Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

28 oktober 2024

Allerzielen (2 november 2024)


een blad is neergedwarreld

losgetrokken door de wind

gevallen in een regenplas

     gedragen door het water

     wiegt het nu op haar ritme

 

lang geleden ontsproot het

aan een tengere tak

tussen geurende bloesems

     het groeide dartel in de zon

     gelaafd door grillen en buien

 

het weer is kil en guur 

de dagen krimpen ineen

de zomer komt niet terug

     eindeloos leken de dagen

     maar alles heeft zijn tijd

 

een neergedwarreld blad

gedragen door het water

geelbruin door de tijd

is traagzaam tijdloos geworden

 

     maar ik zie het groene blad

     dat ik blij heb bewonderd

     dat beschutting bood

     onder de hoogste zon 

27 oktober 2024

Allerheiligen (1 november 2024)

Allerheiligen raakt sinds jaar en dag bedolven door Allerzielen. 1 november is een vrije dag, dan bezoeken we de graven. Daardoor is het tweeluik niet helemaal correct verdeeld in tijd en in aandacht. Halloween in haar commerciële en populaire vorm, zorgt voor een extra overschaduwing. Allerheiligen en Allerzielen horen bijeen. Dat wordt al duidelijk gemaakt op Allerheiligen. 'De zaligsprekingen' vestigen onze aandacht op het hoogste ideaal en de genade. Het feit dat we alle voortrekkers in het geloof samen vieren daarbij, versterkt het inspirerende karakter. Allerzielen verbindt ons daarna met wie van ons is heengegaan en doet ons nadenken over het gemis en hoe zij ons blijven inspireren.

Kwestie van klemtoon
De zaligsprekingen worden soms bestempeld als een zoete tekst om de kleinen klein te houden. Onterecht, want Jezus zegt niet: “Ben je nederig van hart? Prijs je gelukkig!” Hij zegt niet: “Goed dat er op je neergekeken wordt. Zit je tijd hier rustig uit, je loon wacht in de hemel.” Hier is een revolutionaire Jezus aan het woord. Niet met geweld maar met zegen sticht Hij een nieuwe wereld. Dat is wat profeten doen. En Jezus is méér dan een profeet: Hij is de Zoon van God. Jezus kiest zijn woorden.

Hij zegt: “Gelùkkig mogen de nederigen van hart zich prijzen.” (Matteüs 5, 3a) De klemtoon ligt op ‘gelukkig’, dat helemaal vooraan in de zin wordt gezet, niet op ‘nederigen’. Want daar bevindt zich het onrecht: in het feit dat zij zich nu vaak ongelukkig voelen, niet gehoord, niet gewaardeerd. Er wordt namelijk neergekeken op de mensen die Jezus vernoemt. Ze staan niet centraal in de samenleving, maar ergens opzij. Andere mensen eisen de aandacht op. 

We zijn vatbaar voor succesverhalen en voor leiders met een hoek af. Vreemd genoeg spreekt dat mensen aan. Macht, prestatie en sensatie staan ook nu centraal. Daar horen we naar op te kijken, althans: die indruk wordt gewekt. En dàt vindt Jezus onterecht, in die mate zelfs dat hij het Koninkrijk van God gunt aan hen die nu onterecht benadeeld worden, ten nadele van wie hen vernederen en bespotten of met hen meeheulen. De zaligsprekingen gaan vooral over diegenen die niét vernoemd worden door Jezus in zijn opsomming, en die geen zegen en geluk gegund worden door Hem.
Wel en niet
Nederigen van hart zullen het Koninkrijk van zijn Vader binnengaan, niet de roeptoeters. De treurenden zullen er troost vinden, hardvochtigen niet. Aan de zachtmoedigen behoort de aarde, niet aan de machtswellustelingen. Wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid zullen haar vinden in overvloed, wie in een ivoren toren van rijkdom en zelfzucht leven niet. Barmhartigen zullen barmhartigheid ervaren, zelfgenoegzamen zullen zelfgenoegzaamheid ontmoeten. Wie zuiver zijn van hart zullen God zien, van aanschijn tot Aanschijn. Niet de oneerlijken, zij blijven in het ongewisse. De vredestichters worden kinderen van God, wie prat gaat op eigenbelang en macht heeft genoeg aan zichzelf. Wie vervolgd wordt, bespot of valselijk beschuldigd, hoeft zich niet op te sluiten in verdriet en teleurstelling, want het Gods Rijk is voor hén bedoeld. Voor hen, en niet voor wie hen kwaad doen. (Matteüs 5, 2-11) 
Streng
Daar gaan de zaligsprekingen over: zij die ten koste van anderen groot aanzien genieten - en soms zelfs opeisen - in de samenleving: ze hebben Jezus niet aan hun zijde. En dat is hard, zeker in het groter geheel van wat Jezus verkondigt. Hij stelt hier belangrijke grenzen, die juist gebaseerd zijn op de het dubbelgebod van de Liefde. Wie God niet liefheeft en zijn naaste als zichzelf, die sluit zichzelf buiten. (Matteüs 22, 34-40)

