggen van je overtuiging, dan is je overtuiging een lege doos, een holle frase. Dat klinkt heel streng. Jezus is erg duidelijk wat dit betreft: half werk is geen werk.

Alles of niets

Wanneer je als christen iemand ontmoet die honger en kou lijdt, en je geeft de raad: “Hou je goed warm en eet voldoende” (Jakobus 2, 16), maar je biedt niets aan om daartoe te helpen, dan is je uitspraak niet alleen nutteloos, eigenlijk is ze zelfs een belediging, niet enkel voor je overtuiging, maar ook voor de ander, die hoopt op hulp. Jakobus zegt kort maar krachtig: “Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden, dan zal ik je door mijn daden tonen dat ik geloof.” (Jakobus 2, 18b) Jezus zegt hierover in een andere context: “De Wijsheid wordt door haar handelingen in het gelijk gesteld. (Matteüs 11, 18)

Nu zijn er eindeloos veel manieren om te handelen naar je geloof. Er is keuze in overvloed, waardoor legitieme uitvluchten schaars zijn. En wie heeft er zoal hulp nodig? Welnu: wie honger heeft en dorst, wie vreemd is, wie geen geld heeft voor kleren, wie ziek is of gevangen. (Matteüs 25, 35-36) Liefdadigheid krijgt bij die opsomming een veel zwaardere lading door Jezus zelf: al wat je doet voor één van de geringsten van de broeders en zusters van Jezus, dat doe je voor Hem. (Matteüs 25, 40) En wat je pertinent weigert te doen, doe je dus ook tekort aan Jezus. Dat is niet min.

Niet mijn werk

Het uitbesteden van liefdadigheid is geen blijk van geloof. In onze welvaartstaat wordt de indruk gewekt dat die welvaart vanzelfsprekend is en dat de overheid moet instaan voor de juiste verdeling van die welvaart. Voor velen ligt de focus bovendien vooral op het vrijwaren van de eigen voordelen. Voor de duidelijkheid: beide indrukken zijn vals. Welvaart is niet vanzelfsprekend, net zo min als vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid. Er is heus niet zo veel nodig om het wankele evenwicht ernstig te verstoren. En liefdadigheid, dat is de taak van iedereen, zonder enige uitzondering.

Ook het wegnuanceren van hulpbehoevendheid is absoluut geen getuigenis van geloof. Wie bijvoorbeeld beweert dat vreemdelingen hun plan moeten trekken of dat gevangenen het aan zichzelf te danken hebben, gaat fundamenteel voorbij aan het dubbelgebod van de Liefde, namelijk: God lief te hebben met heel ons hart, onze ziel en ons verstand, én: onze naaste lief te hebben als onszelf. (Matteüs 22, 37-39) Wanneer je een noodlijdende een aalmoes weigert, dan spreken je daden je geloof immers ontegensprekelijk tegen. Jezus is hier glashelder over: ook Hém wordt dan tekort gedaan. En toch blijft het een ontzettend moeilijk onderwerp. En toch blijft er een grote ongelijkheid bestaan, dichtbij en wereldwijd.

Ook gebed en liturgie zijn zonder naastenliefde een compleet zinloze bezigheid. Het is een navolging van de farizeeën, niet van Jezus. Omgekeerd is het ook waar: gedreven naastenliefde is geen geloofsdaad wanneer aan God geen lof, eer en dank wordt gebracht. Het is het dubbelgebod van de Liefde dat deze twee steunpilaren van ons geloof samenbrengt: gebed en daden, ora et labora. God liefhebben én je naaste. Je naaste liefhebben én God.

Plichtsbesef

Naastenliefde is een opoffering. Aan ons geloof is een offerkarakter verbonden. Wanneer Jezus vertelt hoe Hij zal lijden, sterven en verrijzen, tracht Petrus Hem ervan te overtuigen om die weg niet te kiezen. Jezus wijst hem daarna heel streng terecht. (Marcus 8, 31-32) Petrus laat zich immers leiden door menselijke overwegingen, niet door God. (Marcus 8, 33) 

Jezus kent immers zijn opdracht, Hij kent zijn plicht. Zijn offer is zoveel keren groter dan wat van ons wordt verlangd. Deze Boodschap verkondigt Jezus nadat Hij een menigte van brood heeft voorzien en een blinde heeft genezen. Jezus bekommert zich om de mensen. Gods Zoon leeft op aarde de naastenliefde voor ons voor. Duidelijker kan God niet zijn, toch?

