Een man komt bij Jezus. Hij is rijk en gedraagt zich voorbeeldig. Op aarde heeft hij alles voor elkaar. De hemel, daar heeft hij nog geen zekerheid over. Daarom gaat hij te rade bij Jezus. Het antwoord dat hij krijgt, is echter niet wat hij had verwacht. Zekerheid is relatief en biedt paradoxaal genoeg geen perspectief op de toekomst voorbij de horizon.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
De man noemt Jezus ‘goede Meester’. Is hij gewoon om zich een hoge plaats op de sociale ladder toe te eigenen? Spreekt hij Jezus aan vanuit een adellijke hoogte? Wil hij aanspraak maken op privileges door God goedgunstig te stemmen via Jezus, waarbij Jezus slechts een middel is? Wellicht wel, want Jezus lijkt aanstoot te nemen. “Waarom noem je Mij goed?”, vraagt Hij onmiddellijk. (Marcus 10, 17-18)
Voorbeeldig, of toch niet?
De man mag met trots verwijzen naar een voorbeeldige persoonlijke levenswandel: er zit geen smet op zijn blazoen. De geboden onderhoudt hij getrouw. Nu wil hij van Jezus graag weten hoe hij het eeuwig leven kan verwerven.
Jezus bespeurt echter meteen een pijnlijk tekort, en het betreft geen bijkomstigheid: de man mag zich vormelijk dan wel correct gedragen, maar het ontbreekt hem aan persoonlijk engagement. Wat hij doet, onderschrijft hij niet met hoe hij in het leven staat, in zijn zijnswijze. Daarom legt Jezus meteen de vinger op de wonde: “Ga alles verkopen wat je hebt, kom daarna terug en volg Mij.” Daarbij vertrekt Jezus niet uit ergernis, maar juist uit oprechte liefde. (Marcus 10, 21)
Verlenging van zekerheid
Nu de man het gemaakt heeft hier op aarde, wil hij klaarblijkelijk zekerheid voor de eeuwigheid. Zo werkt het niet bij Jezus. Wat wil de man opgeven voor een gelukzalige eeuwigheid bij de hemelse Vader? In hoeverre is hij bereid om zich aan te passen aan de Boodschap?
Kan hij de zekerheden en de stabiliteit van zijn rijkdom laten varen? Wil hij de armen laten delen in de rijkdom die hij koestert? Wil hij zijn bezittingen opgeven? Hij kan het tijdelijke immers niet meenemen naar het eeuwige. Juist daarom is het in Gods ogen onbelangrijk en geen verdienste rijk te zijn, integendeel: het vormt een belemmering. Alle tijd die men stopt in het behoud van tijdelijke luxe is niet aan God besteed. Men dreigt gekluisterd te raken aan het hebben, waardoor vrijheid en bereidwilligheid afnemen.
Geld is overigens niet de enige zorg. Een diepere vraag, daaraan gekoppeld: wil hij zijn sociale status opgeven? Is hij bereid om een gelijke te worden van pakweg een visser en een landbouwer?
Trammezandlei
Een hele poos geleden stapte ik in Rome de Sint-Pietersbasiliek binnen. Ik voelde me meteen Joske Vermeulen naast de befaamde stoel waarop hij moest klimmen om de telefoon op te nemen. Even leek de Trammezandlei in het bijzonder warme Rome te liggen.
Alles was tien maten te groot: de pilaren, het altaar, de preekstoel, de beelden… Het gebouw is in al zijn grandeur bedoeld om gezag uit te stralen en een gevoel van kleinheid ten aanzien van de Eeuwige op te wekken, maar ik voelde alleen ongemak. Het goud blonk teveel en alles zag er onbetaalbaar uit. “Wat zou Jezus denken mocht Hij hier rondlopen?”, vroeg ik me toen af. “Wat zou Hij erover zeggen?” Dat is natuurlijk een reflectieve en hypothetische vraag, een pasklaar antwoord komt er niet.
Idealiter
Niettemin is dit dezelfde vraag die wij ons allen geregeld zouden moeten stellen. Hoe verhouden wij ons tot ons financieel welzijn? Hoe gaan wij om met de ongelijkheid wereldwijd? Staat ons bezit in de weg van de ontvankelijkheid van ons geloof?
Jezus doet een idealistische uitspraak, die bijgevolg in de praktijk heel hoog gegrepen is, maar die daarom niet weg gerelativeerd mag worden. Gebeurt dat wel, dan verliest onze overtuiging haar bezieling en inhoud. Idealen zijn in de realiteit onbereikbaar maar daarom niet minder inspirerend en nastrevenswaardig.
Prioriteit
Alleszins mogen we concluderen uit zijn onderhoud met de rijke man dat Jezus ons bewust wil maken van het gevaar voor hebzucht en bewaarzucht. Geld mag nooit onze hoogste prioriteit worden. Tastbare bezittingen zijn niet het ultieme streefdoel in het leven. Ze bieden immers een valse zekerheid en lijmen ons vast aan het tijdelijke, het aardse. Dan is er weinig ruimte meer voor de hemel, tenzij die tot aanvullende zekerheid wordt getransformeerd.
Daarnaast is ook de ongelijkheid tussen rijk en arm een thema in het gesprek. Terecht, want mensen die zichzelf verheven achten, kleineren hun minder fortuinlijke naasten. Maar we mogen dit nog scherper stellen. Het kan niet zijn dat mensen sterven van armoede, dichtbij en ver weg. Dan hebben we de naastenliefde niet begrepen.
Vrije handen
Wanneer we ons koppig en radeloos vastklampen aan het tijdelijk comfort dat we genieten, zijn we in de onmogelijkheid om ons open te stellen voor het Rijk Gods. Onze handen zijn immers al in beslag genomen. We kunnen niet mee bouwen. Die wil om vast te houden zit diep in ons geworteld en maakt zich kenbaar in dagelijkse kleine en grote automatismen. Spiritualiteit vraagt om een open houding, om een vrijheid. God vraagt om een ontvankelijk en liefdevol Volk.
“God is goed”, dat is de enige zekerheid die Jezus ons kan bieden. (Marcus 10, 18) Op God moeten we ons vertrouwen vestigen als volgelingen van Jezus. “Voor Hem is alles mogelijk.” (Marcus 10, 27c) Zijn woord is levend en krachtig. (Hebreeën 4, 12a) Zoveel sterker dan onze kleine overwinningen, verworven schatten en sociale privileges.