In die zin is het niet Jezus die hard en streng is, maar de Boodschap zelf. Hij straft ook niet actief, Hij ontzegt hen genade. Allerheiligen wijst ons op het hoogste goed en geeft ons daarna de keuze. En die kan niet beperkt worden tot een morele kwestie. Het gaat niet alleen over handelen, het is een kwestie van levensbeschouwing, van hoe je in het leven staat. 

Wanneer Johannes de Doper de komst van de Heiland aankondigt, geeft hij de mensen een duidelijke opdrachtBreng vruchten voort die tonen dat je tot inkeer gekomen bent. (Matteüs 3, 8) Die aankondiging krijgt in Jezus bergrede heel concreet vorm. Wanneer we tot inkeer komen, kunnen ons voelen, ons denken, ons spreken én ons handelen getransformeerd worden. Laten wij dat toe? Of vergt het teveel van onszelf?

Stof tot nadenken...

22 oktober 2024

'Ik zie het (niet)' (26-27 oktober 2024)

Bartimeüs, de zoon van Timeüs, ziet het niet. Hij ziet niet hoe de Heer door Jericho trekt, gevolgd door een menigte en met hen zijn weg naar Jeruzalem verderzet. Maar hij gelooft en is vastberaden om de Heer te ontmoeten. Al ziet hij niet, hij gelooft. Bartimeüs vestigt zijn vertrouwen op de Heer en roept tot Hem om ontferming. Een nieuwe wereld gaat voor hem open.

Over Timeüs, de vader van de blinde man, weten we niets. Misschien is zijn naam eerder symbolisch gekozen. Misschien kreeg Timeüs, omdat hij onrein was (in het Hebreeuws betekent ‘tema’: onrein), een blinde zoon. Hoe dan ook, Bartimeüs is een paria: hij heeft zelfs geen eigen voornaam gekregen in het verhaal. Hij blijft voor ons de zoon van Timeüs, meer niet. De man wordt opzij geschoven in de samenleving, hij telt niet mee en leeft in de marge. Hij zit zelfs letterlijk aan de kant van de weg. Zijn leven is geen stuiver waard.

Horen

Maar die blinde Bartimeüs ziet een kans op genezing. Na een leven van tegenspoed gelooft hij in een nieuw begin. Hij wil kunnen zien. Daarom roept hij van aan de kant van de weg naar Jezus, tot tweemaal toe zelfs: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” (Marcus 10, 47b en 48b) Hij heeft namelijk gehoord dat Jezus op dat moment langsloopt. 

De mensen snauwen hem toe dat hij moet zwijgen, want hij verstoort dit heuglijke moment. (Marcus 10, 48a) Het lijkt wel een parade veel van de mensen, een feestelijke doortocht. De man aan de kant stoort de feestvreugde. Het houdt Bartimeüs niet tegen. Gelijk heeft hij: Jezus hoort hem.

Verhoren

Jezus hoort de roepstem van Bartimeüs en vraagt om de man dichterbij te laten komen. (Marcus 10, 49a) De mensen om de blinde man heen, merken dat Jezus aandacht heeft voor hem. Nu moedigen ze hem aan: “Houd moed. Sta op, Hij roept je!” (Marcus 10, 49b) Het is vreemd dat de mensen hem eerst het zwijgen oplegden, nu plots enthousiast worden. Hoort het voor hen bij de leuke vertoning? Voor Bartimeüs is het ernst, voor Jezus ook trouwens.

