Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

12 augustus 2022

Maria zingt een lied: "Mijn hart juicht" (14-15 augustus 2022)

We vieren Maria, die in de hemel wordt opgenomen, bij haar Zoon. Vóór zijn geboorte, wanneer Maria zwanger is van Hem, zingt zij een lied van vreugde en dankbaarheid. Het lied typeert wie Maria is. Het Magnificat is een lofzang van Maria over de Heer, die Maria heeft uitverkoren om zwanger te worden en Jezus op aarde te brengen. De titel is, zoals vaak bij Latijnse liederen, gewoon het begin geworden van het lied zelf, dat aanvangt met: “Magnificat anima mea Dominum…” Het is geen “Eer aan God”, tót de Heer gericht, maar een loflied óver Hem. Maria bezingt de grootheid van God aan haar nicht Elisabet, die meteen al wanneer Maria binnenkomt, merkt dat God langs haar zijn Woord in vervulling zal laten gaan. Het kind in Elisabets schoot springt immers op van vreugde. Het is Johannes de Doper die voor het eerst vooruitwijst naar Jezus, de Zoon van God.

  • Voor de lezingen van het hoogfeest van de Tenhemelopneming van Maria: klik hier.

De lofzang bestaat uit vier bijna gelijke delen. De opening is een algemene lofprijzing, die een enthousiaste uitdrukking van vreugde is (Lucas 1, 46-48a). Daarna volgt een impliciete dankzegging, waarbij de heiligheid van God wordt bezongen, die in grote daden zichtbaar wordt (Lucas 1, 48b-50). Daarna worden de goddelijke daden van genade benoemd. Vooreerst wordt God als brenger van gerechtigheid bezongen (Lucas 1, 51-53) en tenslotte als redder van het Volk (Lucas 1, 54-55). Dit loflied bezingt de Heer, maar vraagt niets. Het is een geschenk van Maria aan God uit dankbaarheid voor Gods gulle vrijgevigheid.

Maria en Hanna (en Jesaja)

God brengt zijn belofte in vervulling. Daarmee is dit wonderlijk nieuw begin dat Maria bezingt, verbonden met de traditie. Het is niet toevallig dat haar lofzang veel gelijkenissen vertoont met de lofzang van Hanna om haar zwangerschap van Samuel. (1 Samuel 2, 1-10) Ook met Hanna’s zwangerschap staat het Volk van God op een scharniermoment, op een nieuw begin met een vreugdevolle tijd in het vooruitzicht. Samuel is de grote rechter over Israël: hij zal koning Saul en koning David aanstellen. De herinnering aan de hoogdagen van dit koninkrijk wordt later gekoesterd met heimwee, ook door Maria. Vandaar dat ze woorden en gedachten van Hanna’s lied in haar lofzang verwerkt. Jezus zal het Volk opnieuw in verbinding brengen met God, zoals Samuel heeft gedaan.

Het bezingen van de Heer als brenger van gerechtigheid en redding is ook de ondertoon van Jesaja’s lofrede over de lijdende Dienaar (Jesaja 53). Dat de Dienaar van de Heer zal moeten lijden om de wil van de Vader te verwezenlijken op aarde, is niet in Maria’s loflied verwerkt. De oude Simeon zal haar echter in niet verkeerd te begrijpen woorden bij de realiteit brengen. (Lucas 2, 34-35)

Lofprijzing

Maria begint haar lofzang in grote vreugde: “Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder.” (vers 46b-47). Hanna’s lied begint bijna identiek: “Nu juicht mijn hart dankzij de Heer, fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de Heer.” (1 Samuel 2, 1ab) Beiden verwoorden ze hun extatische vreugde al bij de aanvang van hun loflied: Hanna’s hart triomfeert, juicht (Hebreeuws: alats) van vreugde. Maria’s hart is gevuld met vreugde, haar hart zingt, juicht, jubelt (een vervoeging van het Griekse agalliaovan vreugde om God. Dit is absoluut geen bescheiden emotie, hoewel ze inwendig van aard is. Haar hart is blij, haar lied is vreugdevol, maar ze doet geen extatische dans zoals koning David (2 Samuel 6, 12-22). Let wel, dit zegt niets over de intensiteit van de vreugde, enkel iets over de uitdrukkingsvorm ervan.

