Prestatiedrang is een overdreven vorm van gedrevenheid.
Het is een gedrevenheid die toegeëigend is, waardoor het ego er onlosmakelijk
in verstrengeld raakt. Waar jaloezie (naijver) en egoïsme (eerzucht) heersen,
vieren wanorde (onrust) en allerlei kwaad hoogtij. Op zich is
de wil om idealen in de praktijk te bereiken zeker niet slecht. Slecht wordt
het wanneer de wil van het ego of negatieve idealen nagestreefd worden of wanneer de drang ten koste
van anderen gaat, of ten koste van Gods heilsplan met deze wereld. Dat
heilsplan is Goddelijke Wijsheid.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Verontwaardigd
In de Jakobusbrief legt de apostel uit aan de lezers waarom hij zo verontwaardigd is over hun eigengereidheid. Ze hebben de Boodschap van Christus niet begrepen. In die Boodschap ligt de Wijsheid. En die Wijsheid komt van boven en is vóór alles zuiver, verder ook vredelievend, mild en voor rede vatbaar, rijk aan barmhartigheid en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht. (Jakobus 3, 16-17) Sta me toe je mee te nemen doorheen een vers dat tot aan de rand gevuld is met Wijsheid.
Deze Wijsheid komt van boven, niet van beneden. De aarde wordt
al te vaak bepaald door hebzucht, eerzucht en heerszucht. Bijgevolg is ook de aardse
wijsheid vatbaar voor deze ‘zuchten’. Hemelse Wijsheid is dat niet, die komt
van God. Dat is geen menselijk maaksel, maar een geschenk van boven.
Essentie
Jakobus analyseert deze Wijsheid en weet haar te omschrijven
door haar wezenlijke eigenschappen op te sommen. Eerst en vooral is de Wijsheid
zuiver, puur, smetteloos (‘hagnè’ in het Grieks: zuiver, rein, heilig; religieuze termen voor perfectie en netheid). Dat is de essentie van de
Wijsheid. Vrij van smet en kwaad is de Wijsheid, onbevlekt. Deze invulling is duidelijk
spiritueel: hemels, met de hemel verbonden. Minder expliciet is er ook een morele
dimensie aanwezig: ze staat voor het absolute tegengestelde van het kwaad.
Deze Wijsheid is niet academisch of intellectueel van oorsprong,
maar ingegeven door de Geest: ze is voor iedereen toegankelijk. Deze Wijsheid
vereist geen zware theoretische onderbouw, maar spreekt voor zich. Dat neemt niet weg dat we ons kunnen verdiepen in die Wijsheid. Maar we wéten diep
vanbinnen al wat hoort en wat niet, wat edel en wat ongemanierd is, wat zuiver is
en wat niet. Deze zuiverheid is essentieel: zonder zuiverheid wordt de Wijsheid
troebel en onduidelijk.
Basis
Vanuit die zuiverheid ontstaan drie basishoudingen die eigen
zijn aan de Wijsheid. Vooreerst is de Wijsheid te allen tijde vredelievend
(‘eirènikè’ in het Grieks: gericht op de vrede). Er ontspringt uit haar een
voortdurende wil om vrede te stichten, desnoods door zelf opofferingen te doen om
die vrede te kunnen bewaren. Wanneer een mens hemelse Wijsheid nastreeft, dan zal
hij of zij in vrede kunnen samenleven met anderen: het is een logisch gevolg. Bijgevolg
leidt godsdienst niet tot onvrede: indien ze gestoeld is op de Wijsheid, brengt
ze alleen maar vrede voort. Wanneer godsdienst een bron van geweld wordt, is ze
losgerukt van de Wijsheid en ten onrechte vastgemaakt aan menselijke prestatiedrang.
In de Wijsheid huist ook zachtmoedigheid (‘epi-eikès’ in het
Grieks: mild, zacht, passend). Ze brengt geen hardheid en rigiditeit,
maar juist zachtheid.
Verder komt uit de Wijsheid ook redelijkheid voort
(‘eupeithès’ in het Grieks: meewerkend, inschikkelijk, toegeeflijk). In de
Wijsheid is geen ruimte voor koppigheid, somberheid of zuurheid. Dat zijn
vruchten van het ego. Integendeel: de Wijsheid is voor rede vatbaar en staat
open voor nieuwe kansen en mogelijkheden, door toegevingen te doen en het
eigenbelang opzij te schuiven in het voordeel van het algemeen goed.
Daden
Daarna wordt het daadwerkelijk karakter van de Wijsheid door
Jakobus onder woorden gebracht. Hoe zie je die wijsheid in de praktijk vorm
krijgen? Welnu, vooreerst is ze vol van ontferming (‘ele-oes’ in het Grieks: begrip,
medelijden), en wel tot ver voorbij onwetendheid, schuld en zelfs slechtheid bij
anderen. De Wijsheid sluit zich ook nooit af voor wie hulpbehoevend zijn, maar
zal hen juist helpen en bijstaan. God is immers genadig en vol van ontferming, en van Hem komt de Wijsheid uit.