Jezus stelt Bartimeüs een vraag: “Wat wil je dat Ik doe?” Dat is op zich best merkwaardig. De man die Jezus om hulp heeft geroepen, ontvangt een ontvankelijk antwoord. Bartimeüs spreekt Jezus voor de derde keer aan en zegt: “Raboeni, maak dat ik kan zien.” Jezus hoort niet alleen de smeekbede, hij verhoort zijn gebed ook. En zo krijgt Bartimeüs het zicht terug en sluit zich aan bij de volgelingen Jezus. (Marcus 10, 51b-52)

Niet zien en toch geloven

Hoe uitzichtloos het leven ook kan lijken in de duisternis, zoals Bartimeüs die goed heeft gekend, Jezus brengt hoop en Licht. Hoe moeilijk het ook kan zijn om tot God te bidden, Hij zal ons horen. Hij zal geven in zijn wijsheid, die ons ver te boven gaat. We krijgen dus niet altijd wat de vragen, maar wél wat we nodig hebben. Bartimeüs wordt tegengehouden om Jezus te aanroepen, maar hij houdt vol. Zijn geloof is sterk. Hij hoopt op een nieuw begin en zijn verlangen wordt werkelijkheid.

Zo is Bartimeüs zowat de antipode van de apostel Tomas. Bartimeüs ziet Jezus niet, maar hij gelooft meteen dat Hij de Heer is. Tomas ziet de Heer na zijn dood ook niet en gelooft daarom niét dat Hij als Verrezene in Tomas afwezigheid onder de leerlingen is verschenen. Hij ziet het niet en gelooft het dus ook niet. (Johannes 20, 24-29) De apostel leert een essentiële geloofsles: we kunnen voor ons geloof niet steunen op ons zicht. Ook wij gaan de uitdaging aan van te geloven zonder te zien.

Dankbaarheid

De dankbaarheid van Bartimeüs is bijzonder groot. Onze dankbaarheid moet eigenlijk even belangrijk zijn als ons vragen. In psalm 126 wordt vreugdevol gezongen: “Grote dingen heeft de Heer voor ons verricht, daarom zijn we vol vreugde.” (Psalm 126, 3)

In grote eenvoud wordt de dankbaarheid onder woorden gebracht. Dankbaarheid is niet af te meten aan de grootsheid van onze woorden maar met de houding in ons hart. Die dankbaarheid is het antwoord op Gods gave van Liefde. Hij verhoort ons gebed. “Wie in tranen zaait, zal oogsten met gejuich.” (Psalm 126, 5)

Juichen

Ook wanneer wij vragen om ontferming, hoort God ons. Vooral wanneer wij denken dat niemand ons nog hoort, neigt God zijn oor naar ons bidden. Ook wij ontmoeten steeds een ontvankelijke God. Hij is er, dat is zijn Naam: “Ik zal er zijn.” (Exodus 3, 14) Dat geeft de Zoon van God ook vorm op weg van Jericho naar Jeruzalem. Ook in onze dagen en op onze wegen treffen we God aan: in de handen van zorgende naasten, in het luisterend oor van iemand die je waardeert, in het gebed dat we tot God richten en dat wordt verhoord. Ook onze ogen worden geopend voor onze blindheid.

Bartimeüs is blij dat hij kan zien, dat zijn ogen geopend zijn door Jezus. Daarom volgt hij de Heer. In Jeruzalem aangekomen, juicht hij dankbaar en vol bewondering mee bij de intocht van Jezus: “Hosanna! Gezegend is Hij die komt in de Naam van de Heer.” (Marcus 11, 9b) Zijn tranen zijn uitgewist. Laten ook wij blij zijn en juichen om de goedheid en genade van de Heer!

15 oktober 2024

Klein is het nieuwe groot (19-20 oktober 2024)

Klein is het nieuwe groot bij Jezus. Uitblinken doe je niet met macht en aanzien, maar juist met dienstbaarheid en naastenliefde. Het is overigens niet de bedoeling om de overdreven ijver te kopiëren die verbonden is met het wereldse streven. Kleinheid hoeft niet op te vallen voor de ogen van de mensen. God, die het verborgene ziet, zal mee geloofd worden langs de goede daden die je stelt. De voetwassing is een symboolhandeling bij uitstek geweest van Jezus om te beklemtonen dat geloven niets te maken heeft met macht en aanzien. Vijfhonderd jaar geleden schilderde Benvenuto Tisi dat tafereel met veel oog voor symboliek.

