Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Voornemens (3-4 januari 2026).

26 december 2025

Heilige Familie op de vlucht! (27-28 december 2025)

De geboorte van Jezus is niet zomaar een blij verhaal. De Zoon van God is geboren in een stal. Zijn moeder legde Hem te slapen in een voederbak. Geen koninklijk verblijf dus, en geen weelderige ontvangst hier op aarde. En het wordt nog erger: het kersverse gezin blijkt niet eens veilig te zijn waar ze schuilen. Jozef en Maria hebben heel wat zorgen. De geboorte van een kindje hoort een ontroerende en innemende gebeurtenis te zijn, een tijdlang mogen zweven op een wonderlijke wolk. De realiteit is best hard.

Politieke vluchtelingen

Herders zijn het Kindje komen eren. (Lucas 2, 15-16) Er brengen zelfs Wijzen een bezoek: ze willen de Messias ontmoeten nadat hun een ster is verschenen. (Matteüs 2, 1-2)  Koning Herodes wil hen inschakelen om meer informatie in te winnen en een eventuele inbreuk op zijn gezag meteen in de kiem te kunnen smoren. De Wijzen doorzien zijn snode plan dankzij een boodschap in hun droom en laten de vorst in het ongewisse. (Matteüs 2, 3-12)

Eveneens in een droom wordt Jozef gewaarschuwd door een engel van de Heer: hij moet met zijn gezin zo snel mogelijk vluchten omdat Herodes het Kindje kwaad wil doen. (Matteüs 2, 13) Ze vluchten naar Egypte, weg uit het gebied waar Herodes macht over heeft, opdat Jezus, een klein en weerloos Kindje, niet vermoord zou worden. Vreselijk is dat. Weg uit hun land, weg van hun familie en kennissen, met een pasgeboren Kind.

Asiel in Egypte

Aldus zijn Jozef, Maria en Jezus politieke vluchtelingen die in Egypte een veilig onderkomen vinden. Zolang het niet veilig voor hen is, moeten ze uit hun eigen streek wegblijven. (Matteüs 2, 14-15) Al vanaf het begin hangt er een gevoel van onveiligheid, van onrecht in Jezus' aardse bestaan. Koning Herodes is een hardvochtige vorst. Wanneer hij verneemt dat de Wijzen hem zijn ontlopen, laat hij alle jongetjes van 2 jaar en jonger in de ruimte omgeving van Betlehem ombrengen. (Matteüs 2, 16) Als illustratie van een terreurbeleid kan dat tellen.

Ze zijn dus op het nippertje kunnen vluchten. In Egypte zijn ze veilig. Ze mogen er verblijven en worden niet weggejaagd of slecht behandeld. Er is geen protestcomité opgericht om hen terug te sturen. Er is geen politiek lobbywerk gebeurd om hen weg te krijgen. Was dat wel het geval geweest, dan zou het ook zeker uitgebreid beschreven zijn bij Matteüs. Het zou immers relevante informatie geweest zijn.

Verhaal op maat

Het blijft een merkwaardige kronkel te denken dat je overtuigd christen kan zijn en principieel onverdraagzaam tegelijk. Jezus' Boodschap puilt zowat uit van de verwijten tegen farizeeën die neerkijken op anderen en iedereen zelfgemaakte regels opleggen. (Johannes 8, 3-11 en 15 - Johannes 9, 1-23 - Matteüs 23, 1-33 - Lucas 6, 1-11) Jezus is evenmin mals voor wie welstellend is en al te veel gehecht is aan bezit en geld. (Lucas 16, 19-30 - Lucas 18, 25 - Matteüs 19, 16-24 - Marcus 10, 17-25)

Wanneer we als christenen voluit voor economische motieven gaan bij het beslissen of vluchtelingen welkom zijn in ons midden of niet, dan is dat niet te rijmen met de blijde Boodschap. Jezus, de Zoon van God, heeft zijn tocht naar Jeruzalem kunnen volbrengen juist omdat men Hem in Egypte heeft onthaald als vluchteling. 

Wanneer mensen hun land verlaten omdat het gezag hen naar het leven staat, wanneer mensen met hun kroost en hooguit enkele bezittingen een weg naar het onbekende aanvatten, dan zijn ze kwetsbaar en radeloos. Laten we dat in deze dagen indachtig zijn.

