Maria en Elisabet zijn de dragende figuren in de advent. Ze dragen zelfs letterlijk de twee kinderen die de heilsgeschiedenis, de tijdrekening van God en mens, onomkeerbaar zullen veranderen. Elisabet is zwanger, ondanks haar hoge leeftijd, en uit haar schoot wordt Johannes de Doper geboren. Hij maakt de weg klaar voor de Messias. En we gedenken weldra dat Jezus uit Maria wordt geboren. Hij is de Zoon van God. Maria en Elisabet delen hun vreugde met elkaar. En wij mogen in de advent ten volle delen in hun blijdschap, terwijl we verlangend uitzien naar Kerstmis.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
“Van alle vrouwen ben jij de meest gezegende en gezegend is de vrucht in je schoot!”, roept Elisabet uit wanneer haar nicht Maria op bezoek komt in het allereerste hoofdstuk van het Lucasevangelie. (Lucas 1, 42)
Het is geen toeval dat bij Jezus’ intocht op een ezeltje in Jeruzalem de leerlingen Hem een gelijkaardige uiting van geloof en ontzag toeroepen, vol vreugde: “Gezegend is Hij die komt als koning in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!” (Lucas 19, 38) Dat laatste hebben de engelen aan de herders verkondigd bij Jezus' geboorte. We vinden nog een parallel in het derde laatste vers van het Lucasevangelie, dat als volgt klinkt: “Terwijl Hij hen (de apostelen) zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” (Lucas 24, 51)
Genade toezeggen
Het is meteen duidelijk in het Lucasevangelie: Jezus is gezegend, uitverkoren, al voordat Hij geboren is. Ook zijn Moeder is gezegend en uitverkoren. Er hangt een sfeer van heiligheid en puurheid over het hoofdstuk. Een adventssfeer.
In het Nieuwe (Tweede) Testament verwijst ‘zegenen’ (‘eulogein’ in het Grieks) naar het toezeggen van Goddelijke genade, naar het toewensen dat de bescherming en voorspraak van de Heer ontvangen mag worden. Letterlijk vertaald is het ‘goed-zeggen’. In de Schrift is Gods spreken nooit louter communiceren, maar werkt het verbindend en relationeel. Deze Godsspraak raakt de mens tot in het diepste van zijn of haar ziel. We kunnen het begrip samenvattend misschien vertalen als ‘genade toezeggen’.
Het Volk Gods, onderweg in de woestijn, leeft onder de zegen van de Heer en het Verbond dat wordt gesloten langs de tien geboden illustreert deze bijna onpeilbare diepte van Gods voorspraak. Wanneer God je zegent, dan raakt dat de kern van je bestaan. Doorheen het Woord (van God) dat Jezus op de wereld verkondigt, zal trouwens een Nieuw Verbond tussen God en de mensen worden gesloten.
Blij
Het mag ons dus niet verbazen dat Elisabet deze woorden niet met een stil stemmetje uitspreekt. (Lucas 1, 42-45) Nee, ze roept het uit, met luide stem (in het Grieks ‘anefoonèsen’: uitroepen, uitschreeuwen; ‘kraugè megalè’: luide stem): niet bescheiden maar opgetogen, niet bedeesd maar intens blij. Elisabet, die zelf zwanger is en Johannes de Doper zal baren, verkondigt verheugd dat Maria gezegend is, en Jezus, het Kind dat zij zal baren.
Gelukzalig
We mogen zegen niet verwarren met ‘zaligheid’. In de zaligsprekingen (‘makarioi’ in het Grieks: gelukkig, zalig, gelukzalig) ontvangen mensen een beloning omwille van hun goede en rechtvaardige levenswandel. (Matteüs 5, 2-11) Ze zijn spiritueel welvarend. In oud-Griekse mythologie zijn de zaligen de doden en de goden: zijn allen bereiken een staat van gelukzaligheid. Jezus kent deze gelukzaligheid toe als beloning aan de ‘kleinen’ in de samenleving. Dat zegt Jezus ook na zijn zaligsprekingen. (Matteüs 5, 12) Kort door de bocht kunnen we stellen: een zegen ontvangt men van Godswege als een merkteken op de identiteit, gelukzaligheid is een toestand die men ervaart na goedheid. Er is een nuanceverschil.
Die gelukzaligheid kent ook Maria trouwens, zo zegt Elisabet opgetogen. Ze heeft immers geloofd dat de woorden van God in vervulling zouden gaan. (Lucas 1, 45) Nu is ze verheugd en vol verlangen kijkt ze uit naar de geboorte.
Genade
Weldra begint voor haar een bijzondere tijd. Haar leven zal onomkeerbaar veranderen. Maria is gezegend, ze is vervuld van Gods genade. Let wel: die zegen van Godswege zal haar niet beschermen tegen verdriet. Vervuld zijn van Gods genade betekent niet dat je de hele dag met een glimlach op je gezicht rondloopt.
Wel is ze op een bijzondere, unieke wijze met God verbonden. De engel bevestigt dit al aan Maria: “Je bent vervuld van genade, de Heer is met je.” (Lucas 1, 28) De tweede uitspraak verklaart de eerste. Ze zal altijd verbonden zijn met God, veel inniger dan wij als gelovige, met ons zoeken en twijfelen, ooit durven te verlangen. Daarom is zij ook een voorbeeld voor elk van ons.
Dat Jezus gezegend is voordat Hij in een schamele stal wordt geboren, maakt ons meteen duidelijk dat Hij de Redder is op wie men heeft gewacht. Hij is de Messias, in Hem mogen wij ons vertrouwen stellen. In Hem zal een Nieuw Verbond worden gesloten. Gelukzalig is ieder die in Hem gelooft en Hem wil volgen: het Volk van God.
Gebed
De uitspraak van de engel Gabriël en de begroeting van Elisabet vormen het eerste deel van het Weesgegroet. De advent zit werkelijk verweven in ons Mariagebed:
Gegroet Maria, vervuld van genade,
de Heer is met U. (Lucas 1, 28)
De meest gezegende bent U van alle vrouwen
en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. (Lucas 1, 42)
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons, zondaars,
nu en in het uur van onze dood. Amen.