Mystieke manieren

Wanneer Benvenuto Tisi 500 jaar geleden de voetwassing van de apostelen door Jezus in een schilderij verhaalt, brengt hij de dienstbaarheid op quasi mystieke wijze in beeld. “Jezus wast de voeten van de leerlingen” is een werk in olieverf op paneel. De schilder wordt ook Il Garofalo genoemd ('garofano' is het Italiaanse woord voor de anjer), omdat hij vaak werken signeert met een anjer. In de laatrenaissance schildert hij ergens tussen 1520 en 1525 dit maniëristische werk.

Deze stroming wil het karakter, de eigenheid van mensen in beeld brengen, voorbij de nauwkeurigheid van afmetingen. Inspiratie daartoe wordt onder meer gehaald bij Michelangelo en Rafael. Overal is beweging en roering aanwezig, in die mate zelfs dat de lichamen, ruimten en perspectieven bij momenten irrealistisch overkomen. De voorkeur bij het afbeelden van mensen gaat naar bewegende houdingen die niet binnen geometrische cirkels gevangen kunnen worden. De mens is zoveel meer dan afmetingen: deze stroming wil gratie en elegantie uitbeelden, maar ook nonchalance en eigenheid.


© 2024, National Gallery of Art (Washington DC, Verenigde Staten van Amerika)


Kijken

Schilderkunst vraagt om ernaar te kijken, om de uitbeelding te aanschouwen. Wanneer we het werk bekijken, vallen meteen de helle kleuren op. Ze zijn weliswaar beperkt in aantal. Typerend is de egaalheid en puurheid van de kleuren: licht en donker hebben zo min mogelijk contrastinvloed. Bijzonder groot is het werk niet: het meet slechts 36 bij 52 cm.

We zien Jezus en zijn twaalf apostelen. Zij worden afgebeeld als een heel diverse groep wat leeftijd en uiterlijk betreft. Allen hebben ze een vage, fijne gouden stralenkrans, op één na: Judas, die rechtsonder is afgebeeld. Jezus heeft blond krulhaar tot op zijn schouders en een puntige baard. Hij draag een rode mantel: weldra wordt Hij martelaar. Daaronder zien we een wit gewaad dat zijn zuiverheid uitbeeldt.

Dynamiek

Jezus houdt het been van Petrus vast en wast zijn voet in een goudkleurige waskom. Het water stroomt terug in de stijlvolle kom alsof het een doopsel betrof. In hoogte is Jezus hier als de laagste afgebeeld, neergezeten op de grond. Daardoor is Hij de kleinste, de Dienaar. Petrus moet naar beneden kijken om Jezus te zien, en hij kijkt hem vol verbazing aan. Hij houdt zijn hand op de borst: wat hij ziet, gaat hem ter harte. 

De andere leerlingen, die Jezus en Petrus omringen, weerspiegelen een scala aan emoties, van ontzag tot reflectie. Ze benadrukken de impact van Jezus' voorbeeldhandeling. Er is een intense dynamiek in de compositie van de leerlingen aanwezig.

Ruimte

Jezus en de leerlingen nemen niet het hele werk in. Er is vrije ruimte onderaan op de bleke vloer. De kleur wordt overgenomen op de zitbanken. Er is een openheid die de toeschouwer lijkt te verwelkomen, alsof men kan binnenstappen tot in de kern van het werk, tot bij Jezus en Petrus. Bovenaan zien we een perkamentwit gebouw waarvan de pilaren wijzen naar de hemel. We zien slechts de basis van de gevel, dicht bij de grond, zoals het Rijk Gods een begin maakt hier op aarde, maar reikt tot in de hemel.

Symbool

Allen hebben de leerlingen een bleke huid, die van Jezus is het bleekst van al. Ze zijn puur en rein, niet beïnvloed door het kwaad. Het been van Petrus hoeft duidelijk niet gewassen te worden: het is smetteloos. Toch wast Jezus de voet als symboolhandeling, om een voorbeeld te stellen. 

De leerlingen kunnen niet anders dan neerkijken op Jezus. Het lijkt ongepast, maar daarin ligt juist de diepste boodschap van Jezus: wie de grootste wil zijn, moet dienaar van allen zijn. De Mensenzoon is gekomen om te dienen en niet op gediend te worden, en die ingesteldheid geldt ook voor zijn volgelingen. De essentie van het leven ligt niet in prestige, maar in heel concrete naastenliefde. Dat Petrus dit aan den lijve moet ervaren, is geen toeval. Op hem wil Jezus zijn Kerk bouwen. De schilder wil in een beweeglijke eenvoud het verhaal uitbeelden van de voetwassing, als inspiratiebron voor ons geloof. 

