Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Hemelmensen hier op aarde (15-16 maart 2025).

25 februari 2025

Over splinters en reflux (1-2 maart 2025)

De wereld draait niet op woede, wrok en verbolgenheid, al lijkt dat soms wel zo. We zijn niet geschapen om mekaar geweld aan te doen, al klinkt de haat vaak het luidst. God legt ons de mogelijkheid voor, telkens opnieuw, om vrij en weloverwogen te kiezen voor het goede, het mooie, het zinvolle. Er is veel meer kans dat er iets goeds ontstaat uit het goede dan uit cynisme en irritatie.

Splinters van kwaad zoeken in de ogen van anderen terwijl je zelf rondkijkt, door balken van haat en nijd belemmerd, dat is een dwaze bezigheid. Dat spreekt voor zich. (Lucas 6, 42)

Weinig inspanning

Mensen die gedijen in het negatieve brengen weinig constructiefs voort. Hatelijk denken, spreken en handelen, is vreemd genoeg makkelijk: het vraagt namelijk niet om nuance of goede wil. Er is weinig voor nodig. Men kan eindeloos putten uit de bron van eigen frustraties en teleurstellingen. Het vraagt minder inspanning dan te speuren naar het positieve. Bovendien lijken mensen er zelfs plezier in te hebben om anderen te besprenkelen met het azijn dat hen zelf heeft verzuurd. Het lijkt vreemd, maar het is een menselijke reflex: ‘Ik een rotdag? Iedereen een rotdag!’ Het betreft een uitlaatklep om stress en frustratie af te reageren. Laten we het zure reflux noemen.

Een mens voelt zich te gauw tekortgedaan, door alles en iedereen. En de kleverige verlokking tot jaloezie is overal om ons heen. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van het getreiter en gesar, het geklaag en gezeur. Niet om ons erdoor te laten besmetten – verre van – maar juist om het tij te keren. Want: hoe verbeter je de wereld? Juist: door te beginnen bij jezelf. (Lucas 6, 43-44) Er zijn gelukkig voldoende andere manieren om de frustratiedruk af te laten, gezonde en opbouwende manieren: van sporten over bidden tot creatief bezig zijn...

Aanstekelijk

Gelukkig kan ook het goede aanstekelijk werken voor ieder van ons. Zoals de negativiteit de neiging heeft om te woekeren en alles te overgroeien, kan de liefde ook liefde opwekken. Het is een kwestie van niet in de cirkel van negativiteit te stappen of haar heel bewust te onderbreken. Ziedaar de inspanning die het positieve vraagt: een bewuste keuze en energie bundelen om goedheid te belichamen. En te bezielen uiteraard.

Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over. Deze reflux van liefde en goedheid is een bevrijding, een nieuw begin. Wanneer we de verlammende last van zwartgalligheid en getreiter van ons afgooien, is er meer energie om te bouwen aan Gods Rijk hier op aarde. Dat klinkt misschien naïef en zweverig in sommige oren. Het is echter veel lichtgeloviger te denken dat je iets goeds kunt bereiken met afgunst, nijd en haat. Het mag geen toeval zijn dat onze samenleving verzuurt naarmate ze meer comfort en luxe kent. Op zich is comfort niet eens het probleem, maar wel de spirituele benadering ervan.

Kiezen

Die spirituele benadering is algemeen een kwestie van kiezen, van de juiste prioriteiten te stellen. Als je voluit kiest voor macht en eer en bezit, dan zal je vanzelf opkijken naar hufters en schoften die zich verrijken ten koste van anderen en die alle middelen gebruiken om hun rijkdom en aanzien te verdedigen. Macchiavelli in een egocentrische karikatuur, zeg maar. Dan verdwijnen de empathie en de barmhartigheid.  

In de beeldspraken van Jezus is de intentie het begin van alles. Wie goed doet, goed ontmoet. De hoopgevende nuance wint het van sarcasme. En zo ver gegrepen is dat niet, letterlijk zelfs. De goedheid is geen onbereikbaar ideaal, want het goede leeft in ons. (Lucas 6, 45) We zijn immers naar Gods beeld geschapen. (Genesis 1, 27a) 

Het mag een betekenisvol opstapje zijn naar de Veertigdagentijd, die weldra aanvangt.

