Jozef is de vader van Jezus, of tenminste de voedstervader. Deze uitspraak is niet biologisch, maar theologisch. Over de biologische afkomst van Jezus valt weinig te vertellen zonder DNA-stalen. Het zou trouwens ook een overbodig onderzoek zijn omdat het van weinig belang is. De symboliek is voor de evangelisten veruit de belangrijkste reden om Jozef te vernoemen. Een evangelietekst is geen historische documentaire maar een theologisch geschrift: het wil ons iets over God vertellen.
- Voor de lezingen van het feest van de heilige Familie, jaar C: klik hier.
Zoon van David
De stambomen bij Matteüs en Lucas tonen al aan dat hun bedoeling niet heemkundig van aard is: ze verschillen namelijk onderling. Volgens Matteüs is Jozef een zoon van Jakob (Matteüs 1, 16) en volgens Lucas van Eli (Lucas 3, 23). Er wordt vermeld dat Jozef van de stam van David afkomstig is. Opnieuw moeten we dit theologisch lezen, niet biologisch: dit zegt eigenlijk niets over Jozef, maar alles over Jezus.
De Messias zal de hoogdagen van Davids koningschap doen herleven: gouden tijden breken aan na eeuwen van onderdrukking. Daar kijkt men ten tijde van Jezus naar uit. Dankzij Jozef krijgt Jezus zijn bevoorrechte plaats in de geschiedenis van de twaalf stammen. (Lucas 2, 5) Zo wordt Hij legitiem de langverwachte Redder, die door de profeten is voorspeld. Jozef geeft Jezus zijn naam en zijn afkomst, bij monde van de engel. Dat de vader de (familie-)naam doorgeeft, is nog steeds gebruikelijk in onze joodschristelijke cultuur.
Dromer en doener
Wanneer Jozef overweegt om de verloving te verbreken en bij Maria weg te gaan omdat ze zwanger blijkt te zijn – een toch wel dramatische passage in het kerstverhaal – vertelt een engel hem dat het Kind dat Maria verwacht van de heilige Geest is. (Matteüs 1, 20) Diezelfde engel bevestigt Jozef meteen ook als afstammeling van David.
Jezus wordt wel eens een dromer genoemd. Zware crisissen en toekomstige problemen worden telkens in een droom opgelost. Een engel vraagt hem om Maria alsnog tot vrouw te nemen, wat Jozef ook doet. (Matteüs 1, 18-25) In een tweede droom voorspelt de engel aan Jozef dat er gevaar dreigt en dat ze naar Egypte moeten vluchten. (Matteüs 2, 13-15) Wanneer het weer veilig is in hun thuisland, hoort Jozef voor een derde keer de engel in zijn droom. (Matteüs 2, 19-21) Drie keer komt hetzelfde patroon weer: de engel geeft hem een duidelijke opdracht en Jozef voert deze precies uit zoals hem is opgedragen. Dat wordt in de tekst telkens beklemtoond, twee keer zelfs door een letterlijke herhaling: “Maak je gereed” - “Jozef maakt zich gereed”. (Matteüs 2,13 en 20 en Matteüs 2, 14 en 21)
Jozef neemt de Boodschap telkens voor waar aan en verandert zijn eigen mening door de engel. Flexibel zijn, heet dat in onze dagen. De afgrijselijke kindermoord in opdracht van koning Herodes bevestigt hoe reddend de gehoorzaamheid van Jozef aan de engel is geweest. (Matteüs 2, 16) Het Kind is kwetsbaar, zo blijkt, en de bescherming van Jozef blijkt cruciaal te zijn. Nee, theologisch mag er niet zomaar over Jozef heen worden gekeken.
Partner en vaderDe bescherming en de afkomst van Jozef maken hem tot een essentiële figuur in het leven van Jezus. De heilige familie is een gezin, een eenheid, waarin Jezus wellicht het beroep van Jozef gaandeweg is aangeleerd: timmerman. Jozef wordt traditioneel Jezus’ voedstervader genoemd, een soort pleegvader. Er is trouwens ook sprake van overige kinderen verderop: broers en zussen van Jezus (Matteüs 13, 55-56). Marcus vernoemt vier broers: Jakobus, Joses, Simon en Judas. (Marcus 6, 3) Misschien zijn het halfbroers- en zussen, misschien bedoelen de evangelisten eerder dichte aanverwanten, onder de vorm van nichten en neven bijvoorbeeld. Het is echter goed mogelijk dat het effectief gaat over broers en zussen. Dat doet niets af van de uniciteit van Jezus.
In de katholieke Kerk ligt dat gevoelig: de maagdelijkheid van Maria – semper virgine (altijd maagd) – zou dan in vraag gesteld kunnen worden. Daar gaat het dogma echter niet over. Dit dogma gaat over de zuivere Bron waaruit Jezus werd geboren. Opnieuw merken we dat theologie geen biologie is. Jozef is theologisch de voedstervader en Maria is theologisch Maagd gebleven. De wetenschappelijke kant is niet van belang in deze kwestie. Wie ‘in de wolken’ is, hoeft ook niet per se in een vliegtuig te zitten, toch?