20 december 2025

Kerstmis in beeld (24-25 december 2025)

Hoewel de kerststal niet helemaal op Bijbelverzen steunt, vertelt ze het wonder van Jezus’ geboorte op bijzondere wijze en mag ze ons geloof ieder jaar weer inspireren. Hiermee brengen we Kerstmis terug naar haar essentie: geen flikkerende kerstbomen, geen vreemd lachende kerstmannen, geen dure geschenken, maar de geboorte van Jezus in al haar eenvoud.

Zien en niet zien

Om te begrijpen wat je ziet, is het zinvol om een stap achteruit te zetten en na te gaan wat je niet ziet. Wie blijft er buiten beeld van onze kerststal? De herbergier alleszins, die Jozef en de hoogzwangere Maria logement weigert. Hij heeft geen plaats, zegt hij. Mensen kunnen teleurstellen. 

De herders maken wel deel uit van het tafereel: eenvoudige lieden die de nacht doorbrengen bij hun kudde, in de velden. Maar hun geloof is bijzonder groot, zo blijkt. Ze schrikken wel van het nieuws dat hun wordt verkondigd, maar ze laten zich verwonderen. Wat hun wordt toevertrouwd, dat geloven ze.

Plichtsbewust en ontvankelijk

Jozef zien we hier, de man die bezorgd is over zijn vrouw, die plichtbewust in het leven staat en een oplossing zoekt wanneer tegenslag hun pad kruist. De stal is geen luxueus verblijf, maar biedt wel bescherming. En er komt nog onheil: Jozef zal met Maria en Jezus naar Egypte moeten vluchten omdat Herodes hun kwaad wil doen. Jozef beschermt Jezus en zal Hem opvoeden en het vak van timmerman leren. Hij aanvaardt vanaf het begin dat dit Kind een heel bijzondere zending heeft.

We zien ook Maria, de gelovige vrouw die de Zoon van God baart en die dit wonder op zich laat afkomen. Zoals God het wil, zo zal het gebeuren. Haar vertrouwen is groot, haar ontvankelijkheid ook. Maria had vriendelijk kunnen bedanken wanneer de Engel haar bezocht, maar dat heeft ze niet gedaan. En dat is geen uiting van nederige gehoorzaamheid, maar een heel bewuste keuze. En ook in die moedige keuze zal ze niet gespaard blijven van leed.

Eenvoud en wijsheid

Achteraan liggen de os en de ezel. Het zijn eerder volkse, ludieke figuren die het eigene van de stal beklemtonen. In het geboorteverhaal staat de os nergens vermeld. De ezel komt na de geboorte van Jezus ook niet meer in beeld. Maar de profeet Jesaja klinkt langs deze dieren op de achtergrond mee: “Een os herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar het Volk van God mist elk inzicht, het leeft in onwetendheid.” Hier klinkt al meteen een eerste afwijzing van Jezus als Gods Zoon. Goede Vrijdag is nooit ver weg in het verhaal van Jezus. We herkennen in de os en de ezel misschien het noeste werken en in het gareel moeten lopen. En de hardheid die we in ons bestaan ontmoeten. Maar net als de ezel kunnen we een gezonde koppigheid kennen, en toch de Heer ten volle willen ontmoeten.

Op de drie wijzen uit het Oosten wachten we nog even. Zij zullen in hun wijsheid in Christus de Redder herkennen. 

Christus en wij

Centraal in de stal vinden we vanavond uiteraard de Messias zelf. Jezus Christus, de Zoon van God, de Heer die hier op aarde verschijnt in een teer en kwetsbaar Mensenkind, God in Mens onder ons: door profeten voorzegd en lang verwacht.

Wijzelf maken ook deel uit van het tafereel: we aanschouwen het, we nemen het beeld in ons op. Mogen wij de verwondering van de herders meedragen, de aanvaarding van de os en de ezel, de zorgzaamheid van Jozef en de ontvankelijkheid van Maria. Mogen wij Jezus warm onthalen in ons gebed en in heel ons leven, dankbaar en vol feestvreugde omdat God in Jezus is geboren in Betlehem en te slapen gelegd in een kribbe in een schamele stal.