19 februari 2025

De lat ligt hoog (22-23 februari 2025)

Van de bergrede weten we vooral dat Jezus er zijn welbekende zaligspreking declameert. Daarna volgt echter ook een korte reeks van vier duidelijke aanklachten. Ze beginnen met “wee jullie”. Jezus wil de ingedommelde zelfgenoegzame mensen wakker schudden. Zelfgenoegzaamheid levert geen VIP-vrijkaartje op voor het Rijk Gods. Integendeel: Jezus legt de lat hoog voor elk van ons. 

Wee 

Jezus waarschuwt de mensen. Hij geeft ze hoegenaamd geen aanzet tot zelfbeklag, maar juist tot daden. Wees op je hoede: leef aandachtig, alert en verstandig! Sta jezelf niet toe weg te dromen in het gemak van alledag. Hij richt zich vooral tot zij die rijk zijn, verzadigd van eten en drinken, vrolijk leven en geëerd worden. (Lucas 6, 24-26) Wie alles voor mekaar heeft, die heeft geen enkele aanleiding om rustig achterover te leunen. Leef Godsbewust, zo zegt Jezus.

Wie op zoek is naar zelfbevestiging, heeft alle reden om zich zorgen te maken. De rijke stinkerd die op de rug van anderen nog rijker wil worden; de mensen kijken naar hem op in de hoop zelf welstellender te worden. Maar daar is Gods Boodschap niet te vinden. De grote leider die ten koste van mensenlevens nog machtiger wil worden; hij wordt gehoorzaamd uit vrees om zelf in de hoek te belanden waar de slagen vallen. Ook daartegen klinkt Jezus’ waarschuwing luid. Het evangelie is niet zo vrijblijvend en boetseerbaar als in de praktijk wordt gedaan.

Negatieve cirkel

Jezus’ waarschuwing geldt niet alleen voor een paar enkelingen. Iedereen krijgt de opdracht om de negativiteit te overstijgen en niet in haat en wraak te blijven staan. De agressieve cirkel van aanval en verdediging wordt doorbroken, en dat is een hele uitdaging. Het staat haaks op sloganesk, instinctief denken en handelen. Je vijanden moet je liefhebben. Wie jou vervloekt moet jij zegenen. Voor wie jou slecht behandelt, moet jij bidden. (Lucas 6, 27-28) Slaat iemand je op de wang, bied dan de andere wang aan. (Lucas 6, 29) 

Deze erg krachtige aanwijzingen kunnen zwak of laf aanvoelen. Ze zijn mogelijks levensbedreigend, zal een bezorgde lezer opmerken: wie zich niet verweert, die kan zomaar verslagen worden. Echter: een conflict dat escaleert, is uiteindelijk even gevaarlijk. We stellen vast op het wereldtoneel hoe de haat nog meer haat opwekt en hoe polemiek juist door polemiek wordt gevoed en versterkt. De reactie bevestigt de actie! Een klimaat van haat en agressie wordt enkel extremer door de negativiteit te omarmen en toe te eigenen. 

Dit is het maatschappelijk equivalent van de derde wet van Newton: “Als een voorwerp A een kracht op een voorwerp B uitoefent, dan gaat deze kracht gepaard met een even grote maar tegengesteld gerichte kracht van het voorwerp B op voorwerp A.” Hardheid ontmoet hardheid. Leugen broedt op leugen. Onze God is echter geen God van haat en van tweedracht. Jezus poneert de Wet van de Liefdevolle wederkerigheid: “Behandel anderen zoals je wil dat ze jou behandelen” (Lucas 6, 31)

De lat hoger

Laat ons bijzonder zuinig zijn met het steken van pluimen op onze eigen hoed. Jezus waarschuwt alle mensen die steeds op zoek zijn naar bevestiging. Liefde met liefde beantwoorden, dat is immers heel gemakkelijk. Dat kan iedereen. De lat mag gerust een stuk hoger gelegd worden. (Lucas 6, 32) Goede daden met goede daden beantwoorden, is geen verdienste. (Lucas 6, 33) En iemand met geld uit de nood helpen en het allemaal terugverwachten: is dat een verdienste? (Lucas 6, 34) Dat doet zelfs de pandjesbaas!

