Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Voornemens (3-4 januari 2026).

08 december 2025

Heb geduld, houd moed (13-14 december 2025)

We leven in een wereld van verlokking. Onze mobiele telefoon pingelt en tingelt opdat we er geregeld naar zouden kijken: niet eens wanneer iemand ons iets toestuurt, maar om een nieuwtje te melden, of het weerbericht. We worden gelokt. Ook in de winkelstraten en op het internet worden we verleid met flitsende beelden, kleine prijzen en grote beloften. We hebben alles graag groots, met veel toeters en bellen. Onze honger wordt opgewekt en meteen verzadigd. We verwennen onszelf graag. Maar is dat wel goed voor ons? Is het wel gezond? Zouden we af en toe niet beter even op de rem staan? Is een gezonde dosis geduld niet verstandiger en gezonder?

  • Voor de lezingen van de derde adventszondag A: klik hier.

Niet hebberig

Volgens de liturgie beslist wél. Er klinkt een bescheiden vreugde op deze derde zondag van de advent: Gaudetezondag. We verheugen ons stilaan op Kerstmis, op het Geboortefeest, maar die blijdschap blijft ingetogen en wordt niet uitbundig. Verlangen is niet te herleiden tot een lineair stijgende lijn: het is een emotie met hoogten en laagten, waarbij we soms ongeduldiger worden dan op andere momenten. 

Ongeduld heeft iets egocentrisch in zich, iets hebberigs. We willen alles onmiddellijk en helemaal, maar zo werkt de werkelijkheid niet. Dat menselijk euvel is eigenlijk van alle tijden. Daarom worden we in de advent ook uitdrukkelijk aangespoord om door te zetten in het geduld. We mogen het wachten niet op te geven enkel omdat ons verlangen niet voorbarig wordt ingewilligd

Hetzelfde geldt voor het Rijk Gods. Af en toe hoor je mensen schreeuwen dat de tekenen van de wereld duidelijk zijn en dat de eindtijd op handen is. De drijfveer is menselijk ongeduld. Zo werkt God niet. Hij zal komen wanneer wij dat het minst verwachten. (1 Tessalonicenzen 5, 2) Dat hoeft helemaal niet in ons aardse bestaan te zijn. Maar het kan wel natuurlijk.

Leven met hoop

“Het dorre land zal zich verheugen en jubelen, de woestijn zal bloeien als een bloem”, verkondigt Jesaja veelbelovend. (Jesaja 35, 1) “Zeg tegen hen die bang zijn van hart: houd moed, vrees niet!” (Jesaja 35, 3) Jesaja ziet een hoopvolle toekomst, de tegenslag blijft niet duren.

Het Hebreeuwse woord ‘leev’ wordt hier vertaald als ‘hart’, al doet het eigenlijk tekort aan wat er bedoeld wordt. ‘Leev’ omhelst eigenlijk ons mensenbestaan, ons zelfbewustzijn, onze beleving. Daarom is er wellicht ook een etymologische band tussen het Hebreeuwse ‘leev’ en ons woord ‘leven’ (en het Engelse ‘live’ en het Duitse ‘leben’). Het hart is inderdaad bron van leven, maar het leven omhelst meer dan enkel een hartslag. Zo is het ook met dit Hebreeuwse woord. 

We worden door Jesaja opgeroepen om niet angstig te blijven in ons bestaan maar onze moed te bewaren en te koesteren. Want alles komt goed. Zelfs wie de toekomst somber inziet, als een barre woestijn, zal verbaasd staan. Dit saaie en dorre landschap zal opbloeien: er komt redding, nieuw Leven!

Toekomst

De redding komt er echter niet meteen nadat Jesaja zijn woorden heeft uitgesproken. Er wordt geduld gevraagd: de woestijn zal weliswaar bloeien, maar niet over enkele tellen. Wanneer de tijd rijp is, dan zal het gebeuren. In de dichte toekomst verwijst Jesaja hier letterlijk naar de terugkomst van de bannelingen uit Babylon. Verder weg verwijst Jesaja abstracter naar de redding wanneer de Messias komt. 

De twee betekenissen van Jesaja's visioen van hoop zijn met mekaar verbonden. Door de terugkomst van de bannelingen is het Volk van God herenigd om de Messias te ontvangen. Dat ideaalbeeld zal in de werkelijkheid heel anders verlopen, zo weten we.

Wij bevinden ons in een volgende tijdsspanne: tussen de komst van Jezus de Messias en zijn belofte van de wederkomst in heerlijkheid. Ook voor ons draagt Jesaja’s belofte dus een  een verlangen in zich naar een toekomst die we ons moeilijk kunnen inbeelden omdat die abstract en mysterieus blijft.

Met mildheid

Toch mogen we blij zijn en in de komende dagen blijven uitkijken naar het feest waarop we Gods komst als een Mensenkind op aarde mogen vieren. God is niet ver weg gebleven doorheen de tijd, Hij heeft ons bestaan aangenomen om ons de blijde Boodschap te verkondigen en om ons duidelijk te maken wat God van ons verlangt.

Gaudetezondag verwijst naar de intredezang van de vroegere Latijnse mis op de derde adventszondag, een fragment uit de Filippenzenbrief: ‘Blijf vreugdevol in de Heer. Ik zal het jullie nogmaals zeggen: blijf vreugdevol. Laat iedereen u kennen als milde mensen. De Heer is nabij.’ (Filippenzen 4, 4-5) We worden door Paulus opgeroepen om te allen tijden verheugd te blijven in de Heer en uit te blinken in mildheid (‘epi-eikès’ in het Grieks: mild, gematigd, doordacht). Daaraan moeten de mensen ons herkennen: dat we mild zijn. Het tegengestelde van mild is hier gulzig of overdadig of onbeteugeld. 

In de muziek heet dit ‘allegro moderato’: opgewekt en vlug, maar dan met mate. Zo mag ons verlangen zijn naar Kerstmis, en evenzeer naar de eindtijd: oprecht maar ingehouden, van harte maar geduldig. 

De advent kan ons iets leren in het leven: geduld dat in haar mildheid niets afdoet van de oprechtheid van de emotie. Wat niet voluit wordt beleefd, wordt algauw als flets afgedaan. Ten onrechte: het wachten wordt sterker door het in te perken en zuiver te houden.