Uit de eerste Johannesbrief wordt komende zondag een fragment gelezen dat gaat over christelijke identiteit. Wie zijn wij? Hoe worden we genoemd? “De wereld begrijpt ons niet en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend.”, horen we in de vertaling die wordt voorgelezen. Heel dicht bij de Griekse tekst luidt het: “De wereld kent ons niet omdat ze Hem niet heeft gekend.” Hiermee worden twee interessante thema’s in evenveel verzen verpakt: de eigen identiteit en de verhouding tot de anderen.
- Voor de lezingen van de vierde zondag van Pasen: klik hier.
Kinderen van God zijn
Wie zijn wij dan, volgens ons geloof? “We
worden kinderen van God genoemd en dat zijn we ook”, schrijft Johannes met klem
(1 Johannes 3, 1b). We hebben een naam gekregen en meteen ook de bijhorende identiteit
ontvangen van God zelf. Dit is weliswaar geen verworven recht, maar genade: het
is een Godsgeschenk dat we uit liefde ontvangen. We zijn deelachtig aan Gods
grenzeloze liefde en mogen deze liefde ook delen met elkaar. Daarom noemt
Johannes de lezers ook “agapètoi” of “geliefden”, of in een zwakkere vertaling:
“vrienden”.
Omdat we kinderen van God zijn - “tekna
thèou” in het Grieks -, is God onze Vader. Daar gaat het kind-zijn in wezen
over. Het betekent niet dat we onvolwassen of hulpeloze "kindertjes" zouden zijn.
De Vader en de Zoon hebben de volgelingen van Jezus als het ware geadopteerd en
die beweging gaat doorheen de tijd onophoudelijk verder. Het is bovendien in de
eerste plaats een gemeenschappelijke adoptie. We mogen ons rekenen tot het Volk
Gods. De christelijke identiteit, het kind-van-God-zijn, is niet in de eerste
plaats een individuele titel, maar een gedeelde. In navolging van Gods Zoon,
die op aarde heeft geleefd, verkondigd en geleden, mogen ook wij God onze Vader
noemen. Jezus noemde God “zijn Vader”, wij noemen Hem “onze Vader”. Daarin ligt
een belangrijk verschil.
Deze verhouding tot God maakt ons christelijk
geloof zo uniek. We zijn kinderen van God, dat weten we. Wat er komen zal, dat weten
we niet precies. Wel mogen we er op hopen dat we God zullen zien van aanschijn
tot aanschijn, omwille van ons geloof. Dit “zien” is geen droogweg objectief
waarnemen. Het Griekse “opsomai” geeft weer dat het beeld naar binnen komt, dat
we begrijpend zien. Wellicht het meest sprekende beeld is dat we zullen zien zoals
God ons ziet en kent.
Deze vrij zware analyse staat niet
mijlenver van de realiteit. Onze band met God is misschien wel de meest intieme
band die mogelijk is tussen God en mensen. Het wordt onmogelijk om ons slechts
te beperken tot kennisname van de geloofsinhoud en daar op een objectieve,
wetenschappelijke wijze mee om te gaan. Als God onze Vader is, veronderstelt
dit onze instemming vanuit ons hart. En het vergt ook dat we Gods Boodschap
uitvoeren in ons doen en laten.
Identiteit en openheid
De identiteit van de christenen wordt in
Johannes’ briefverzen meteen van contrast voorzien, bij wijze van
scherpstelling. Zowel in het Johannesevangelie als in de Johannesbrieven wordt
gebruik gemaakt van contrasten om de christelijke identiteit en de
geloofswaarheid uit te klaren. Denk maar aan: “Het Woord was in de wereld, de
wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet.” (Johannes 1, 10)
Met de wereld – “kosmos” in het Grieks – bedoelt men uiteraard niet de planeet
op zich. “De wereld” wordt hier gebruikt als tegenhanger van “de christenen”.
Iedere christen ervaart het wel eens. Het
kan kwetsend overkomen wanneer je geloof wordt bestempeld als een sprookje of
een verzinsel door buitenstaanders. Besef dat je op dat moment een mening hoort,
geen feit of realiteit. Een mening is niets meer of niets minder dan een
eenzijdige herleiding van de realiteit tot wat men wil zeggen. Er kan alleen
constructief en zinvol gediscussieerd worden over geloof wanneer iedereen
vertrekt vanuit een houding van respect voor andere visies. Respect betekent
dat je de visie van de ander waardeert, en niet in de val trapt om andere
visies te herleiden tot het eigen beeld dat je ervan hebt of tot het punt dat
je wil maken.
Een evenwichtsoefining
Daarom is het belangrijk om te investeren
in je identiteit én in respect voor anderen. Het één hoeft het ander niet uit
te sluiten. Wie volop in de christelijke identiteit gaat staan, sluit zich af
van de wereld. Wie te ver overhelt in de erkenning en bevestiging van de
anderen, kan zijn of haar eigen identiteit verliezen. Laten we voor ogen houden
dat het evangelie en de brieven van Johannes zijn geschreven in een tijd van heftig
conflict. De tijd van de brieven is een tijd van bedreiging, achtervolging en
bestraffing. Dat mag geen vrijgeleide zijn om ons een syndroom van Calimero toe
te eigenen: een misnoegd gevoel altijd verkeerd begrepen en onderdrukt te
worden. We leven, zeker in onze streken, absoluut niet in gelijkaardige tijden
als Paulus en Johannes. God zij dank!
Laten we vooral niet vergeten dat we
samenleven met veel andere overtuigingen, die even waardevol kunnen zijn. Laten
we tegelijk elke dag opnieuw investeren in ons eigen geloof, door tijd en
ruimte vrij te maken voor God.