Jezus is nu goed op dreef. Hij komt bij de essentie van zijn betoog: heb je vijanden lief, zegt Hij nogmaals, en leen geld uit en verwacht het niet terug. (Lucas 6, 35ab) De beloning zal komen van de Allerhoogste. (Lucas 6, 35c) Onze rede en ons verstand reageren hier prompt op: “Kan je niet té braaf en té goed zijn?”. Vreemd genoeg is het antwoord hierop bijzonder kort: neen. Jezus vertrekt vanuit de fundamentele visie dat we barmhartig moeten zijn zoals de Vader barmhartig is. (Lucas 6, 36) We horen dit terug in psalm 103: “Liefdevol en genadig is de Heer, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.” (Psalm 103, 8) Zo hoog ligt de lat: streven naar Gods gulheid.

Mild

Aansluitend krijgen we een belangrijke les in mildheid. Wij, mensen, hebben vlug de neiging om ons tekortgedaan te voelen. We denken heel vlug dat anderen zich niet zoveel moeten inspannen als wij. Dat voelt dan algauw oneerlijk aan en dan gaan we met argusogen kijken of anderen wel even hard hun best moeten doen als wijzelf. We oordelen vlug over andere mensen. Te vlug. Dit is van alle tijden. De farizeeën hadden het tot een kunst verheven en die kunst bestaat tot op vandaag onder nieuwe vormen. Jezus zou het vast niet eens zijn met ‘verheffen’ als werkwoordkeuze: Hij vindt het een beschamend dieptepunt van hypocriete en inhoudsloze bemoeizucht. 

“Oordeel niet, dan zal er niet over jou geoordeeld worden”, klinkt er klaar en duidelijk. En ter aanvulling en bevestiging: “Veroordeel niet, dan zal je niet veroordeeld worden.” (Lucas 6, 37ab) Deze citaten van Jezus staan niet hoog in de top 100 van populaire christelijke werpverzen’. Dat zijn verzen waar je mee kan gooien in een discussie. Vaak doet deze actie weinig eer aan de Boodschap zelf, vanwege de eenzijdigheid in keuze. Merkwaardig toch? We lezen anderen graag de les

Naast bescheidenheid in oordeel, wordt bovendien van Jezus een immense gulheid verwacht als het over het bieden van nieuwe kansen gaat: “Vergeef, dan zal je vergeven worden.” (Lucas 6, 37c) Wat je een ander geeft of misgunt, dat bepaalt wat jij van God ontvangt. Niet je drift om te oordelen.

En ik?

Als we zelf geven, dan zal er aan ons gegeven worden, concludeert Jezus. Het is een positieve versie van Newtons derde wet. De maat die we zelf voor anderen gebruiken, die zal ook voor ons worden gebruikt. (Lucas 6, 38) Ook hier kunnen we Psalm 103 horen klinken: “Hij straft ons niet naar onze zonden, Hij vergeldt ons niet naar onze schuld.” (Psalm 103, 10) God is gul en vrijgevig. Wij krijgen de opdracht om even vrijgevig te zijn naar onze medemensen toe. Dat is niet onlogisch: hoe kan je van God vragen wat je zelf niet eens een ander gunt? Gelukkig hebben we een leven lang om ons hierin te oefenen en te verbeteren… 

Overigens, we worden niet geroepen tot het verzamelen van goede punten. Jezus heeft niets met aflaten. We tonen in onze woorden en daden de Liefde van God en realiseren een begin van het Rijk Gods hier op aarde. Gods Liefde op aarde zichtbaar en tastbaar maken, is één van de grootste en meest inspirerende verwezenlijkingen van ons geloof. Zodoende kunnen we aan onze medemensen een krachtig getuigenis geven van Gods Boodschap. Dààr gaat het over, hier op aarde. In de vier evangelies wordt Koninkrijk (van God) (in het Grieks:basileia (tou tèjou)’ ) 162 keer vernoemd. Waarheid (in het Grieks:alèthèja’ daarentegen wordt 110 keer vernoemd in het hele Tweede (Nieuwe) Testament. Gods Boodschap wordt zichtbaar in je daden, niet in je oordelen.

