God blijft altijd een mysterie voor ons, mensen. Hoezeer wij ons ook verdiepen in de Schrift en in de Traditie die Hem tracht te omschrijven en te verklaren, steeds overstijgt Hij ons exponentieel. In Jezus is God ons het dichtste genaderd. Ook dan blijft zijn Boodschap hoog gegrepen en verrassend moeilijk. Gelukkig heeft God ons het leven geschonken, jaren en jaren om Hem te ontdekken en beter te leren kennen.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Nooit echter mogen we de pretentie toeëigenen dat we God kennen en weten wat Hij bedoelt. Dan overtreden we met onvergeeflijke hovaardigheid de basisregel die al in het scheppingsverhaal is vernoemd: wij zijn God niet, wij bezitten de kennis van goed en kwaad niet. (Genesis 3, 5) We kunnen enkel ons best doen, streven naar het goede en anderen op die manier inspireren.
Niet kunnen zien
God kijkt niet met menselijke ogen. (1Samuël 16, 7) Hij kijkt
niet vanuit ons perspectief, dat zo beperkt en persoonlijk ingevuld is. Wij
kijken naar het uiterlijk, dat is immers alles wat we kunnen aanschouwen. God
is niet beïnvloed door een ‘eerste indruk’. Wij wel. Nee, God kijkt naar het
hart. Hij doorziet onze façade, Hij doorgrondt ons, veel dieper nog dan wij
onszelf ooit zullen kennen. Op Aswoensdag klinkt niet toevallig een fragment uit de profeet
Joël: “Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart.” (Joël 2, 13a) God heeft
ons door. Al flaneren we nog zo vaak op de ‘Place M’as-tu vu’ (het plein van
heb je mij gezien) van de uiterlijke wereld, zalig pralend en prijkend, zodat
iedereen voldoende gelegenheid heeft gehad om naar ons op te kijken. Al worden
we geroemd en geloofd door bewonderaars, fans of volgers. Het is zo weer
voorbij. Morgen dweept men met iemand anders. Alles is ijdel, alles wat we vergaren is hol en leeg... (Prediker 1, 1)
God kiest niet Eliab: de stoere kerel, groot van gestalte en
een knappe, indrukwekkende verschijning. Samuël ziet meteen een groot leider in
Eliab. (1Samuël 16, 7) Maar hij baseert zich op het omhulsel, op het uiterlijk
van de jongeman. God corrigeert Samuël en zegt: “Laat je toch niet vangen.” De
mens (In het Hebreeuws: “ha-adam”, verwijzend naar de eerste mens) laat zich
vangen door het omhulsel. Het klopt: onze blik is vertroebeld door interpretatie.
We kijken niet objectief, maar beïnvloed door vooroordelen, ideaalbeelden,
verlangens, voorkeuren. Ons perspectief en onze kennis zijn altijd beperkt. Dat
resulteert in hokjesdenken, in de bandeloze menselijke neiging om alles te
categoriseren. De filosoof Ludwig Wittgenstein noemt dit fenomeen “seeing as” (zien
als).
Niet willen zien
Dat interpreteren is niet louter onschuldig, onbewust en onbedoeld. Wij bekijken de wereld en plaatsen die ook actief binnen ons referentiekader, in functie van onze idealen. Er is een maakbaarheid in ons kijken en zien. Dat gaat zelfs zo ver dat mensen er in slagen om voor zichzelf te verantwoorden dat ze mensen niet langer beschouwen als mensen.
Denk maar aan de
geschiedenis van slavernij en uitbuiting, en aan het nazisme. Daarbij mogen we
niet de pretentie hebben om dit fenomeen te beperken tot het verleden, alsof we
het nu inzien en niet meer laten gebeuren. Ook vandaag worden mensen herleid
tot kanonnenvlees in oorlogen en gewapende conflicten. Ook vandaag worden
mensen genadeloos gemarteld en verkracht. Ook nu worden mensen dicht bij huis het slachtoffer
van zinloos geweld. En laten we niet vergeten dat onze economie en ons welzijn ten
koste gaat van minder fortuinlijke gebieden op aarde.
Anders zien
Het ‘zien als’ omschrijft de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) op sublieme wijze in zijn gedicht “Wolken” (klik hier). Wat zag de kleine Martinus in de wolken? Hij herkende er Scandinavië in, en eenden, een dame, en schapen. Uiteraard zag hij wolken en was zijn interpretatie bewuste verbeelding. Toch komt ook het ruimere plaatje aan bod wanneer hij de wolken bekijkt als volwassene: hij ziet dreigende wolken vanuit de verte naderen. Hij kijkt nu verder, terwijl hij als kind in zijn onschuldig enthousiasme enkel naar boven keek. Onze blik verandert, onze kijk op het leven evolueert met ons mee.
Moeten zien
Jezus bevestigt dat de zienden blind zijn. (Johannes 9, 41)
Daarom joegen de farizeeën de blindgeborene de tempel ook uit wanneer hij zich
kwam tonen aan hen toen hij door Jezus was genezen. (Johannes 9, 34b) Het kon
niet zijn: Jezus was slecht in hun ogen, dat wonder kon niet door Hem komen.
Zien is soms ook bewust niet kijken en volharden in de boosheid. Ook dat
herkennen we in ons dagelijks leven. Hoe vaak wellen discussies niet op in
debatten, in gesprekken, op sociale media. Telkens weer manifesteert zich
hetzelfde patroon: “Ik zie dat zo” – “Nee, ik zie dat anders”. Al te vaak zijn
dergelijke discussies tijdverspilling omdat men de moeite niet doet om elkaars
visie te beluisteren. Want dat is wat ons bepaalt: visie, de vrucht van ons beperkte
zicht en inzicht.
Goddelijk zien
God kiest Eliab niet, maar wel wel David, van wie gezegd
wordt dat hij rossig is, heldere ogen heeft en een knap voorkomen. Wat is dan
het verschil met Eliab? Het wordt niet verduidelijkt omdat de reden al vernoemd
is. Het uiterlijk speelt geen rol. Toch omschrijft men David. We willen ons
kunnen voorstellen hoe hij er uit ziet, dat is belangrijk voor ons, mensen. Voor
God speelt dat echter geen rol: Hij kijkt naar het hart, naar de inborst van de
jongen. “Hij is het.”, zegt God. (1Samuël 16, 12d) David wordt gezalfd en de
Geest van de Heer komt over David. (1Samuël 16, 13b)
Wat zoekt God in ons hart? Dat is niet duidelijk. Nogmaals,
wij kunnen niet kijken en denken zoals God. We krijgen wel een interessante
aanwijzing in de tweede lezing van deze week. Paulus draagt de christenen van
Efeze en overal ter wereld op om te leven als kinderen van het Licht. (Efeziërs
5, 8c) De vruchten van het Licht zijn goedheid, gerechtigheid en waarheid.
Misschien ligt daar een belangrijke aanwijzing. Het zijn uiteraard niet de
kwaliteiten die tentoongespreid worden op de ‘Place M’as-tu vu’. Daar gaat het
ook niet om.
We hebben geluk. God is geen genadeloze rechter. We krijgen
elke dag opnieuw de kans om ons voor God van onze beste kant te tonen, niet
voor de schijn, maar welgemeend; kwetsbaar en beperkt als we zijn. God is immers
genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. (Joël 2, 13b)
Daar mogen wij oneindig dankbaar voor zijn en blij. Niet voor niets is het Laetare-zondag.