Benvenuto Tisi (1481-1559) bereikte weliswaar een hoge leeftijd, maar was de laatste 9 jaren van zijn leven blind. Voor de beeldend kunstenaar moet dat een pijnlijke oefening in nederigheid zijn geweest.

10 oktober 2024

Geld en geloof, theorie en praktijk (12-13 oktober 2024)

Een man komt bij Jezus. Hij is rijk en gedraagt zich voorbeeldig. Op aarde heeft hij alles voor elkaar. De hemel, daar heeft hij nog geen zekerheid over. Daarom gaat hij te rade bij Jezus. Het antwoord dat hij krijgt, is echter niet wat hij had verwacht. Zekerheid is relatief en biedt paradoxaal genoeg geen perspectief op de toekomst voorbij de horizon.

De man noemt Jezus ‘goede Meester’. Is hij gewoon om zich een hoge plaats op de sociale ladder toe te eigenen? Spreekt hij Jezus aan vanuit een adellijke hoogte? Wil hij aanspraak maken op privileges door God goedgunstig te stemmen via Jezus, waarbij Jezus slechts een middel is? Wellicht wel, want Jezus lijkt aanstoot te nemen. “Waarom noem je Mij goed?”, vraagt Hij onmiddellijk. (Marcus 10, 17-18)

Voorbeeldig, of toch niet?

De man mag met trots verwijzen naar een voorbeeldige persoonlijke levenswandel: er zit geen smet op zijn blazoen. De geboden onderhoudt hij getrouw. Nu wil hij van Jezus graag weten hoe hij het eeuwig leven kan verwerven. 

Jezus bespeurt echter meteen een pijnlijk tekort, en het betreft geen bijkomstigheid: de man mag zich vormelijk dan wel correct gedragen, maar het ontbreekt hem aan persoonlijk engagement. Wat hij doet, onderschrijft hij niet met hoe hij in het leven staat, in zijn zijnswijze. Daarom legt Jezus meteen de vinger op de wonde: “Ga alles verkopen wat je hebt, kom daarna terug en volg Mij.” Daarbij vertrekt Jezus niet uit ergernis, maar juist uit oprechte liefde. (Marcus 10, 21) 

Verlenging van zekerheid

Nu de man het gemaakt heeft hier op aarde, wil hij klaarblijkelijk zekerheid voor de eeuwigheid. Zo werkt het niet bij Jezus. Wat wil de man opgeven voor een gelukzalige eeuwigheid bij de hemelse Vader? In hoeverre is hij bereid om zich aan te passen aan de Boodschap?

Kan hij de zekerheden en de stabiliteit van zijn rijkdom laten varen? Wil hij de armen laten delen in de rijkdom die hij koestert? Wil hij zijn bezittingen opgeven? Hij kan het tijdelijke immers niet meenemen naar het eeuwige. Juist daarom is het in Gods ogen onbelangrijk en geen verdienste rijk te zijn, integendeel: het vormt een belemmering. Alle tijd die men stopt in het behoud van tijdelijke luxe is niet aan God besteed. Men dreigt gekluisterd te raken aan het hebben, waardoor vrijheid en bereidwilligheid afnemen.

Geld is overigens niet de enige zorg. Een diepere vraag, daaraan gekoppeld: wil hij zijn sociale status opgeven? Is hij bereid om een gelijke te worden van pakweg een visser en een landbouwer?

Trammezandlei

Een hele poos geleden stapte ik in Rome de Sint-Pietersbasiliek binnen. Ik voelde me meteen Joske Vermeulen naast de befaamde stoel waarop hij moest klimmen om de telefoon op te nemen. Even leek de Trammezandlei in het bijzonder warme Rome te liggen. 

Alles was tien maten te groot: de pilaren, het altaar, de preekstoel, de beelden… Het gebouw is in al zijn grandeur bedoeld om gezag uit te stralen en een gevoel van kleinheid ten aanzien van de Eeuwige op te wekken, maar ik voelde alleen ongemak. Het goud blonk teveel en alles zag er onbetaalbaar uit. “Wat zou Jezus denken mocht Hij hier rondlopen?”, vroeg ik me toen af. “Wat zou Hij erover zeggen?” Dat is natuurlijk een reflectieve en hypothetische vraag, een pasklaar antwoord komt er niet.