Coda

De zucht naar macht en aanzien zit diep in ons geworteld. Het is diepmenselijk, maar verheffend werkt het niet. Het steunt op illusies van vergankelijke aard. Een leuk fragment uit ‘Le gendarme et les gendarmettes’ (1982) vertelt hoe rijkswachter Cruchot (Louis de Funès) ontdekt dat zijn adjudant Gerber (Michel Galabru) een liefdesbrief heeft gestuurd naar een vrouwelijke stagiaire. In ruil voor zijn stilzwijgen eist moraalridder Cruchot een dagelijks lofdicht van zijn meerdere Gerber, waarin Cruchots grootheid wordt geprezen. Zijn zucht naar macht en aanzien neemt riante proporties aan. Omwille van zijn moreel gezag wordt hij in de rangen van de hiërarchie de hoogte in geprezen, steeds verder weg van de realiteit.

  • Klik hier voor het filmfragment. (Wanneer de link niet werkt: klik hier voor een alternatief zonder ondertitels.)

Humor heeft altijd een realistisch randje. Misschien lachen we vaker met onze eigen zwakheden dan we durven toe te geven.

11 februari 2025

Over valse zekerheden en juiste verwachtingen (15-16 februari 2025)

De profeet Jeremia lijkt ons een groot wantrouwen aan te praten: je kunt niet rekenen op mensen. Uiteraard is dat een interpretatie van een vers zonder context. Hij weegt immers het vertrouwen op mensen af tegen het vertrouwen op God. Aan de Heer komt ons diepste vertrouwen toe. Er zijn namelijk mensen in het Beloofde Land die God aan de kant hebben geschoven en hun vertrouwen vestigen op zichzelf. Dat gaat prima zolang iemand sterk staat in een voorspoedig leven. Jezus zegt ons in de bergrede hoe onfortuinlijk het leven van een gelovige kan zijn. Het geloof vrijwaart je niet van tegenslagen. En wanneer je zelf wankelt, heb je weinig aan jezelf als steun. Wat moeten we dan kiezen? En waarop baseren we onze keuze eigenlijk? Er zijn veel parallellen met onze tijd te trekken.

Godsspraak

Jeremia spreekt krasse taal. Tenminste: het is niet Jeremia die aan het woord is, maar de Heer. De profeet doet één van zijn fameuze ‘Godsspraken’. Het zijn dus woorden met bijzonder groot gewicht. Wie zijn vertrouwen enkel op mensen stelt – met zichzelf voorop – en wie bouwt op mensen en op menselijke beslissingen, die is vervloekt. (Jeremia 17, 5abc) Vervloekt: het klinkt bijzonder hard. Het gaat immers over God loven, eren en danken, of Hem de rug toekeren en weggooien. Vervloek zijn is buiten de genade van God bestaan.

De Heer wijst zijn Volk met harde taal op het gevaar van zelfgenoegzaam. Wie aan mensen genoeg heeft en God voor bewezen diensten bedankt, die maakt de verkeerde keuze. (Jeremia 17, 5d) Wie daarentegen op God vertrouwt en zich aan Hem toevertrouwt, die is gezegend. (Jeremia 17, 7) Wie bouwt op het Woord van de Heer, leeft onder Gods zegen en zal veel van Hem ontvangen.

Verwachtingen

Wat mogen we dan verwachten van God volgens Jeremia? Ons leven zal vele vruchten dragen en blijven bloeien, we zullen het levenswater ontvangen van Hem. (Jeremia 17, 8) Het klinkt mooi, maar vooral vaag. God heeft het hier  om het maar eens trendy uit te drukken  over spiritueel welzijn. Wie zich richt tot God, ontvangt zin in het leven. 

En dat is lang niet alles. We zullen geluk ontvangen van Hem en verzadigd worden. (Lucas 6, 21b) In het Rijk Gods zullen we veiligheid en bescherming ervaren. (Lucas 6, 23b) Ook Jezus spreekt zich met duidelijke woorden uit over rijken mensen die te goed voor zichzelf zorgen, door zichzelf rijkdom en macht toe te zeggen, maar die God vergeten. (Lucas 6 24-26)

Niet verzekerd

De zaligsprekingen zijn heel duidelijk: geloven in God is geen sociale verzekering. Het leven wordt niet plots een goed-nieuws-show omdat je op God vertrouwt. Hij zal je niet redden uit iedere moeilijke situatie. We hebben een eindig bestaan ontvangen hier op aarde, een leven in vrijheid. Dat is vanaf het begin zo geweest. 

