In de aanloop naar Jezus’ verkondiging roept Johannes de Doper het Volk van God op tot inkeer en een nieuw begin. Een grote menigte laat zich dopen en belijdt hun zonden. (Matteüs 3, 3) De Vader bevestigt dit doopsel overigens door zijn Geest te zenden en zijn Zoon te openbaren wanneer Hij het doopsel ondergaat. (Matteüs 3, 16-17) Jezus blijft daarna ook veel belang hechten aan de ommekeer in het leven: de bekering. Er zit beweging en wending in deze woorden: inkeer, bekering, ommekeer. Bij die wending hoort echter geen groot drama: het is een stille, inwendige en oprechte verandering. We moeten ons leven niet ijken op uiterlijkheden. Onze binnenkant is wat écht telt. Jezus hekelt de Schriftgeleerden en farizeeën, die Hij vergelijkt met “witgepleisterde graven, die er vanbuiten fraai uitzien, maar die vanbinnen vol liggen met doodsbeenderen en andere viezigheden.” (Matteüs 23, 27) Het klinkt allemaal niet zo aantrekkelijk, daar achter de façade van die religieuze vooraanstaanden. Laat ons hen niet te vlug nawijzen: ook wij kunnen in die categorie belanden.
Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Inkeer – bekering – ommekeer
Tot inkeer komen – de kritische en bewuste beweging naar binnen maken –
veronderstelt nederigheid: je stelt jezelf kwetsbaar op. In die tere kleinheid
ontstaat er ruimte voor werkelijke oprechtheid: zij maakt verbinding met
je diepste zijn, en met God. Tot inkeer komen, is spirituele oprechtheid nastreven.
Van daaruit kan bekering ontstaan. Dat is gelouterd een nieuwe weg
inslaan: het rechte, rechtvaardige pad van de Heer kiezen. De Heer weerlegt
de verwijten van zijn Volk dat Hij onrechtvaardig zou zijn en legt de vinger op
de wonde in de eerste lezing van deze zondag: “Ben Ik het die onrechtvaardig
is? Gaan júllie niet eerder onrechtvaardige wegen?” (Ezechiël 18, 25b) De duistere kronkelpaden zijn niet van de Heer. Jezus
bevestigt Gods goedheid, oprechtheid en rechtvaardigheid: “Ik ben de
Weg, de Waarheid en het Leven.” (Johannes 14, 6) Die weg zal recht zijn en
geëffend, dat kondigt Jesaja al aan. (Matteüs 3, 3 – Jesaja 40, 3) Welnu, als volgelingen van Christus zijn het onze daden, geïnspireerd op innerlijke oprechtheid, die de weg effenen.
Het komend Rijk begint nu al, langs onze levenswandel, wanneer wij bouwen aan de weg, voor de Heer en voor elkaar. (Jesaja 43, 18-19)
De nieuwe weg inslaan, de paden van de Heer kiezen, dat is de ommekeer. Het is de daad bij het Woord voegen. We kunnen ons de vraag stellen of dit één moment in het leven betreft: een keerpunt, voor eens en voor altijd. Misschien bedoelen Jesaja en Johannes een allesbepalend ogenblik van inzicht, zoals Amazing Grace bezingt: ‘ooit was ik verloren, maar nu ben ik gevonden’ (‘I once was lost, but now I'm found’). Of gaat het eerder over een terugkerend fenomeen, wanneer we merken dat we van de juiste weg zijn afgedwaald? Mogelijks zijn ze allebei van tel: we zijn mensen met gaven en gebreken. We trachten en proberen, maar slagen niet altijd.
Gezindheid
Paulus wordt geconfronteerd met de ‘kinderziekten’ van de
eerste christelijke gemeenschappen en omschrijft hoe de ideale (volmaakte)
geloofsgemeenschap hoort te leven in de gezindheid van Christus Jezus.
(Filippenzen 2, 2 en 5) Dit maakt zich kenbaar in eensgezindheid: “één in
liefde, één in streven, één in geest”. (Filippenzen 2, 2) Het vertaalt zich in
concrete handelingen, vrij van geldingsdrang of eigenwaan, waarbij de ander steeds belangrijker wordt geacht dan jezelf. (Filippenzen 2,
3) Dat Jezus Christus de maatstaf is, beklemtoont Paulus nogmaals in de daarop volgende lofrede.
(meer hierover in een vorige bijdrage: klik hier)
Foert
Het gaat over een belangrijke onderwerp, en dat betekent bij Jezus doorgaans: tijd voor een parabel. Een man vraagt aan zijn zoon: “Ga vandaag werken in mijn wijngaard.” De zoon heeft absoluut geen zin en zegt dat ook tegen zijn vader. Uiteindelijk bedenkt hij zich echter en gaat hij toch werken. (Matteüs 21, 28-29)
Tegen de andere
zoon zegt de vader precies hetzelfde. Die antwoordt braafjes: “Ja, vader”, maar hij
gaat niet naar de wijngaard. Ook hij heeft geen zin om te gaan werken, en hij
blijft ook gewoon thuis. (Matteüs 21, 30) “Foert met je wijngaard!”, zal de tweede
zoon gedacht hebben. Wellicht is hij wat verwaand en verwend, maar daar gaat Jezus
niet op in. Hij laat het aan de toehoorders over om door te denken. Hij stelt
de vraag: “Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan? (Matteüs 21,
31)
Heel eenvoudig
Het antwoord ligt voor de hand. De vraag is werkelijk té
gemakkelijk. Maar daarom juist stelt Jezus deze vraag: omdat het antwoord
evident is voor iedereen: er is geen enkele twijfel mogelijk. Zo werkt een
parabel: een heel eenvoudig verhaal vertelt een diepe, schijnbaar complexe boodschap. In dit geval
vestigt Jezus onze aandacht op een fundamentele keuze aan het Volk van God. Wil je in de wijngaard
van de Heer werken of hou je de schijn op maar doe je eigenlijk niets
wezenlijks? Misschien ervaar je weerstand in jezelf om je geloof in daden om te
zetten, om je ten volle te engageren. Dat geeft niet. Wat echt van belang is,
dat is wat je uiteindelijk doét. Breng je goede vruchten voort?