Idealiter

Niettemin is dit dezelfde vraag die wij ons allen geregeld zouden moeten stellen. Hoe verhouden wij ons tot ons financieel welzijn? Hoe gaan wij om met de ongelijkheid wereldwijd? Staat ons bezit in de weg van de ontvankelijkheid van ons geloof? 

Jezus doet een idealistische uitspraak, die bijgevolg in de praktijk heel hoog gegrepen is, maar die daarom niet weg gerelativeerd mag worden. Gebeurt dat wel, dan verliest onze overtuiging haar bezieling en inhoud. Idealen zijn in de realiteit onbereikbaar maar daarom niet minder inspirerend en nastrevenswaardig. 

Prioriteit

Alleszins mogen we concluderen uit zijn onderhoud met de rijke man dat Jezus ons bewust wil maken van het gevaar voor hebzucht en bewaarzucht. Geld mag nooit onze hoogste prioriteit worden. Tastbare bezittingen zijn niet het ultieme streefdoel in het leven. Ze bieden immers een valse zekerheid en lijmen ons vast aan het tijdelijke, het aardse. Dan is er weinig ruimte meer voor de hemel, tenzij die tot aanvullende zekerheid wordt getransformeerd. 

Daarnaast is ook de ongelijkheid tussen rijk en arm een thema in het gesprek. Terecht, want mensen die zichzelf verheven achten, kleineren hun minder fortuinlijke naasten. Maar we mogen dit nog scherper stellen. Het kan niet zijn dat mensen sterven van armoede, dichtbij en ver weg. Dan hebben we de naastenliefde niet begrepen.

Vrije handen

Wanneer we ons koppig en radeloos vastklampen aan het tijdelijk comfort dat we genieten, zijn we in de onmogelijkheid om ons open te stellen voor het Rijk Gods. Onze handen zijn immers al in beslag genomen. We kunnen niet mee bouwen. Die wil om vast te houden zit diep in ons geworteld en maakt zich kenbaar in dagelijkse kleine en grote automatismen. Spiritualiteit vraagt om een open houding, om een vrijheid. God vraagt om een ontvankelijk en liefdevol Volk.

“God is goed”, dat is de enige zekerheid die Jezus ons kan bieden. (Marcus 10, 18) Op God moeten we ons vertrouwen vestigen als volgelingen van Jezus. “Voor Hem is alles mogelijk.” (Marcus 10, 27c) Zijn woord is levend en krachtig. (Hebreeën 4,  12a) Zoveel sterker dan onze kleine overwinningen, verworven schatten en sociale privileges.

03 oktober 2024

Als kinderen bij God (5-6 oktober 2024)

We hebben allemaal nood aan geborgenheid. Diep vanbinnen leeft in ons een verlangen om in een leven vol onrust en onzekerheden tot in ons diepste bestaan een veilige bescherming en beschutting te ervaren, een vaste ondergrond. Het brengt de balans terug in evenwicht: een existentiële homeostase. Veel van onze reacties en beslissingen worden beïnvloed en bepaald door onze al dan niet solide existentiële ondergrond. Die geborgenheid mag niet versmachtend werken, maar bevrijdend. Hoe kan dat?

Bedwelmd

Er wordt het christendom vaak verweten dat het de mensen bedwelmt met schijnbare zekerheden. De hemelbelofte wordt daarbij vaak op de korrel genomen. De kritiek is deels terecht: wanneer geloofswaarheden zomaar als wetenschappelijke feiten worden gepresenteerd en aangenomen, houdt het de mensen tegen om kritisch en verstandig na te denken. 

Niemand komt een stap verder met het argument: ‘het is zo omdat het zo is, punt’. We denken dan spontaan terug aan de catechismustijd, met de pasklare antwoorden waar men dan mee verder moest. Maar de donkere bladzijden uit de Middeleeuwen getuigen evenzeer van die enge en rigide blik. Waarheid, zelfingenomenheid en macht vormen een toxische combinatie.