Het is dus inderdaad goed mogelijk dat je als gelovige armoede lijdt, of honger hebt, weent, of nagekeken wordt. (Lucas 6, 20-22) Er zijn mensen die ‘van hun geloof vallen’ omdat God niet heeft gedaan wat zij hebben gevraagd. Soms waren de vragen heel begrijpelijk. Toch mogen we van God geen magie eisen, zelfs niet in de meest benarde omstandigheden. Waarom toch? Het is die eeuwige vraag, die al te vaak vertrekt uit een verkeerde veronderstelling.

(On)vrijheid en (on)recht

Eén van de meest indrukwekkende uitspraken in zo’n context, zit vervat een zin die gekrast is in de muur van een cel in het concentratiekamp van Mauthausen. “Als er een God bestaat, dan zal Hij mij moeten smeken om vergiffenis.” (Wenn es einen Gott gibt, muß er mich um Verzeihung bitten.) Mauthausen, een hel op aarde. De schrijver is ofwel langs experimenten vergiftigd ofwel gruwelijk gefolterd, maar hoe dan ook totterdood... Daar is geen enkele vorm van menselijkheid meer overgebleven. Is de schrijver kwaad op God, die niets doet, die niet ingrijpt? Of is het een uiting van onmacht? We zullen het nooit weten. Ook in psalmen lezen we soms de verbolgenheid en de kwaadheid van gelovigen om onrecht dat ongestoord geschiedt. (Psalm 22, 2-9 – Psalm 77, 1-10) 

In Genesis lezen we hoe we als mensen door God zijn geschapen om in vrijheid te leven op aarde, met kennis van wat goed is en wat niet. (Genesis 3, 22 en 4, 7) Wanneer God actief ingrijpt bij ieder onrecht, dan is de keuzevrijheid van de mens er niet meer. Welke optie in onze ogen beter is, mogen we zelf kiezen, maar dat neemt niet weg dat de werkelijkheid is zoals ze is. Zelfs in de meest donkere bladzijden van de twintigste eeuw greep God niet in. Zelfs dan niet. Waarom toch?

Afstand en nabijheid

Welnu, de Heer huilt met zij die wenen, en Hij is kwaad met zij die het onrecht aanklagen. (Johannes 11, 35 – Johannes 2, 13-22) Wanneer Abel door zijn eigen broer Kaïn wordt gedood, komt God niet tussenbeide. Het gebeurt. Het onrecht schreeuwt luid, tot bij God. Maar het is geschied. (Genesis 4, 10) Recht en onrecht, dat doen we zélf als mensen. (Genesis 4, 7) 

Daarom is die aloude vraag van de theodicee eigenlijk compleet naast de kwestie. De vraag is niet waarom er kwaad kan gebeuren wanneer God toch algoed en almachtig is. De vraag is waarom we de vrijheid hebben ontvangen van God, wetend dat we elkaar kwaad kunnen doen. Waarom is God niet als een magische kracht overal en in alles aanwezig om ieder kwaad te beletten? Natuurgeweld en geweld van mensen tegen mensen kunnen enkel geschieden in een schepping waarin God aanwezig is maar niet telkens weer actief ingrijpt

Daar ligt een belangrijke fundamentele denkoefening op ons te wachten. Nee, volgens mij is er geen Dieu Horloger, zoals Voltaire beweerde: een God die het universum in gang heeft gezet en er sindsdien van af blijft omdat het op zichzelf voortbeweegt. Maar een Magische God die ons van alles vrijwaart, dat is wel het andere uiterste verwachten. God is ons nabij, maar er is ook een zekere afstand, juist om onze vrijheid te vrijwaren. Dat heeft Jezus in Getsemane en op Golgota ervaren, en dat merken ook wij in ons leven.