De Kerstnacht verwelkomt alle wonderen in een oogopslag, de eeuwigheid in één enkel moment: zomer in kille winter, dag in donkere nacht, hemel in aarde, God in mens. Zo groots is het Kindje, wiens geboorte alles bijeenbrengt. Kerstmis verheft de aarde tot in de hemel, en buigt de hemel tot aan de aarde.  (Richard Crashaw)    

Een zalig Kerstfeest!

18 december 2025

God met ons (20-21 december 2025)

Op het einde van de advent horen we hoe God op onze aarde geboren zal worden als Immanuel: God-met-ons. Deze expliciete verbinding die de Heer met ons wil maken, is een belangrijke tegemoetkoming om de afstand veroorzaakt door onze twijfels en onzekerheden te overbruggen. Hij is immers nooit ver weg. En Hij weet wat er omgaat in ons hart. Wat doen wij?

  • Voor de lezingen van de vierde zondag van de advent A: klik hier.

Paniek

Achaz is koning van Juda, het zuidelijke rijk, en hij zit in een benarde positie wanneer Jesaja hem toespreekt. Het noordelijke rijk Israël wil trachten om hem met hulp van buitenaf van de troon te stoten. Volgens Jesaja hoeft Achaz echter niet te vrezen: God is met hem, de koning moet enkel vertrouwen hebben in de Heer. De koning twijfelt echter en raakt in paniek. Uiteindelijk zoekt hij zijn heil bij Assyrië. 

De gevolgen zijn desastreus: Juda wordt een vazalstaat van dat Assyrische rijk. Het Twaalfstammenrijk uit de tijd van koning David was al opgesplitst, maar nu verliest dit zuidelijke koninkrijk daarenboven ook de zelfstandigheid. In plaats van steun te zoeken bij God verkoopt Achaz de vrijheid van zijn volk. Zo brokkelt het ooit zo sterke rijk nog verder af. Mensen hebben de neiging om zichzelf en God teleur te stellen. Dat is een motief dat doorheen het Eerste (Oude) én het Tweede (Nieuwe) Testament steeds terugkeert.

Net als Achaz worden ook wij soms overspoeld door een golf van twijfels in precaire situaties. Het vertrouwen op God kan soms zo ontastbaar aanvoelen. God kan onbereikbaar ver van ons weg lijken. Bovendien is het een hele opgave om de controle uit handen te geven., vooral wanneer de omstandigheden ruw en onbeheersbaar zijn. 

Twijfelachtig

In ons gebrekkige geloof projecteren we onze eigen zwakte op God: wanneer het niet lukt om ons persoonlijk ten volle open te stellen voor God, dan vragen wij Hém om zich aan ons te tonen. En wanneer wij Hem in de steek hebben gelaten, dan willen we bevestiging dat Hij wel degelijk om óns geeft. Onzekerheid wordt vaak doorgeschoven naar de ander. Wie een ander bedriegt bijvoorbeeld, die zal zelf vlugger jaloers zijn. Een vreemd mechanisme.

Omwille van ons menselijke balanceren tussen hoop en vertrouwen aan de ene kant en twijfel, zwakte en onzekerheid daartegenover, is de verhouding lang niet altijd in balans met God. Het gaat soms teveel over onszelf en te weinig over God. Dat wordt in onze tijden van ego en vrijheid terecht opgemerkt, maar het is eigenlijk van alle tijden. In God geloven, is je kwetsbaar opstellen. Het houdt in dat je je vertrouwen stelt in Hem. 

Niet weten

Daar is Achaz over gestruikeld, en in onze tijd is het evenzeer een uitdaging. Geloven is immers fundamenteel niet-weten. Het is voor een groot deel niet (helemaal) begrijpen en toch geloven. Achaz nam het zekere voor het onzekere, maar het zekere bracht onzekerheid, terwijl het Onzekere –  onzeker in zijn rationele of angstige ogen althans – hem juist wel had gered.

God is ons, mensen, nochtans ontzettend veel tegemoetgekomen. Hij heeft ons een ontegensprekelijk teken van Leven gegeven. Hij is Mens geworden, aan ons gelijk, en heeft onder ons gewoond. (Johannes 1, 14) Ons heeft Hij niet in de steek gelaten, hoewel het Volk van God Hem wél al te vaak heeft beschaamd. 