Heropgesloten

Vandaag vertrekt onze samenleving vanuit het principe dat we vooruitgang boeken door van God los te komen. Geloof wordt als ouderwets en beknellend ervaren, als onverstandig zelfs. Geloven wordt gezien als niet intelligent. Ons denken is erop vooruitgegaan, zo hoor ik vaak tussen de regels door, en zelfs letterlijk weerklinken.

Tegelijk merken we in de samenleving een toenemende drang om nieuwe dogma's te willen bestendigen en als evidenties op te leggen. Wie het niet mee eens is met een vanzelfsprekendheid, die wordt als afwijkend bestempeld. Het creëert een polemiek die de samenleving verdeelt in meebouwers en buitenstaanders. Niets is zo nefast voor een samenleving als mensen systematisch buitensluiten. Dialoog zou het beginsel moeten zijn, en zeker geen uitgewerkte superieure visie.  

Een superioriteitsgevoel zal de samenleving verarmen, omdat er een ‘nieuwe waarheid’ wordt opgedragen aan iedereen. De dynamiek van een gezonde samenleving bestaat immers in een respectvolle samenspraak van verschillende visies. De vrijheid die zo heilig was sinds de Verlichting lijkt aan banden te worden gelegd. In dat geval, paradoxaal genoeg, leidt het antwoord op de gehekelde onvrijheid juist tot nieuwe onvrijheid, nieuwe rigiditeit. Niet iedereen kan even goed om met pluriformiteit.

Een maatschappij in onze contreien zou op een respectvolle consensus in beweging moeten steunen, waarvan de christelijke geïnspireerde visie één van de meebouwende optieken mag zijn. En binnen die christelijke visie zullen de standpunten intern ook zelden zomaar volledig unaniem zijn.  

Vrij

Die verweten onvrijheid is trouwens hoegenaamd niet wat Jezus hier op aarde heeft willen verkondigen. Hij heeft geloof altijd als een bewuste en persoonlijke keuze aangereikt, één visie tussen meerdere. Vanuit het engagement om te geloven, groeit een diepgeworteld vertrouwen. Dat gebeurt bij de leerlingen, bij de volgelingen, bij de mensen die genezen worden... De vroege Kerk was een keuze, geen maatschappelijke evidentie.

Het geloof in God is geen veilige bubbel, het biedt geen verzekering tegen twijfel en onzekerheid, verdriet en tegenslag. Dan zou de vrijheid immers in het gedrang komen. Het reikt wel een perspectief aan tot voorbij het negatieve. Het geeft de gelegenheid en de middelen om het louter tastbare en denkbare te overstijgen. Met andere woorden: Jezus' Boodschap verruimt onze blik. God wil ons niet gevangen nemen, maar juist bevrijden.

Gezonde naïviteit

Paul Ricoeur spreekt over een tweede naïviteit, wanneer hij een van geloven wil omschrijven. Voorbij de enge letterlijke kijk, en ook voorbij de louter wetenschappelijk-kritische benadering: daar is ruimte voor een nieuwe openheid, voor een nieuwe, gezonde naïviteit om dichter bij God te komen. Een nieuwe vrijheid voorbij de wetenschappelijke zekerheden.

‘Laat de kinderen bij Me komen’, zegt Jezus. Houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind het koninkrijk van God ontvangt, zal er zeker niet binnengaan.’ (Marcus 10, 14b-15) Jezus geeft ons de opdracht om als kinderen te worden. Dat beklemtoont Hij hier overigens voor de tweede keer: het is dus een belangrijk onderwerp. (Marcus 9, 35-37) 

Een kind is nog niet onomkeerbaar volwassen, en is nog ontvankelijk voor dynamiek, voor groei en ontwikkeling. Er is veel ruimte voor vrijheid en verandering. Een kind is nog niet in de verleiding om vastgeroest en verbitterd te raken. Een kind staat open voor het nieuwe en is nog volop ontdekkend. Het is ontvankelijk, zonder aangeleerde vooroordelen, niet vooringenomen. In alles schuilt een oprechte, goedbedoelende en niet belerende intentie. Een kind is niet cynisch, niet voortdurend achterdochtig. 

En misschien vooral: er is nog voldoende verbeeldingskracht om de sterkte en veelzijdigheid van symboliek te begrijpen. We krijgen er een diep-existentiële en hoog-transcendente geborgenheid voor terug: het persoonlijk antwoord van de Vader in zijn grootste genade.

Daar kunnen we beslist een heel eind mee komen, in ons geloof én in de samenleving.