Leegte of volheid

Toch gebeurt er iets in Gods naam. Zijn Rijk is in opbouw en het behoort toe aan wie op Hem zijn hoop stelt.. Zij die van God los leven en hun vertrouwen niet op de Heer stellen, hebben hun deel al gehad: ze hebben hun plezier zelf opgezocht en zichzelf op voorhand beloond. (Lucas 6, 24) Hoe welstellend en hooggeëerd ze ook mogen zijn (of denken te zijn), ze verwijlen in een dor en verlaten landschap. (Jeremia 17, 6) Alles is hol en leeg, gemaakt en inhoudsloos. Koopbaar maar niet onwankelbaar.

Wie zich afkeert van God, valt uiteindelijk aan teleurstellingen ten prooi: diep vanbinnen heerst een fundamentele onveiligheid en een existentiële verlatenheid. (Jeremia 17, 6) Jezus beaamt dit: honger, dorst en verdriet zijn het uiteindelijke lot. (Lucas 6, 25) En meteen waarschuwt Jezus al voor valse profeten en verwijst hij dus naar de échte profeten. (Lucas 6, 26) 

Je kunt niet louter op jezelf bouwen, dat is wat Jeremia én Jezus stellig beweren. Daarvoor ben je zelf niet stabiel genoeg. Je bent God niet. Het is bouwen op een illusie, op een droombeeld dat men vaak te laat pas ontdekt. Deze boodschap kan ons ego zuur misvallen. Niettemin, op ons zwakst en kwetsbaarst, wanneer we absoluut geen jubelende foto’s op sociale media te posten hebben, beseffen we maar al te goed dat het waar is. Wat we ontvangen aan genade van God wanneer we in Hem geloven, is met geen geld te betalen. 

04 februari 2025

God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025)

Jesaja is een profeet. Hij heeft een diepe mystieke band met de Heer. Jesaja ziet met lede ogen aan hoe het volk zich afkeert van de Heer en tracht hen te waarschuwen voor de gevolgen van hun zelfgenoegzaamheid. Ze drinken en feesten, ze zoeken hun heil in rijkdom en bezit. Ze kiezen zelfs hun goden, die ze plezieren wanneer het hen uitkomt. Het is duidelijk voor Jesaja: dit kan niet blijven duren. Het volk is allang vergeten wat God voor hen heeft gedaan. In een visioen ziet de profeet wat er komen zal, en dat deelt hij met de mensen, of ze het horen willen of niet. Dat is wat een profeet doet: als geroepene door de Heer de mensen in wijsheid toespreken en waarschuwen.

Visioen

In een visioen ziet hij de Heer, die een mantel draagt, waarvan de zoom de hele tempel vult. (Jesaja 6, 1) Dit gebeurt op het ogenblik dat koning Uzzia is gestorven, voegt Jesaja er aan toe. De troon is leeg. Deze tijdsaanduiding wil niet louter historische geloofwaardigheid toevoegen, maar is ook inhoudelijk relevant: na grote weelde onder Uzzia dreigt aan de horizon een angstige tijd, met oorlog en geweld. 

Hoewel Uzzia over het algemeen geboekstaafd staat als een goede vorst, die tijdens zijn 52 jaar op de troon het leger versterkte en verschillende steden van betere omwalling voorzag, stierf hij van een huidziekte. Hij had zelf wierook geofferd in de tempel, een gebruik dat enkel aan de priesters toekomt. (2 Kronieken 26) Hij wou zijn macht uitbreiden en ook het sacrale beheersen. Er verschijnen inderdaad onweerswolken aan de horizon. De welvaart heeft de mensen verwaand gemaakt, terwijl de macht koning Uzzia had verblind. Het noordrijk Israël zal weldra vallen en later ook het zuidrijk Juda.

Gezien en ook weer niet

Jesaja zag de Heer, zo meldt hij. We mogen niet te vlug over dit vers van Jesaja heen lezen. Hij spreekt namelijk het onmogelijke uit: “Ik zag de Heer.” Het verlangen van zoveel gelovigen lijkt in Jesaja te zijn vervuld. Maar hij spreekt over een beeld in extase, niet over een ontmoeting. De profeet ziet het Goddelijke, het meest zuivere. Hij ziet immers slechts de zoom, de buitenrand. (Jesaja 6, 1) Die zoom alleen al vult de héle tempel. Het mag duidelijk zijn dat onze menselijke bouwsels God nooit kunnen omvatten. Hier wordt de grootheid van God beklemtoond. Dat is net wat het volk lijkt te zijn vergeten, en koning Uzzia ook. De Heer mag niet herleid worden: dat komt ons hoegenaamd niet toe. Niet tot een instrument en evenmin tot een handig hulpmiddel.

