Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

02 juli 2024

Hooglied van de fragiliteit (6-7 juli 2024)

Sterke karakters zijn van alle tijden. Koppige, norse zelfvoldaanheid ook. In de Schrift lezen we hoe de Heer zijn profeet Ezechiël op weg stuurt om zijn tegendraadse Godsvolk te laten horen hoe Hij zich mateloos ergert aan hun eigenzinnigheid. Ook Jezus botst op sarcasme, geslotenheid van geest en neerbuigende kritiek. Het blijkt een terugkerend fenomeen te zijn. Dus ook wij kunnen maar beter niét in de valkuil van de koppige verharding trappen.

Sterke karakters maken vaak indruk. Je weet wat je hebt aan iemand die een uitgesproken mening heeft, desnoods tegen alle andere opvattingen in. Je bent het eens of oneens. Er volgen geen nuances en twijfels, geen onzekerheden en aanpassingen. In de politiek zijn dergelijke figuren populair, maar ook in de samenleving. Zoekt men naar standvastigheid in dergelijke figuren? Klampt men zich gezamenlijk aan de zekerheden van anderen vast? Het is wellicht veel te complex om in een alinea uit te zoeken.

Hart van steen

De Heer zegt tegen Ezechiël: “Mensenkind, Ik stuur jou naar de Israëlieten, naar dat weerspannige volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Tot op de dag van vandaag verzetten ze zich tegen Mij, zoals ook hun voorouders hebben gedaan.” (Ezechiël 2, 3) ‘Weerspannig’ mogen we hier in een actieve vorm interpreteren: rebelleren, opstandig zijn, tegenwerken (in het Hebreeuws ‘hamoorediem’). Het betreft dus geen godsdienstige lauwheid, maar een uitdrukkelijke negatieve houding in woord en daad. 

De ergernis van God wordt nog explicieter: “Naar dat volk, dat zo halsstarrig en eigenzinnig is, stuur Ik jou.” (Ezechiël 2, 4) De Heer is niet mals voor zijn Volk. Ze zijn hard, gemeen, ruw, koppig (in het hebreeuws ‘kashè’). Hun houding is onwrikbaar en wars (in het Hebreeuws ‘hizkè’: sterk, maar hier in een negatieve context). We zouden kunnen vertalen: ‘Het zijn koppige kinderen met een hart van steen.’ God is erg kwaad en bijzonder teleurgesteld, zo blijkt. Toch sluit Hij zich niét af van hen: Hij stuurt immers zijn profeet Ezechiël.

De zwakte van sterkte

In de ogen van God is een mens die genoeg heeft aan zijn of haar eigen mening, eigenlijk te veel met zichzelf bezig en te weinig met God en de naasten. Daar is iets over te zeggen. Wie vol is van zichzelf, heeft niets of niemand nodig, ook God niet. Wie eigenzinnigheid hoog in het vaandel draagt, zoekt geen zin bij de gans Andere, maar bij zichzelf. Narcisme is de dure naam voor dat verschijnsel.

Kordate zelfzekerheid wordt vaak bewonderd als een sterke kwaliteit, als een teken van zelfredzaamheid en leiderschap. In de praktijk kan een harde, onwrikbare egocentrische houding echter veel ellende veroorzaken, in de persoonlijke kring, maar ook op wereldniveau. Eigengereidheid en narcisme mogen we nooit verwarren met goed leiderschap, dat heeft de geschiedenis al voldoende bewezen. In het eerste geval worden de eigen principes opgedrongen, in het tweede geval redt de leider enkel zijn eigen hachje.

Vrijheid

Wie in God gelooft – met andere woorden: wie in God zijn Meerdere erkent – kan onmogelijk vol zijn van zichzelf. Geloven in God is jezelf fundamenteel in vraag durven te stellen, elke keer opnieuw. Het is je geweten koesteren, je vreugde en zorgen aan God toevertrouwen, en Hem om raad en ontferming vragen. Geloven is leven van de genade. Paulus krijgt van God te horen: “Je hebt genoeg aan mijn genade, want mijn kracht openbaart zich juist ten volle wanneer iemand zwak is.” (2 Korintiërs 12, 9a) 

Laat dit Paulus’ hooglied op de zwakte zijn:

Ik heb tot de Heer gebeden 

dat het kwaad van me weg zou gaan. 

Zijn antwoord luidde: ‘Mijn genade volstaat, 

want mijn kracht openbaart zich bovenal 

wanneer iemand zwak is.’ 

Daarom ben ik fier op mijn zwakheid, 

opdat de kracht van Christus in mij komt wonen. 

Daarom schep ik vreugde in mijn zwakte en mijn nood, 

want in mijn zwakheid ben ik sterk. (2 Korintiërs 12,8-10)

Paulus raakt een kerneigenschap van ons christelijk geloof aan in wat ik noem: ‘het hooglied van de fragiliteit’. De mens bereikt zijn of haar hoogste bestaanswijze in de ‘asteneia’ (Grieks): kwetsbaarheid, broosheid, fragiliteit. Dit is het lofzang voor de Heer en voor de ander, en tegen triomfalisme en farizeïsme, tegen hufterigheid en zelfvoldaanheid. Wie zijn sterkte in Christus vindt, heeft als het er op aan komt helemaal niets te vrezen en hoeft zich niet groter voor te doen om anderen te imponeren en af te schrikken. We zijn meer dan goed genoeg met onze zwakte. En dat schept juist een indrukwekkende vrijheid. Geen mens is immers altijd sterk. Te weten dat dat màg, is een bevrijding.

Open geest

Geloven betekent niet dat je ophoudt met nadenken, zoals soms wordt beweerd. Integendeel: je gedachten reiken verder, hoger, dieper. Er komt een perspectief bij, namelijk de transcendentie. Dan wordt alles natuurlijk ook complexer, en dat valt niet altijd in de smaak bij mensen. Evenzo is het Volk ten tijde van Ezechiël in de ogen van God bekrompen en egocentrisch geworden. Het is van alle tijden. Je vertrouwen stellen op de Onzichtbare is niet vanzelfsprekend.

Zelfs Jezus moet ervaren hoe men God niet herkent in zijn Zoon, in Jezus’ eigen geboortestad dan nog. Wanneer Hij onderricht geeft in de synagoge hoort Hij reacties als: “Waar haalt Hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zussen niet hier bij ons?” (Marcus 6, 2-3) Jezus vindt geen geloof in zijn geboortestreek. De mensen zijn te argwanend, te cynisch en te koppig om de Mensenzoon te herkennen. Daar is inderdaad geen ruimte voor geloof en voor wonderen.

Weinig voorwaarden om oprecht in God te geloven zijn zo moeilijk te realiseren als de houding van de kwetsbaarheid. Vandaar dit hooglied. Dit is een 'conditio sine qua non' , een noodzakelijke voorwaarde. Het is ons mensen niet eigen om ons kwetsbaar op te stellen, het druist in tegen ons overlevingsinstinct. Vandaar de moeilijkheid. De donkerste bladzijden uit de lange kerkgeschiedenis bevestigen dat de oproep om zich zwak opstellen absoluut niet evident is en gauw vergeten wordt, en bovendien compleet haaks staat op het politiek en maatschappelijk denken en handelen.

Mogen wij groeien in kwetsbaarheid om God steeds meer toe te laten in ons leven, in onze gedachten, in ons doen en laten. Mogen wij bidden om een open geest, om ontvankelijkheid voor het Woord en voor de diepste kern van de blijde Boodschap.