Vervulling

Jesaja mocht deze belofte al doen in moeilijke tijden: “De jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen.” (Jesaja 7, 14) We naderen nu in het liturgisch jaar de vervulling van deze belofte: met Kerstmis, over enkele dagen al, gedenken we de geboorte van Jezus Christus. Zo is het door de Engel herhaald aan Jozef in een droom: “Ze zal een Zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.” Dit alles is gebeurd omdat in vervulling moest gaan wat bij monde van de profeet Jesaja door de Heer is gezegd. (Matteüs 1, 21-22)

Welnu, de geboorte is heel dichtbij. God is heel dichtbij. Hemel en aarde raken elkaar bijna. Het verwachten van de advent wordt weldra vervuld. Stellen wij ons open voor zijn komst? Stellen wij ons vertrouwen op Hem als onze Messias? Of aarzelen we en blijven we paniekerig in de twijfel hangen, zoals Achaz? Rekenen we liever op aardse, tastbare redmiddelen die ons de schijn van geluk en voorspoed voorhouden?

Geloven gaat heel diep en krijgt elke dag opnieuw vorm in ons leven. Zijn we er klaar voor? Hebben we ons goed voorbereid? God wil met ons zijn, maar zijn wij klaar om Hém te ontvangen?

08 december 2025

Heb geduld, houd moed (13-14 december 2025)

We leven in een wereld van verlokking. Onze mobiele telefoon pingelt en tingelt opdat we er geregeld naar zouden kijken: niet eens wanneer iemand ons iets toestuurt, maar om een nieuwtje te melden, of het weerbericht. We worden gelokt. Ook in de winkelstraten en op het internet worden we verleid met flitsende beelden, kleine prijzen en grote beloften. We hebben alles graag groots, met veel toeters en bellen. Onze honger wordt opgewekt en meteen verzadigd. We verwennen onszelf graag. Maar is dat wel goed voor ons? Is het wel gezond? Zouden we af en toe niet beter even op de rem staan? Is een gezonde dosis geduld niet verstandiger en gezonder?

  • Voor de lezingen van de derde adventszondag A: klik hier.

Niet hebberig

Volgens de liturgie beslist wél. Er klinkt een bescheiden vreugde op deze derde zondag van de advent: Gaudetezondag. We verheugen ons stilaan op Kerstmis, op het Geboortefeest, maar die blijdschap blijft ingetogen en wordt niet uitbundig. Verlangen is niet te herleiden tot een lineair stijgende lijn: het is een emotie met hoogten en laagten, waarbij we soms ongeduldiger worden dan op andere momenten. 

Ongeduld heeft iets egocentrisch in zich, iets hebberigs. We willen alles onmiddellijk en helemaal, maar zo werkt de werkelijkheid niet. Dat menselijk euvel is eigenlijk van alle tijden. Daarom worden we in de advent ook uitdrukkelijk aangespoord om door te zetten in het geduld. We mogen het wachten niet op te geven enkel omdat ons verlangen niet voorbarig wordt ingewilligd

Hetzelfde geldt voor het Rijk Gods. Af en toe hoor je mensen schreeuwen dat de tekenen van de wereld duidelijk zijn en dat de eindtijd op handen is. De drijfveer is menselijk ongeduld. Zo werkt God niet. Hij zal komen wanneer wij dat het minst verwachten. (1 Tessalonicenzen 5, 2) Dat hoeft helemaal niet in ons aardse bestaan te zijn. Maar het kan wel natuurlijk.

Leven met hoop

“Het dorre land zal zich verheugen en jubelen, de woestijn zal bloeien als een bloem”, verkondigt Jesaja veelbelovend. (Jesaja 35, 1) “Zeg tegen hen die bang zijn van hart: houd moed, vrees niet!” (Jesaja 35, 3) Jesaja ziet een hoopvolle toekomst, de tegenslag blijft niet duren.

Het Hebreeuwse woord ‘leev’ wordt hier vertaald als ‘hart’, al doet het eigenlijk tekort aan wat er bedoeld wordt. ‘Leev’ omhelst eigenlijk ons mensenbestaan, ons zelfbewustzijn, onze beleving. Daarom is er wellicht ook een etymologische band tussen het Hebreeuwse ‘leev’ en ons woord ‘leven’ (en het Engelse ‘live’ en het Duitse ‘leben’). Het hart is inderdaad bron van leven, maar het leven omhelst meer dan enkel een hartslag. Zo is het ook met dit Hebreeuwse woord. 