Jesaja ziet de troon en de zoom van de mantel van de Heer. Het zijn koninklijke beelden. De koningen in de beide rijken - noord en zuid - zijn nog slechts een schaduw van Davids koningschap. En ook David kreeg de koninklijke macht van God, en van God alleen. (2 Samuel 5 en 24) God is de ultieme Koning, Hij die geen fouten maakt, die smetteloos is, maar die door mensen in hun falende trouw wordt bedrogen. God is de Allerhoogste, door een mens nooit te evenaren. 

Allerheiligst

Bij de Heer staan in het visioen twee serafs die elkaar toeroepen: “Heilig, heilig, heilig is de Heer van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.” (Jesaja 6, 2-4) Deze zin kennen we uit de eucharistie. Het is de enige keer dat serafs (of serafijnen) worden vernoemd in de Schrift. Het zijn engelachtige figuren die dicht bij God staan, maar zelfs zij worden verblind door Gods helderheid: met twee van hun vleugels bedekken ze hun gezicht. (Jesaja 6, 2)

Ze zingen ‘Kadoosj-kadoosj-kadoosj’: tot drie keer toe wordt God heilig genoemd. Dit wijst op een overtreffende trap of superlatief: God is Allerheiligst. Deze aanroeping wordt herhaald in Openbaring (Openbaring 4, 8). De drievoudige herhaling dient ook als benadrukking: er is niet naast te kijken, het staat er drie keer. Er is tevens een morele connotatie: een duidelijk contrast met de onreinheid van mensen. Het drievoud kan ook als tijdsperspectief geïnterpreteerd worden. In alle tijden: verleden, heden en toekomst. Vanuit christelijk perspectief kan de triniteit erin gezien worden. 

De Heer die door de serafs wordt bezongen, heeft zich niet teruggetrokken in de hemel maar vervult de aarde, de hele Schepping. Zijn majesteit is niet gereserveerd voor Kanaän: de héle aarde is vervuld van zijn glorie. Hiermee wordt het allesomvattende karakter van het geloof onder woorden gebracht: niets is groter, niets weegt op tegen de Heer. Er is maar één Heer, één God. Tegelijk brengt dit perspectief een openheid mee voor die hele schepping: iedereen mag in Hem geloven. 

Kleine ik

In contrast met de Allerhoogste beziet Jesaja zichzelf en klaagt: “Wee mij, ik ben verloren, want ik ben een mens met onreine lippen te midden van een volk met onreine lippen!” (Jesaja 6, 5) Er klinkt ontzag, en zelfs angst en fatalisme: Wie ben ik: kleine, nietige ik? Uzzia had zich beter die vraag gesteld: hij liep met zijn lompe voeten de tempel zomaar binnen, denkend dat hij alles kon en mocht. En bij het volk, dat enkel aan zichzelf denkt, horen we helaas evenmin deze kritische zelfreflectie.

Bij zijn eerste ontmoeting zegt Simon tegen Jezus: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.” (Lucas 5, 8b) En de honderdman, die Jezus om een gunst vraagt, zegt heel nederig: “Heer, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt.” (Lucas 7, 6d) Ook Johannes de Doper verkondigt: “Ik ben het zelfs niet waard om de riemen van zijn sandalen los te maken.” (Lucas 3, 16b) In het bijzijn van God en zijn wonderlijke kracht en grootheid, voelt een mens zich klein. Geloven, dat is ontzag hebben voor God. En de eigen beperkingen onder ogen zien.