Daarbij verwacht Jezus geen roem. Wanneer Petrus erkent dat hij in Jezus de Messias erkent, vraagt Jezus om daar niet over te spreken (Marcus 8, 29b-30), niet voordat Hij het kruishout heeft gedragen. Dan pas is de verkondiging van de Boodschap voltooid. Ook wij horen ons niet te roemen op één of andere goede daad: de slotsom van wat we hebben gedaan zal iets vertellen over ons geloof. De Nieuwe Bijbelvertaling legt een nuance in een voorheen vernoemd citaat: “De Wijsheid wordt door héél haar optreden in het gelijk gesteld. (Matteüs 11, 18) Daarom mogen Petrus en de leerlingen nog niets zeggen. Het kruis zal het grootste getuigenis zijn. En laat het zaterdag net het feest van de Kruisverheffing zijn. (Voor de lezingen van het feest: klik hier)

Christen zijn heeft niets van doen met rijkdommen verzamelen, tenzij dan geestelijke rijkdom: wijsheid die Goddelijk is. De diepste vervulling van ons menszijn kunnen we niet vasthouden omdat het niet tastbaar is. Aan het einde van onze aardse bestaan kunnen ons nergens aan vastklampen, behalve aan de Heer. Rijkdom, roem en macht zijn vergankelijk. Bijgevolg heeft ons leven maar zin gehad in de mate dat we iets hebben betekend voor anderen en in de mate dat we God trots hebben gemaakt door overtuigd mee te bouwen aan zijn Rijk. 


PS. Voor de vergelijking in de inleiding moet ik eerlijkheidshalve verwijzen naar de boeiende colleges van (inmiddels emeritus) professor Terrence Merrigan (KU Leuven, dogmatiek), die de kwestie van overtuiging hiermee op scherp stelde. 

03 september 2024

Wonderen en wij: een zoektocht naar betekenis (7-8 september 2024)

Een wonder is een onverwachte, bovenmenselijke wending in een wereldse omgeving, die ons tot verwondering brengt. In onze tijd is de wetenschap bijzonder ver geavanceerd. Een wonder is dan vanuit onze optiek een uitzondering op de regels van de natuurwetenschap. Ten tijde van Jezus was het begrip van wereld en natuur compleet anders. In de kijk op de werkelijkheid ervaarde men in tal van situaties be-wondering en ver-wondering waar wij nu logica en verklaring vinden. Hoe kunnen de wonderen dan betekenis hebben in onze dagen? 

Men zag wereld en heelal als schepping van God. Waar wij vertrouwen op de logica die inherent is aan de werkelijkheid en die door de wetenschap steeds meer wordt ontdekt, was er ten tijde van Jezus veel onwetendheid en bijgevolg veel mysterie. God werd gezien als de regelgever. In die mysterieuze en onoverschouwelijke realiteit werd ziekte vaak gezien als straf en genezing als genade. Zowel mens als natuur leefden in een magische, moreel ingevulde logica.

Taal

Daarom is het voor ons zo moeilijk om de wonderverhalen een plaats te geven in ons geloofsleven. Jezus sprak de taal, en dus ook de tekentaal van toen. Hij vertelde aan de mensen van toen in hun symboliek over een herstel van het Verbond tussen God en mens. Veel van die taal en interpretatie gaat aan ons voorbij.

Toch kunnen de wonderverhalen ons dichter bij God brengen. Ze kunnen ons immers zoveel meer vertellen dan we spontaan zouden denken. De realiteit is immers méér dan de driedimensionele waarneming waar wij op steunen. Een pasgeboren kind noemen wij een klein wondertje. Niet geheel onterecht: er is een diepte in nieuw leven waar we nog voor open staan. Op veel andere vlakken hebben veel Westerlingen zich afgesloten voor de transcendente dimensie: voor de diepte van wat ons overkomt, de verwijskracht van het alledaagse, de poëtische schoonheid van de werkelijkheid, het Goddelijke. Toch is de afstand nog bijzonder groot tussen het ervaren van de schoonheid van verliefdheid bijvoorbeeld en de wonderverhalen van Jezus.

