- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Zich kleden
Waarom dragen we kleren? We kleden ons eerst en vooral om onze kwetsbaarheid te bedekken. In
tegenstelling tot wat modeontwerpers en reclamemakers ons willen doen geloven, is kledij in de
eerste plaats een functionele bescherming van ons lichaam. Naargelang we ons
moeten bedekken tegen regen, wind, sneeuw, koude of hitte, zal onze kledijkeuze
duidelijk verschillen. Zonder extra beschermlagen lopen we het risico om een
longontsteking op te lopen, of bij hitte brandwonden. Zelfs in vroege
beschavingen droeg men dierenhuiden ter bescherming.
We kleden ons ook om onze naaktheid te bedekken. Kledij
heeft een morele connotatie. Het in ongeoorloofd om rond te lopen zonder
kleren aan, tenzij in bepaalde afgebakende zones uiteraard. In een tijd waarin
algemene waarden verschuiven, blijft er toch een zekere schroom bestaan.
Onbegrensde vrijheid is immers niet leefbaar. En wanneer de hormonen pingpong spelen,
zou het kunnen leiden tot heel wat problemen.
Wat het esthetisch karakter van kledij betreft, is het niet aangewezen om in dit discours veel te vertellen. ‘De gustibus et coloribus non disputandum.’
Bescherming
Wanneer Paulus aan de christenen van Efeze schrijft dat ze
zich moeten bekleden met de nieuwe mens, gebruikt hij een bijzonder goed
gekozen beeldspraak waarbij de functionaliteit van kledij gebruikt als uitgangspunt. Paulus
ziet geloof als een jas die je aantrekt, weliswaar zonder die zomaar weer uit te
trekken natuurlijk. Het geloof biedt je een bescherming, een filter tegen de
hardheid van de realiteit.
De werkelijkheid is als het zonlicht. Wanneer we er zonder
filter recht in kijken, verblindt ze ons. We interpreteren dus altijd. Hoe zou
je tegenslag en pijn, ziekte en dood kunnen accepteren zonder enig
interpretatiekader? Dan is alles absurd. We hebben nood aan betekenis.
Goed en kwaad
De ‘nieuwe mens’ bij Paulus (of deutero-Paulus, want het
auteurschap van Paulus is niet zeker wat de Efeziërsbrief betreft) is een mens
zoals alle anderen, maar zij of hij draagt de jas van gerechtigheid en heiligheid
in navolging van Christus. (Efeziërs 4, 24) Het is een jas van geloof belijden én beleven.
Voor de concrete invulling kiest Paulus als echte Westerling
vooral de weg van de ‘negatieve ethiek’ en beschrijft hij vooral alles wat men niét mag doen. Met name:
lieg niet, blijf niet kwaad, wees niet oneerlijkheid, spreek geen verderfelijke
taal, vloek niet. (Efeziërs 4, 25-31) In het vijfde hoofdstuk volgt nog een
sappige lijst. Toch is er ook al een glimp van positiviteit: spreek goede en
opbouwende woorden die de ander deugd doen. (Efeziërs 4, 29b) En Paulus bouwt
hier in zijn conclusie op verder: ‘Wees goed voor elkaar en vol medeleven;
vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft.’ (Efeziërs 4, 32)
Is de ‘nieuwe jas’ een keuze tegen iets? Eigenlijk wel. Zich kleden, is zich wapenen en beschermen tegen negatieve invloeden. Zonde en verderf worden in de brief nogal overvloedig uitgewerkt, zoals vaker bij Paulus. Kiezen voor Christus is kiezen voor het goede. Dus: tegen het kwaad. Het is even goed kiezen tegen de leegte, tegen de zinloosheid. (Efeziërs 4, 14)
Positieve keuze
De jas van de nieuwe mens is echter ten diepste een actieve en positieve keuze. Het is zelf in alle vrijheid kiezen voor Christus en voor een bewuste levensstijl. Dus niet zijdeling of gedeeltelijk, maar ten volle en uitdrukkelijk. Een keuze is een actieve beslissing. Je draagt de jas of je draagt ze niet.
De nieuwe mens ‘aantrekken’
overkomt je niet. Je doet het zelf, omdat je ervan overtuigd bent, omdat je er
in gelooft. Omdat je in Hém gelooft. Dat is immers wat God van je verlangt: dat je gelooft in Jezus, die door God onder de mensen is gezonden. (Johannes 6, 29)
Op je lichaam
Deze jas vult je mens-zijn aan. Geloven is geen zelfontkenning
of zelfverguizing maar de gelegenheid aangrijpen om een betere versie van
jezelf te worden, vertrekkend vanuit je keuze. Deze kledij – dit bekleden –
sluit immers aan op je huid, op je kwetsbaarheid.
Je vult je kwetsbaarheid aan met genade. Eigenlijk is het aantrekken van deze jas het aanvaarden van de genade die God ons schenkt. (Efeziërs 4, 7) Die genade schonk de Heer langs het manna in de woestijn en in overvloed met Jezus Christus' komst op aarde. (Johannes 6, 32-35) Geloven is dus ook geen zelfverheerlijking.
We aanvaarden de genade volmondig en dus ook de Schenker ervan. En God aanvaardt ons zoals we zijn en verheugt ons in wat we mogen worden, wanneer we groeien ten goede. Naar Hem toe, met zijn hulp.