Reinheid

Er gebeurt iets opmerkelijks in het visioen van Jesaja. Zijn menselijke gebrekkigheid blijft niet onveranderd bestaan. Eén van de serafs neemt met een tang een gloeiende kool en reinigt daarmee Jesaja’s lippen. Zijn zonden zijn tenietgedaan. (Jesaja 6, 6-7) De menselijke tekortkomingen zijn niet gebrandmerkt, de reiniging wel. En zo zijn er nog vormen van reiniging in de Schrift: met hysop of marjoraan bijvoorbeeld (Psalm 51, 9), door een offer van vogels, of met cederhout of karmozijn (Leviticus 14, 49). Het offer kan ook geestelijk van aard zijn en bestaan uit een een gebroken geest en een verbrijzeld hart (Psalm 51, 19), of uit het belijden van zonden (1 Johannes 1, 9). Door het bloed van Christus is het eigenlijke offer volgens Johannes al geschied. (1 Johannes 1, 7)

Het contrast is duidelijk: reinheid is Goddelijk, en de mens is God niet. Er is altijd onreinheid of zondigheid aanwezig, al van bij de geboorte. (Psalm 51, 7) Deze woorden zijn loodzwaar geworden doorheen de tijd, in die mate zelfs dat in de christelijke geschiedenis sprake is van een toenemend schuldcomplex. Dit kan leiden tot ziekelijk fanatisme: een staat van onvrijheid, waarin men voortdurend angstig is om te falen of teleur te stellen, bang voor de duivel en bang voor de hel. Een andere reactie is doemdenken: wat baat het om je best te doen, als je toch altijd en overal zonden begaat?

Van alle tijden

Er wordt terecht wel eens gespot met de kerkelijke wijsvinger, immer waarschuwend opgestoken, speurend naar zonde en verderf. “Wat hebben ze ons wijsgemaakt?”, hoor ik soms van mensen, of: “Ik mocht werkelijk niets toen ik jong was.” Echter: ook nu kennen we bekende en onbekende mensen een voorbeeldfunctie toe. In de verschillende vormen van seculiere moraal – van links over centrum tot rechts – is evenzeer een ideaalbeeld ontwikkeld en wordt waarschuwend gewezen naar alle mogelijke afwijkingen. De sociale media puilen er zowat van uit: verwijten, veroordelingen en dreigementen over en weer.

Dit markeert het tijdloze menselijke conflict tussen ideaal en realiteit, tussen zuiverheid en menselijk falen. Het zal nooit verdwijnen. Wanneer Jesaja echter over zijn visioen spreekt, dan viseert hij geen kleine foutjes. Hij heeft het over iets vreselijks in Gods ogen. Voorafgaand heeft de Heer bij monde van Jesaja immers gefoeterd op het volk dat huizen bouwt, eigendom verzamelt en feest viert, maar dat God vergeet. (Jesaja 5, 8-12) Die eerste zaken zijn voor God nog niet eens het probleem. Maar dat ze Baäl vereren in plaats van God en dat ze vergeten wie hun Schepper en Bevrijder is, dat ze vol van zichzelf van God wegkijken: daar is God kwaad over. (Jesaja 1) Woest zelfs: de edelen zullen in ballingschap verhongeren en het volk zal omkomen van de dorst, zegt Jesaja dreigend. (Jesaja 5, 13) Jesaja is geen waarzegger of wichelaar, hij ziet wat er aan het gebeuren is. Interessante randbemerking: de voorzegging is al vervuld wanneer de teksten van Jesaja en aanvullende profetische teksten in de laatste redactie worden samengebracht tot één boek.

Essentie

We zijn mensen. We doen vaak ons best, en we falen soms. Bij momenten gaan we zelfs bewust in de fout. En spijt komt altijd te laat. Dat is de onreinheid waar het over gaat. Onrein betekent immers: niet smetteloos, niet perfect. En dat zijn wij inderdaad niet, hoe hard we ook ons best doen. We zullen het ook nooit worden. 

Wat de Heer van ons verlangt, is geen regelneverij of kwezelarij. Wat Hij vraagt, is dat we Hem loven, eren en danken, dat we Hem trouw blijven in de geboden. Kort maar krachtig: dat we God niet vergeten of negeren. Daarom vat Jezus God Wet terecht samen in het dubbelgebod van de Liefde. (Matteüs 22, 36-40) We hoeven niet bevreesd te zijn, zoals Jezus ook zegt tegen Simon. (Lucas 5, 10) Ons geloof zal ons op de weg van de Heer brengen.

Met de serafs, en met Jesaja die het visioen heeft verkondigt, mogen wij trots uitroepen: “Heilig, heilig, heilig is de Heer, de God van de hemel, die de aarde vervult!” Het zal God verheugen, en ook ons blij maken.