Maria vervolgt haar lied: “Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.” (vers 48). In Hanna’s loflied vinden we aansluitend op haar uitdrukking van vreugde ook de verwijzing naar Gods genadevol handelen: “Dankzij uw hulp beleef ik vreugde.” (1 Samuel 2, 1d) Het lied is in beide gevallen ontstaan door Gods hoopgevende tussenkomst in de tijd, in de geschiedenis. God schenkt geen een visioen of mooie woorden. Er komt nieuw leven en er breekt een nieuwe tijd aan dank zij God. Het verlangen komt eindelijk tot vervulling, het lange wachten is niet vruchteloos gebleven. Daarmee is het eerste deel van Maria’s vierluik onder de loep genomen.

Dankzegging

“Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert.”, gaat Maria verder (vers 49-50). Hetzelfde horen we verwoord in Hanna’s lied: “Geen is er heilig als de Heer. Er is geen andere god dan U, geen rots is er als onze God.” (1 Samuel 2, 2a) De heiligheid van God en van zijn Naam staat centraal in beide liederen. God en zijn genadig handelen zijn zo anders en gaan tot ver buiten onze begrippen en gedachten. Dat onnoembare, dat ongrijpbare van God - bovenaards en bovenmenselijk - noemen we in aanbidding “heilig”. Hoewel er geen expliciete dankzegging in de tekst is vermeld, ademen deze verzen duidelijk een uitdrukking van dank, sterker nog: een expressie van nooit genoeg kunnen danken voor wat gegeven is.

In Maria’s lied wordt het verticale perspectief bezongen: vanop de aarde bezingt ze Gods allesoverstijgende heiligheid. Tevens wordt een breed horizontaal perspectief onder woorden gebracht, wat Hanna niet doet in haar lofzang: “alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen”. De komst van Gods Zoon op aarde wordt hier nog even stevig onderstreept. God komt op aarde wonen en neemt de gedaante van een mens aan. Jezus is zoveel meer dan een genade voor het volk dat vrede en voorspoed wenst. In Hem is de bevrijding van onze schulden en de gave van het eeuwige leven. Alle geslachten in alle tijden zullen Maria dankbaar zijn om haar instemming om Gods Zoon te dragen en te baren. Daarin ligt een essentieel verschil met de komst van Samuel, wat ook weerspiegeld wordt in het lied.

Gerechtigheid

De Heer is niet alleen de allerheiligste, hoog in de hemel. Hij grijpt ook in wanneer dat nodig is. God heeft een afkeer van onrecht, machtsmisbruik en rijkdom. Maria bezingt hoe Hij de onrechtvaardigen teniet doet en hoe hongerigen, armen en kleinen worden geholpen en bijgestaan door Hem: “Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon. Wie gering is, geeft Hij aanzien.” (vers 51-52) Hanna bezingt dit ook: “De boog van de helden is gebroken. Wie wankelt, weet zich gesterkt.” (1 Samuel 2, 4), en: “Hij verheft uit het stof wie berooid is, uit het vuil tilt Hij op wie alles ontbeert.” (1 Samuel 2, 8)

Het lot van de hongerige armen en verzadigde rijken bezingt Maria als volgt: “Wie honger heeft, overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.” (vers 53) De link met Hanna is niet ver te zoeken: “Wie hongerden zijn verzadigd.” (1 Samuel 2, 5b), en: “De Heer maakt arm en Hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op.” (1 Samuel 2, 7) De Heer hanteert een ander waardenpatroon dan de wereld. Niet wie rijk is en aanzien geniet, is belangrijk, maar wie gelooft in Hem en wie zijn hoop stelt in Gods Woord. Wie arm is en honger lijdt, is bevoorrecht om God beter te horen. Rijken hebben teveel wereldse afleiding en vergeten de Heer. Soms wanen ze zich God.

Redding

In het laatste deel van het vierluik, beschrijft Maria hoe God zijn Volk niet in de steek laat, maar redding zal brengen. Die redding zal vorm krijgen in Jezus, de Mensenzoon. Hier is houden de parallellen met Hanna’s lied op. Er klinkt een meer profetische boodschap: “Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid." (vers 54-55) Het Kind in haar buik wordt verbonden met de heilsgeschiedenis. 

Jezus maakt deel uit van Gods heilsplan. Hij is een teken van Goddelijke barmhartigheid. Zo lief heeft God de wereld, dat Hij ons zijn eniggeboren Zoon schenkt. (Johannes 3, 16) Het volk, dat in het duister ronddwaalt, zal een schitterend Licht zien. (Jesaja 9, 1) En dit dank zij Maria.

  • Voor meer achtergrond bij het feest van de Tenhemelopneming van Maria, zie mijn bijdrage van vorig jaar: klik hier.