Ter illustratie: Jezus en Jozef aan het werk, een werk van Mario Bogani (1932-2016).
Van vader naar Vader
Maria wordt doorheen de vier evangeliën vernoemd, tot na de dood en verrijzenis van haar Zoon Jezus. Bij Jozef is dat niet het geval. Hij wordt het laatst vernoemd wanneer Jezus 12 jaar is en in de tempel in Jeruzalem achterblijft om onderricht te geven. (Lucas 2, 41-51) We lezen dit evangelie op het feest van de heilige Familie. Daarna wordt Jozef enkel nog vernoemd om Jezus aan te duiden als Jozefs zoon. (Johannes 1, 45 en 6, 42) Daar wordt Jezus zijn afkomst ten nadele aangewreven: Hij is ‘slechts’ de zoon van een timmerman. Wat er is gebeurd met Jozef wanneer Jezus aan zijn verkondiging en zijn tocht naar Jeruzalem begint, is onduidelijk. Maria volgt Hem wel, samen met de leerlingen, maar van Jozef is geen sprake meer. Wellicht is hij inmiddels overleden.
Er is nog een belangrijke reden om Jozef niet meer te vernoemen. Zijn theologische rol is namelijk uitgespeeld, of beter: ‘volbracht’. Theologisch gezien wordt een overgang gemaakt van de opvoedende vader Jozef naar de hemelse Vader. In die laatste passage met Jozef noemt Jezus de tempel het huis van zijn Vader. (Lucas 2, 49) Zijn ouders begrijpen niet wat Hij bedoelt. (Lucas 2, 50) Aldus wordt de overgang onder woorden gebracht.
Doopsel en Drievuldigheid
Het doopsel van Jezus bevestigt dit scharniermoment. De Goddelijke Vader erkent Jezus op dat ogenblik als zijn Zoon, vanuit de hemel. Dat doet Hij langs het neerdalen van de heilige Geest. Zo wordt meteen ook de heilige Drievuldigheid geïntroduceerd. (Lucas 3, 22)
Doorheen de geschiedenis heeft men met de beste bedoelingen theologische concepten met heel tastbare elementen willen aanreiken aan de gelovigen, opdat ze de Boodschap zouden kunnen bevatten, bijvoorbeeld wat maagdelijkheid van Maria betreft en het vaderschap van Jozef. Dergelijke antwoorden verstikken echter het mysterie dat eigen is aan de geloofsinhoud. Wanneer geloof te bevattelijk wordt, is het ontsnapt aan haar eigenlijke inhoud. Die theorieën worden nu vaak ‘fabeltjes’ genoemd en met hen gaat het geloof in haar geheel dan helaas vaak op de schop. “Ze hebben ons wat wijsgemaakt”, klinkt dan soms geërgerd. Laten we dus meer ruimte vrijmaken voor mysterie in ons geloofsdenken. Laten we God niet versimpelen. Laten we steeds zijn ongrijpbaarheid vieren.
Kerkelijk inhaalmanoeuvre
Sint-Jozef kreeg in de Oosterse Kerk al heel vroeg een belangrijke plaats in de geloofsbeleving. In de Rooms-katholieke Kerk lag dat veel moeilijker. Pas in 1729 introduceerde paus Clemens XI het hoogfeest van de heilige Jozef voor de hele Kerk. Pius XII voegde er een tweede feest aan toe, in 1955: Sint-Jozef Arbeider. De keuze voor de feestdag is geen toeval: 1 mei. De heilige Jozef Arbeider moest een katholieke tegenhanger worden van de Dag van de Arbeid met socialistische 1 meivieringen. Jozef als wapen tegen het socialisme en communisme, wordt dan soms spottend gezegd. Misschien is een betere omschrijving: Jozef als inspiratiebron in een nieuwe tijd. Johannes XXIII, tenslotte, vereerde Sint-Jozef en nam hem op in de heiligenlijst van het Romeinse Canongebed, het eerste eucharistisch hooggebed.
Sint-Jozef wordt vereerd als voedstervader, maar ook als Dromer en voorziener. Hij is patroonheilige voor houtbewerkers en arbeiders, maar ook voor de vaders en de huisgezinnen. Daaruit is ook de merkwaardige gewoonte gegroeid om een beeldje van de heilige Jozef ondersteboven in de grond te begraven om te verkrijgen dat men een huis vlot zal kunnen verkopen.
Laten we dit feest van de heilige Familie vieren als de weg van Jezus naar de verkondiging, als het feest van een kwetsbaar Kind dat weldra aan zijn Opdracht zal beginnen, maar nu nog geniet van de geborgenheid die een gezin kan schenken.