Echtheid

Wat wonderverhalen in de evangeliën betreft: het gaat over veel wonderen, die aardig wat plaats innemen in het geheel. Ze kunnen niet als een detail weggezet worden. Er wordt daarenboven vaak gebruikt gemaakt van details en van verwijzingen naar concrete mensen om de realiteit ervan te beklemtonen. Zo is er bijvoorbeeld de ‘schoonmoeder van Simon’ die een hevige koortsaanval kreeg. (Marcus 1, 30)

Wanneer we de evangelieboeken doorlezen, kunnen we er niet om heen dat Jezus een wonderdoener is die zieken heeft genezen. Daarbij staat het geloof van degene die het wonder mag ontvangen centraal: het is hun geloof dat het wonder mogelijk maakt. (Marcus 10, 52 en 9, 23-24)

Wanneer we de wonderen weg relativeren, dan relativeren we God en ons geloof weg. (1 Korintiërs 15, 14) In een tijd van grote verwondering voor onverwachte genezingen, gebruikt Jezus de wonderen als overtuigend argument. Hij is de Zoon van God omdat Hij wonderen doet. In onze tijden had Jezus wellicht een andere methodiek toegepast.

Verwijzing

Dat de wonderen niet op zich staan, maar een verkondigende functie hebben, legt Johannes als geen ander uit. De symboliek kan uitleggen wat woorden amper kunnen aanraken.

Zo is er het broodwonder, dat overigens niet wordt beschreven. (Johannes 6, 1-14) We vernemen dat het wonder is geschied. Vanuit deze symbooldaad start Jezus een theologisch discours op. Uiteindelijk zal niet het voedsel dat vergaat ons dichter bij God brengen, maar het voedsel dat blijft. Het wonder dient dus als opstapje naar het herstel van het Verbond tussen God en mens. (Johannes  6, 26-28) Dat wordt werkelijkheid wanneer volgelingen van Jezus delen in zijn Lichaam en Bloed (Johannes 6, 46-58) Tijdens het Laatste Avondmaal wordt de symboliek van de maaltijd hernomen. (Johannes 13, 17-38) Daar wordt bovenal nederigheid aangeleerd door Jezus. De Kerk van het Verbond, die weldra wordt gesticht, is niet gediend van macht en pracht maar van eenvoud en dienstbaarheid. (Johannes 13, 1-15) Hij wast de voeten van de genodigden, als een slaaf. Na het broodwonder en zijn theologische beeldspraak, trekt Jezus naar Galilea. (Johannes 7,1) Tegenstanders willen Hem in Judea immers arresteren. Dat bevestigt het offerkarakter van Jezus’ aardse bestaan.

Een ander wonder is de opwekking van Lazarus. (Johannes 11, 33-44) Het is mogelijks nog méér onvatbaar voor het menselijk verstand dan het broodwonder. Toch beweert Marta al op voorhand met klem dat haar broer niet was gestorven als Jezus eerder was gekomen. (Johannes 11, 32) Marta wordt door Jezus theologisch dieper ondervraagd: “Geloof je Ik de Opstanding en het Leven ben?” (Johannes 11, 24-27) Ze antwoordt bevestigend en kent Jezus stellig de kracht van de verrijzenis toe. Ook hier wordt een wonder aangewend om Jezus’ aardse opdracht uit te beelden. De opwekking van Lazarus is immers de voorafbeelding van Pasen. Ook hier wordt een les in nederigheid geleerd: Jezus zal lijden als een dienaar die ten onrechte is veroordeeld. (Johannes 11, 49-50) Eén mens sterft voor het hele volk. Slechts hierop kan de Kerk gebouwd worden. Ook hier wordt de tegenstand toe en vlucht Jezus de woestijn in omdat men Hem in de grote steden van Judea wil arresteren. (Johannes 11, 53-54) Het offer van het Lam van God komt steeds dichterbij.

Goddelijkheid

Het broodwonder en de opwekking van Lazarus, hoe fenomenaal van aard ook, verbazen de omstaanders, maar voor Jezus zijn het vooral voorafbeeldingen van de Boodschap die Hij wil verkondigen aan wie er voor openstelt. De verrijzenis is immers de apotheose van de heling voor de mensheid. De verrijzenis bekrachtigt de wonderen en de Goddelijkheid van Jezus. De verrijzenis is geen symboolverhaal en raakt een fundamenteel-Goddelijke diepte die ondoorgrondelijk is voor het menselijk verstand.

Zelf heb ik niet de neiging om veel te zeggen over het leven na de dood en over de verrijzenis. Ik vind een aanleiding daartoe in de Schrift: daar wordt enkel het lege graf vernoemd, niet het verrijzenisgebeuren, en het Rijk Gods wordt slechts in beelden benoemd. Ook over wie aanspraak heeft op het Rijk Gods zal ik er altijd het zwijgen toe doen. Het Goddelijke, dat behoort God toe. Een mens eert God nog het meest met grote bescheidenheid, en vooral kijkend naar zijn of haar eigen doen en laten, spreken en zwijgen. En dat is meteen een overgang naar het evangelie van de volgende zondag.