We worden door Jesaja opgeroepen om niet angstig te blijven in ons bestaan maar onze moed te bewaren en te koesteren. Want alles komt goed. Zelfs wie de toekomst somber inziet, als een barre woestijn, zal verbaasd staan. Dit saaie en dorre landschap zal opbloeien: er komt redding, nieuw Leven!

Toekomst

De redding komt er echter niet meteen nadat Jesaja zijn woorden heeft uitgesproken. Er wordt geduld gevraagd: de woestijn zal weliswaar bloeien, maar niet over enkele tellen. Wanneer de tijd rijp is, dan zal het gebeuren. In de dichte toekomst verwijst Jesaja hier letterlijk naar de terugkomst van de bannelingen uit Babylon. Verder weg verwijst Jesaja abstracter naar de redding wanneer de Messias komt. 

De twee betekenissen van Jesaja's visioen van hoop zijn met mekaar verbonden. Door de terugkomst van de bannelingen is het Volk van God herenigd om de Messias te ontvangen. Dat ideaalbeeld zal in de werkelijkheid heel anders verlopen, zo weten we.

Wij bevinden ons in een volgende tijdsspanne: tussen de komst van Jezus de Messias en zijn belofte van de wederkomst in heerlijkheid. Ook voor ons draagt Jesaja’s belofte dus een  een verlangen in zich naar een toekomst die we ons moeilijk kunnen inbeelden omdat die abstract en mysterieus blijft.

Met mildheid

Toch mogen we blij zijn en in de komende dagen blijven uitkijken naar het feest waarop we Gods komst als een Mensenkind op aarde mogen vieren. God is niet ver weg gebleven doorheen de tijd, Hij heeft ons bestaan aangenomen om ons de blijde Boodschap te verkondigen en om ons duidelijk te maken wat God van ons verlangt.

Gaudetezondag verwijst naar de intredezang van de vroegere Latijnse mis op de derde adventszondag, een fragment uit de Filippenzenbrief: ‘Blijf vreugdevol in de Heer. Ik zal het jullie nogmaals zeggen: blijf vreugdevol. Laat iedereen u kennen als milde mensen. De Heer is nabij.’ (Filippenzen 4, 4-5) We worden door Paulus opgeroepen om te allen tijden verheugd te blijven in de Heer en uit te blinken in mildheid (‘epi-eikès’ in het Grieks: mild, gematigd, doordacht). Daaraan moeten de mensen ons herkennen: dat we mild zijn. Het tegengestelde van mild is hier gulzig of overdadig of onbeteugeld. 

In de muziek heet dit ‘allegro moderato’: opgewekt en vlug, maar dan met mate. Zo mag ons verlangen zijn naar Kerstmis, en evenzeer naar de eindtijd: oprecht maar ingehouden, van harte maar geduldig. 

De advent kan ons iets leren in het leven: geduld dat in haar mildheid niets afdoet van de oprechtheid van de emotie. Wat niet voluit wordt beleefd, wordt algauw als flets afgedaan. Ten onrechte: het wachten wordt sterker door het in te perken en zuiver te houden.

02 december 2025

Wegenwerken (6-7 december 2025)

Johannes is de zoon van Maria’s nicht Elisabet. Zijn meest bijzondere band met Jezus is ongetwijfeld van spirituele aard, bijna mystiek zelfs: niet onder woorden te brengen maar onpeilbaar diep. Hij roept de mensen op om de weg klaar te maken voor de Heer, die weldra komt. Johannes inspireert ons ook vandaag om aan de weg te werken. Christen zijn is werken aan de weg: een zware taak, een werk dat nooit af is.

  • Voor de lezingen van deze tweede zondag in de advent A: klik hier.

Potsierlijk

Johannes is in een ruwe kameelharen mantel gekleed en voedt zich met wilde honing en sprinkhanen. (Matteüs 3, 4) Johannes loopt beslist niet rond in eerbiedwaardige klederdracht. In de ogen van de mensen is hij schamel gekleed. Zijn voedsel bestaat uit schenkingen van de schepping: wat er voorhanden is. Het contrast tussen deze verwilderde profeet en de 'gestelde lichamen' van het geloof met hun potsierlijke houding kan niet groter zijn. 

