Wij zijn altijd doende. En wanneer we hulp willen bieden, vragen we spontaan: “Wat kan ik doen?” Zo is onze hulp zichtbaar, tastbaar. Als ziekenhuispastor krijg ik soms de vraag: “Wat doe jij eigenlijk?” Dan leg ik uit dat ik vooral aandachtig luister naar patiënten, naar hun levensverhaal, hun zorgen, vragen en twijfels, en soms ook kleine gelukjes. Als begeleider ga ik mee op weg: op hun eigen, hoogst persoonlijke weg. Soms bid ik samen met hen. Ik schenk hun vooral mijn aandacht en aanwezigheid. Soms kijkt men me dan wat vreemd aan, alsof het dondert ergens in de buurt van Keulen. Alsof dat 'niet echt iets doen' is, alsof ik niets wezenlijks bijdraag. Toch is dat zeker wel het geval. Alleen is het moeilijk meetbaar en niet meteen zichtbaar. En dat zijn de (al te) eenvoudige criteria die vaak gehanteerd worden. Johannes de Doper wil een belangrijke transitie op gang brengen. Ook zijn toehoorders weten niet goed wat ze er van moeten denken…
- Voor de lezingen van Gaudetezondag C: klik hier.
Doen en zijn
“Wat moeten wij doen?”, vragen de mensen aan Johannes de Doper. Ook tollenaars komen met deze vraag naar Johannes, en soldaten. (Lucas 3, 10 en 12 en 14a) Hij geeft telkens antwoord: wees vrijgevig, wees eerlijk, wees tevreden. (Lucas 3, 11 en 13 en 14b) Hij biedt geen aanwijzingen voor allerlei secure rituele of morele handelingen, geen minutieuze manieren om in de gunst van God te komen, zoals de farizeeën zo graag doen. De verandering zit veel dieper en is moeilijker peilbaar.
De vraag wordt door Johannes getransformeerd naar binnen toe: “Wie moet ik zijn?” Niet wat je doet is bepalend, maar wie je wordt: daar gaat het over bij Johannes. Hij pleit voor een totaal nieuwe identiteit, voor een Godsbewust en zelfbewust geloof: puur en oprecht, zonder bijbedoelingen of privileges. Van daaruit zullen de juiste handelingen vanzelf voortkomen. Authentiek handelen vertrekt uit identiteit, niet omgekeerd. Omdat het handelen zichtbaar is, zijn we geneigd om daarop de klemtoon te leggen. Onterecht.
“Wie ben jij?”, vragen de mensen spontaan aan Johannes. “Ben jij de Messias?” (Lucas 3, 15) Johannes kaatst de vraag meteen terug. Het gaat er niet over wie Johannes is, en welke titel hem al dan niet toekomt. De toehoorders horen zich in de eerste plaats af te vragen wie ze zélf zijn, wie ze zelf willen worden in de ogen van God. En daarna verwijst de Doper naar Jezus. Want Hij is de Messias, de Komende.
Nieuw begin
Wie de mensen willen worden, krijgt symbolisch vorm in het doopsel door Johannes. Hij doopt hen met water, wat symbool staat voor een innerlijke wassing en zuivering, een inwendige metamorfose, een nieuwe wijze van in het leven te staan. Dit doopsel wordt weldra bevestigd en omhoog getild door Jezus Christus. Zijn doopsel van vuur en Geest symboliseert de Goddelijke begeestering in dat nieuwe bestaan. Daarom dopen wij nog steeds met water en met Geest. Dat gebeurt in de vorm van zalving: bij het doopsel al, én bevestigend bij het Vormsel.
God is Aanwezigheid: ‘Ik ben er’, noemt God zichzelf. (Exodus 3, 14) Deze nabijheid krijgt bij Christus vorm in het Woord, in de blijde Boodschap, en in zijn lijden, sterven en opstaan. Na zijn aardse verkondiging ontvangen Maria, de apostelen en volgelingen de Geest. De Aanwezigheid wordt een In-wezigheid. God laat ons niet in de steek, Hij blijft bij ons, in ons. De Geest is de bekrachtiging en bestendiging van het Woord, dat de Heer is.
Vreugde en genade
Johannes de Doper deelt met zijn toehoorders een vrij zware boodschap. Dat betekent niet dat volgelingen van Jezus zwaargeestig, moraliserend en pompeus horen te zijn. Wel integendeel.
De vrucht van bekering tot God is intense vreugde. We mogen ons terecht verheugen en blij zijn om de nabijheid van de Heer doorheen ons leven. (Sefanja 3, 14 en Jesaja 12, 5-6 en Filippenzen 4, 4) Sterker nog: we mogen delen in zijn vreugde en in zijn liefde. (Sefanja 3, 14-17 en Jesaja 12, 3) We worden uitgenodigd om die vreugde in ons hart en in onze gedachten te dragen. (Filippenzen 4, 7) God kent ons, Hij peilt ons hart. Hij weet hoe kwetsbaar we zijn, en hoezeer we hunkeren naar zijn nabijheid en liefde.
Economie
De heilseconomie van God (een begrip dat Edward Schillebeeckx centraal stelde) is een wederzijdse dynamiek van geven en ontvangen. Ze bestaat uit Liefde en dankbaarheid. De Heer verheugt zich in ons geloof en onze goedheid, en wij verheugen ons in zijn genade en nabijheid. Vreugde is een uiting van dankbaarheid, een dus een bevestiging van de Liefde.
Met deze dynamiek in gedachten wordt duidelijk hoe angst een bijzonder slechte en onstabiele voedingsbodem vormt voor een geloofsrelatie met God. Ontzag hebben voor de Heer is elementair. Angst daarentegen is geen constructieve grondhouding. Het doet ons immers verstarren, het beklemt ons en staat ons niet toe om werkelijk ontvankelijk te zijn voor Gods genade. Toch was angst heel lang in de geloofsleer verweven, helaas.
Gaudete
Dankbare vreugde is het vertrekpunt om Jezus onder ons te ontvangen. Het uit zich in tevredenheid, in vrede hebben met ons breekbare bestaan, met ons zijn. Zo leren we onze eigen gebreken kennen, en kunnen we constructief aan de slag gaan met onze gaven.
Gaudetezondag, de derde adventszondag, is een eerste moment van opgewektheid op weg naar het Geboortefeest, een noodzakelijke halte op weg naar een nieuw begin, om ons hart en onze geest klaar te maken voor zijn komst.