Daarnaast is ze vol van goede vruchten (‘karpoon agatoon’ in
het Grieks: goede vruchten, vruchten van goedheid) en plant ze deze in het hart
van mensen, waardoor ze duidelijk zichtbaar en meteen herkenbaar wordt in
concrete daden.
Vruchten
Twee van deze goede vruchten worden duidelijk vernoemd
daarna. Het zijn vruchten die eenheid en vereniging nastreven: een hemels
component. Aards, menselijk denken en handelen leiden immers al te vaak tot verdeeldheid.
Jakobus drukt deze vruchten uit in een omgekeerd-negatief, waardoor het
negatieve, waar de vrucht tegenover staat, ook duidelijk in beeld komt. Beide negatieven
eindigen op ‘kritos’, op verdeeldheid (‘krinein’ in het Grieks: verdelen, opsplitsen).
Voor de vrucht van standvastigheid wordt ‘on-bevooroordeeld’
gekozen (‘adiakritos’ in het Grieks). De vrucht van de eerlijkheid wordt benoemd als ‘on-geveinsd’
(‘anupokritos’ in het Grieks).
De twee vruchten vernoemt Jakobus omdat ze onmisbaar zijn. Wanneer alle voorgaande kenmerken aanwezig zijn, maar zelfs één van deze twee vruchten ontbreekt, dan wordt de zuiverheid toch ongedaan gemaakt. De wijsheid kan zelfs ongewild en onbedoeld gecorrumpeerd worden door het ego. Dit kan niet voldoende beklemtoond worden.
Niet alle goede bedoelingen leiden tot de
Wijsheid. Niet alle goede bedoelingen zijn zuiver. Wanneer er prestatiedrang ten
kwade in ons denken, spreken en handelen vermengd raakt, dan worden ze ijdel: op
zichzelf gericht en bijgevolg zinloos. Ziedaar de ondraaglijke lichtheid van
prestatiedrang. Zonder de Wijsheid is ze vluchtig, nietig en onnodig. Verloren energie.
De vruchten van de Geest worden veel uitgebreider opgesomd door Paulus in de Galatenbrief: “De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.” (Galaten 5, 22-23a) Ze sluiten naadloos aan bij de uiteenzetting van Jakobus.
De eerste, de beste
Wat zegt Jezus over hemelse Wijsheid en menselijke prestatiedrang?
De leerlingen spreken onderling over wie de grootste is in belang, in aanzien, in macht. Meteen wanneer Jezus hen
aanspreekt, op een luchtige wijze zelfs, beseffen ze dat ze zwaar in de fout
zijn gegaan. Dit is ‘not done’ als volgelingen van Jezus. (Marcus 9,
33-34)
Jezus gaat zitten om een antwoord te geven. Dit zal tijd vragen. Het is te
belangrijk om er van weg te kijken. (Marcus 9, 35) Wie Jezus wil volgen, mag
zich niet afvragen of hij of zij belangrijk zal zijn, laat staan de eerste en
belangrijkste. Dat is precies wat Jakobus in zijn brief bedoelt met het gevaar
van jaloezie en egoïsme. (Jakobus 3, 16) Deze emoties trekken ons naar beneden
en ze zitten bijzonder diep in ons geworteld.
Godsdienst, het dienstbaar leven voor God, zou nooit door negatieve
prestatiedrang vervormd mogen worden. Dan wordt de Boodschap immers persoonlijk
opgeëist en vastgegrepen, wat leidt tot allerlei vormen van radicalisme. Het is steeds nefast voor de Boodschap zelf. Dat illustreren ten tijde van Jezus de farizeeën
al. De enige aanvaardbare prestatiedrang mag het realiseren zijn van de hemelse
wijsheid: de laatste willen zijn en de meest dienstbare.
Een kind
Jezus pakt een kind op en zet het op zijn schoot. Dat kind staat voorbeeld voor wie opgenomen moet worden in het midden van de apostelen. (Marcus 9, 35-37) Geïdealiseerd is een kind deels onwetend, onervaren, onschuldig, nog niet volwassen. Het staat onbevangen open om te leren en is ontvankelijk voor nieuwheid: “Wat is dat? Waarom is dat zo? Hoe werkt dat?”
Het beste kunnen wij onbevooroordeeld en kinderlijk naïef zijn om in Gods genade zijn Wijsheid te ontvangen. Dan staan we immers volledig open voor de nieuwheid van de heilige Geest, en zijn onze perceptie en ontvankelijkheid niet vervormd door eigenbelang.