De farizeeën en sadduceeën worden bijzonder hard toegesproken: 'addergebroed' noemt Johannes hen. (Matteüs 3, 7) Ze moeten absoluut niet denken dat ze veilig zijn omdat Abraham hun voorvader was. (Matteüs 3, 9) Nee, ze zullen zélf moeten bewijzen dat ze het hemelrijk waard zijn, langs hun daden. En laten wij vooral niet op de zijlijn gaan staan en ons de rol van (licht geamuseerde) toehoorders toeëigenen. Johannes de Doper richt zich evenzeer tot ons: het is hoogtijd om aan de slag te gaan!

Nieuw begin

Johannes trekt de woestijn in om te prediken dat het koninkrijk van de hemel nabij is. Hij is een profeet, een man die door Jesaja al werd aangekondigd: 'een stem die roept in de woestijn'. (Matteüs 3, 3 en Jesaja 40, 3) In voorbereiding op Jezus’ komst doopt hij mensen, opdat ze tot inkeer komen. (Matteüs 3, 11) Want de bijl ligt aan de wortel van de boom: wie geen goede vruchten draagt, heeft geen goede vooruitzichten. (Matteüs 3, 10)

"Maak de weg van de Heer gereed", zegt Johannes de Doper. Jesaja klinkt hier meteen op de achtergrond mee: "Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel geëffend, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen." (Matteüs 3, 3 en Jesaja 40, 4) Wat bedoelt hij daarmee? 

Oneffenheden

We zouden de ruwe woestenij bijvoorbeeld kunnen vertalen als: bergen van rijkdom en roem, dalen van onrecht en verdriet, ruig land van oorlog en geweld, en valleien van gemak en verstrooiing. Wanneer die oneffenheden verdwenen zijn, dan zullen we niet meer struikelen, niet meer verdwalen, dan zijn er geen belemmeringen meer, geen beperkingen. Een wereld zo idyllisch en puur als het aards paradijs, zeg maar. Weg met de willekeur en de onberekenbaarheid: de weg moet rechttoe rechtaan zijn, geijkt op Gods Wet. Een Rijk van goedheid, rechtvaardigheid en liefde. 

In de woestijn, omringd door dorre en ruige natuurelementen spreekt Johannes dit visioen uit. In die woestijn heeft hij de soberheid en stilte gevonden, ver weg van de drukte van dorpen en steden. Zijn woorden klinken authentiek, juist door wie Johannes is en waar hij verblijft. Ook wij worden uitgenodigd om tot inkeer te komen en stil te staan bij ons leven, op ons doen en laten. Daar is de advent de uitgelezen tijd voor: tot inzicht komen, ontdekken wat er werkelijk toe doet in het leven. Tot de kern komen: het is een hele opdracht in een wereld vol kitscherige rendieren, irritant lachende kerstmannen en hyperkinetisch knipperende LED-lampjes. 

Aan het werk!

Toch volstaat het niet om ons terug te trekken uit het leven en ons te bezinnen. We moeten aan de slag in deze wereld, in de schepping die God ons te leen heeft gegeven. Niet in een veilige fantasiewereld van goede voornemens, maar in ons dagelijkse bestaan: daar horen we ons voor te bereiden op zijn komst en goede vruchten te dragen. Deze boodschap mag ons inspireren in de advent.

Wanneer we bouwen aan de weg – onze persoonlijke weg, maar evenzeer de gezamenlijke christelijke weg van eeuwen , dan werken we mee aan de komst van het Rijk Gods. De samenleving is niet dezelfde als ten tijde van Jezus, maar de gelijkenissen blijven niettemin stuitend: ook nu is er een grote kloof tussen arm en rijk, ook nu is er oorlog en onrecht, ook nu worden mensen uitgesloten. Daarom blijft de boodschap van Johannes brandend actueel. Helaas. Er is nog veel werk aan de weg! We hebben geen enkel excuus om onze bijdrage uit te stellen. 

We verlangen naar Kerstmis. Laten we bouwen aan de weg door tot inkeer te komen en aan het werk te gaan, geïnspireerd door Johannes de Doper. Laten we ons in deze advent bewust voorbereiden om de Komst van Gods Zoon op aarde, God onder ons. Hij komt weldra!