Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

03 september 2024

Wonderen en wij: een zoektocht naar betekenis (7-8 september 2024)

Een wonder is een onverwachte, bovenmenselijke wending in een wereldse omgeving, die ons tot verwondering brengt. In onze tijd is de wetenschap bijzonder ver geavanceerd. Een wonder is dan vanuit onze optiek een uitzondering op de regels van de natuurwetenschap. Ten tijde van Jezus was het begrip van wereld en natuur compleet anders. In de kijk op de werkelijkheid ervaarde men in tal van situaties be-wondering en ver-wondering waar wij nu logica en verklaring vinden. Hoe kunnen de wonderen dan betekenis hebben in onze dagen? 

Men zag wereld en heelal als schepping van God. Waar wij vertrouwen op de logica die inherent is aan de werkelijkheid en die door de wetenschap steeds meer wordt ontdekt, was er ten tijde van Jezus veel onwetendheid en bijgevolg veel mysterie. God werd gezien als de regelgever. In die mysterieuze en onoverschouwelijke realiteit werd ziekte vaak gezien als straf en genezing als genade. Zowel mens als natuur leefden in een magische, moreel ingevulde logica.

Taal

Daarom is het voor ons zo moeilijk om de wonderverhalen een plaats te geven in ons geloofsleven. Jezus sprak de taal, en dus ook de tekentaal van toen. Hij vertelde aan de mensen van toen in hun symboliek over een herstel van het Verbond tussen God en mens. Veel van die taal en interpretatie gaat aan ons voorbij.

Toch kunnen de wonderverhalen ons dichter bij God brengen. Ze kunnen ons immers zoveel meer vertellen dan we spontaan zouden denken. De realiteit is immers méér dan de driedimensionele waarneming waar wij op steunen. Een pasgeboren kind noemen wij een klein wondertje. Niet geheel onterecht: er is een diepte in nieuw leven waar we nog voor open staan. Op veel andere vlakken hebben veel Westerlingen zich afgesloten voor de transcendente dimensie: voor de diepte van wat ons overkomt, de verwijskracht van het alledaagse, de poëtische schoonheid van de werkelijkheid, het Goddelijke. Toch is de afstand nog bijzonder groot tussen het ervaren van de schoonheid van verliefdheid bijvoorbeeld en de wonderverhalen van Jezus.

Echtheid

Wat wonderverhalen in de evangeliën betreft: het gaat over veel wonderen, die aardig wat plaats innemen in het geheel. Ze kunnen niet als een detail weggezet worden. Er wordt daarenboven vaak gebruikt gemaakt van details en van verwijzingen naar concrete mensen om de realiteit ervan te beklemtonen. Zo is er bijvoorbeeld de ‘schoonmoeder van Simon’ die een hevige koortsaanval kreeg. (Marcus 1, 30)

Wanneer we de evangelieboeken doorlezen, kunnen we er niet om heen dat Jezus een wonderdoener is die zieken heeft genezen. Daarbij staat het geloof van degene die het wonder mag ontvangen centraal: het is hun geloof dat het wonder mogelijk maakt. (Marcus 10, 52 en 9, 23-24)

Wanneer we de wonderen weg relativeren, dan relativeren we God en ons geloof weg. (1 Korintiërs 15, 14) In een tijd van grote verwondering voor onverwachte genezingen, gebruikt Jezus de wonderen als overtuigend argument. Hij is de Zoon van God omdat Hij wonderen doet. In onze tijden had Jezus wellicht een andere methodiek toegepast.

Verwijzing

Dat de wonderen niet op zich staan, maar een verkondigende functie hebben, legt Johannes als geen ander uit. De symboliek kan uitleggen wat woorden amper kunnen aanraken.

Zo is er het broodwonder, dat overigens niet wordt beschreven. (Johannes 6, 1-14) We vernemen dat het wonder is geschied. Vanuit deze symbooldaad start Jezus een theologisch discours op. Uiteindelijk zal niet het voedsel dat vergaat ons dichter bij God brengen, maar het voedsel dat blijft. Het wonder dient dus als opstapje naar het herstel van het Verbond tussen God en mens. (Johannes  6, 26-28) Dat wordt werkelijkheid wanneer volgelingen van Jezus delen in zijn Lichaam en Bloed (Johannes 6, 46-58) Tijdens het Laatste Avondmaal wordt de symboliek van de maaltijd hernomen. (Johannes 13, 17-38) Daar wordt bovenal nederigheid aangeleerd door Jezus. De Kerk van het Verbond, die weldra wordt gesticht, is niet gediend van macht en pracht maar van eenvoud en dienstbaarheid. (Johannes 13, 1-15) Hij wast de voeten van de genodigden, als een slaaf. Na het broodwonder en zijn theologische beeldspraak, trekt Jezus naar Galilea. (Johannes 7,1) Tegenstanders willen Hem in Judea immers arresteren. Dat bevestigt het offerkarakter van Jezus’ aardse bestaan.

Een ander wonder is de opwekking van Lazarus. (Johannes 11, 33-44) Het is mogelijks nog méér onvatbaar voor het menselijk verstand dan het broodwonder. Toch beweert Marta al op voorhand met klem dat haar broer niet was gestorven als Jezus eerder was gekomen. (Johannes 11, 32) Marta wordt door Jezus theologisch dieper ondervraagd: “Geloof je Ik de Opstanding en het Leven ben?” (Johannes 11, 24-27) Ze antwoordt bevestigend en kent Jezus stellig de kracht van de verrijzenis toe. Ook hier wordt een wonder aangewend om Jezus’ aardse opdracht uit te beelden. De opwekking van Lazarus is immers de voorafbeelding van Pasen. Ook hier wordt een les in nederigheid geleerd: Jezus zal lijden als een dienaar die ten onrechte is veroordeeld. (Johannes 11, 49-50) Eén mens sterft voor het hele volk. Slechts hierop kan de Kerk gebouwd worden. Ook hier wordt de tegenstand toe en vlucht Jezus de woestijn in omdat men Hem in de grote steden van Judea wil arresteren. (Johannes 11, 53-54) Het offer van het Lam van God komt steeds dichterbij.

Goddelijkheid

Het broodwonder en de opwekking van Lazarus, hoe fenomenaal van aard ook, verbazen de omstaanders, maar voor Jezus zijn het vooral voorafbeeldingen van de Boodschap die Hij wil verkondigen aan wie er voor openstelt. De verrijzenis is immers de apotheose van de heling voor de mensheid. De verrijzenis bekrachtigt de wonderen en de Goddelijkheid van Jezus. De verrijzenis is geen symboolverhaal en raakt een fundamenteel-Goddelijke diepte die ondoorgrondelijk is voor het menselijk verstand.

Zelf heb ik niet de neiging om veel te zeggen over het leven na de dood en over de verrijzenis. Ik vind een aanleiding daartoe in de Schrift: daar wordt enkel het lege graf vernoemd, niet het verrijzenisgebeuren, en het Rijk Gods wordt slechts in beelden benoemd. Ook over wie aanspraak heeft op het Rijk Gods zal ik er altijd het zwijgen toe doen. Het Goddelijke, dat behoort God toe. Een mens eert God nog het meest met grote bescheidenheid, en vooral kijkend naar zijn of haar eigen doen en laten, spreken en zwijgen. En dat is meteen een overgang naar het evangelie van de volgende zondag.