Welnu, de Schriftgeleerden en farizeeën zijn vooral bezig met hun
prestige, macht en aanzien. Zij dragen niets bij in Gods wijngaard, integendeel. Ze werken
voor eigen rekening en willen hun privileges veilig stellen. Johannes heeft het volk opgeroepen om de wil van de Vader
te volbrengen door tot inkeer te komen. De hogepriesters en de oudsten zijn
niet tot inkeer gekomen toen ze hem hoorden spreken. Tollenaars en zondaars
daarentegen hebben Johannes wel geloofd en kwamen tot inkeer. (Matteüs 3, 1-10 en
21, 32)
Gesloten
Zij die de Schrift tot de kleinste detail bestuderen, die de
aankondiging van de profeet Jesaja hebben gelezen en de waarschuwingen bij de
profeet Ezechiël: ze begrijpen Johannes de Doper niet. Hun ogen blijven gesloten voor
zijn voorspelling, hun oren horen het niet. Ze zijn met uiterlijkheden bezig: controleren
of iedereen allerlei regels nauwkeurig onderhoudt, zich laten groeten op straat
en zich laten bewonderen door de mensen.
De Schriftgeleerden en farizeeën hebben geen tijd en geen aandacht voor de woorden van Johannes de Doper. Het past niet in hun kraam. Wanneer Jezus in zijn verkondiging nog feller tegen hun gezag in gaat, schenken ze er wel aandacht aan: Hij vormt immers een bedreiging. Eigenlijk horen ze van Johannes de Doper al waar het op staat: “De bijl ligt al aan de wortel van de boom”. (Matteüs 3, 7-12) Zelfs wanneer tollenaars en zondaars zich bekeren, komen de Schriftgeleerden en farizeeën niet tot inkeer. (Matteüs 21, 32) Stuitend, toch? En Jezus vraagt: “Wie heeft nu de wil van zijn Vader gedaan?”
Allemaal
Laten we vooral niet te zelfgenoegzaam toekijken hoe de farizeeën nog maar eens in de fout gaan en Jezus’ Boodschap niet begrijpen. Jezus hekelt juist de pretentieuze uitlachcultuur. Aan ieder van ons stelt Jezus dezelfde vraag als aan de farizeeën. Doen wij de wil van de Vader?
We hoeven onszelf nu ook geen schuldcomplex aan te praten. Dat heeft Jezus ook niet gewild. Dan ligt de haarkloverij weer op de loer die de kern van de Boodschap in de weg staat. Laten we tijd maken om onszelf in vraag te stellen en na te gaan of we op de goede weg zijn en de wil van de Vader volbrengen.
En nu?
We kunnen ons de vraag stellen of de Kerk de wil van de Vader heeft gedaan door misbruik niet ernstig genoeg te nemen en te verdoezelen. Waren de verantwoordelijken van onze Kerk op de wijngaard aan het werken toen ze de aanklachten van de slachtoffers afwimpelden in het belang van de goede naam van het instituut? Wanneer priesters, paters, broeders, zusters, medewerkers zich lieten groeten op straat en respect en ontzag opeisten tot ver voorbij de grens van de schande: waren zij dan Gods wijngaard aan het bewerken? Ook hier ligt het antwoord helaas voor de hand. We mogen teleurgesteld en boos zijn hierover. Het is immers de kernopdracht van de Kerk om Christus centraal te stellen en met Hem ook zijn Boodschap van oprechte, authentieke liefde voor de naasten en voor God. Alles begint met inkeer, ook voor de Kerk. Paulus zei dat al onomwonden in de vroegste gemeenschap, waar het ook niet altijd suiker en zeem was.
Wanneer zusters, broeders en paters werken van vroeg tot laat hebben gezorgd - en nog zorgen - voor zieken, bejaarden, kinderen en wezen, dan krijgen ranken mooie vruchten op de wijngaard van de Vader. Wanneer priesters en diakens mensen in geloof samen brachten - en ook nu samen brengen - en ieder uur van de dag klaar staan om de mensen bij te staan en te helpen, dan bloeit de wijngaard. Wanneer aangestelde, gezonden leken en enthousiaste vrijwilligers hun best doen om de geloofsgemeenschap te inspireren in verenigingen, in gebed, in zorg en in liefdadigheid: dan is de Vader trots op zijn wijngaard. We mogen de bewonderenswaardige traditie van christelijk engagement niet vergeten. Laat ons daar inspiratie uit putten om zelf mee te bouwen aan de Kerk, de wijngaard van de Heer.
De beeldspraak van de wijngaard wordt volgende week verder uitgediept...