Op het vlak van geloof zitten we in woelig water. De Kerk is niet meer de evidentie die ze is geweest. Er klinkt kritiek, en neerbuigende spot soms. Jezus wijst ons in de tempel op de essentie. De gebouwen en gewoonten hebben een plaats in ons geloof, maar dat zou niet de kern mogen zijn. De toehoorders waren wellicht geschokt. Ook wij mogen ons verstand op laten schrikken door de Heer.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Schoonheid
De mensen bewonderen de mooie stenen van de tempel en de prachtige geschonken versierselen, uit dankbaarheid door rijken gegeven. (Lucas 21, 5) Al die schoonheid voor God: het maakt gelovigen blij. Wie zelf weinig geld en bezittingen heeft, voelt zich ergens rijk door deelachtig te mogen zijn aan de schoonheid van de tempel. Het geeft een gevoel van fierheid.
De grondige renovatie van de tempel zelf is intussen een veertigtal jaar afgewerkt. Alles oogt dus nieuw. Aan de uitbreiding van het plein door nieuwe gebouwen toe te voegen, is men nog volop bezig. Alles zal pas echt af zijn een goeie dertig jaar later. Lang zal het eindresultaat er niet staan: een jaar of zes, na 86 jaren van verbouwen en bijbouwen. Dan zal de tweede tempel vernield worden. Al die moeite, waarvoor?
Alles gaat voorbij
Jezus voorzegt het al: "Wat jullie hier zien: er zullen dagen komen waarop geen steen op de andere zal blijven. Alles zal worden afgebroken." (Lucas 21, 6) Deze woorden moeten hard zijn aangekomen. Jezus spreekt over de tempel: de trots van iedere gelovige. Zijn indrukwekkende architectuur maakt deze tempel tot één van de mooiste gebouwen van het Romeinse rijk! En dat alles zal verdwijnen?
Al die schoonheid stoort Jezus op zich niet, maar Hij beklemtoont dat ons geloof niet uit de bewondering van sierlijke gebouwen mag bestaan. Geloven, dat doe je in je hart. Gebouwen zijn tijdelijk, de trouw aan God moet in ons hart wonen, blijvend. De hemelse Vader verlangt geen uiterlijke sier maar oprecht geloof.
Dat komt niet terug
Niettemin zijn we gehecht aan de gebouwen waarin ons geloof tot uitdrukking komt: de stenen, de beelden, de glasramen, de geur... Onlangs nog zei iemand me: "Ons kerkje is voorgoed gesloten. Het is verkocht. Zo'n mooi gebouw, ik ben er zo vaak geweest. Een mooie tijd was het. Dat komt niet meer terug." Het is een fenomeen van deze tijd. Er zijn in de vorige eeuw heel wat kerkgebouwen bijgebouwd. Het leek evident dat die extra gebouwen altijd noodzakelijk zouden blijven. Vlaanderen zou altijd katholiek blijven, dat volk dat in de Boerenkrijg streed 'voor outer en heerd' (altaar en haard, of: kerk en gezin). Het leek wel in ons DNA te zitten.
In de laatste zestig jaar is er enorm veel veranderd. Heel gestaag, heel traag, maar onstuitbaar. Parochiegemeenschappen werden kleiner en grijzer. Het aantal priesters nam af. Een rijk aanbod aan andere bezigheden nam de zondag over. En wanneer veel mensen toch nog eens de kerk binnengingen, zomaar of voor een feest, dan voelen ze zich er minder en minder thuis, in tegenstelling tot de generaties voor hen. De rituelen waren hen vreemd geworden. "Moeten we nu rechtstaan? Wat moet ik nu zeggen?" En: "Waar heeft die priester het toch over?" En de krimpende kudde ziet het met lede ogen aan.
Anders
Jezus zegt tegen ons dat we ons niet moeten vastklampen aan gebouwen en structuren, maar dat ons geloof in de eerste plaats in ons hart woont. We worden uitgedaagd om ons geloofsvuur brandend te houden, iedere dag. Dat wil niet zeggen dat vieringen in de kerk bijwonen bijkomstig zou zijn. Je geloof lovend en dankend delen met anderen versterkt je geloof. Wel zou het weinig betekenen als je geloof alleen dàn een plaats in je leven krijgt.
Je geloof gaat niet op slot wanneer je de kerkdeur achter je dichttrekt en de wereld in stapt. Dan begint het pas! Je spirituele batterijen zijn opgeladen, nu kan je aan de slag gaan. Leef je geloof voor, zeg God dank voor wat je ontvangt, vraag Hem om raad als het moeilijk gaat. Laat je niet van de wijs brengen wanneer men je geloof bespot. De Heer zal altijd met je zijn: "Ik zal jullie woorden van wijsheid schenken." (Lucas 21, 15)
Voorbij heimwee
Er wordt vaak met gemengde gevoelens teruggekeken op de rijke Roomse tijden. Er was veel plicht en niet altijd veel persoonlijke overtuiging. Er werd doorgedramd. En er was macht, overal. Dat die structuren ook kwaad hebben verricht, blijft een chronische wonde. Vroeger was het anders, maar of het ontegensprekelijk beter was, dat blijft toch maar de vraag. Het was eenvoudiger: het was zo, het moest zo en het bleef zo. Maar de tijd is niet stil blijven staan. Heimwee heeft doorgaans de romantiserende neiging om alleen de mooie aspecten te onthouden.
Net zoals de val van de tempel ooit moést gebeuren, zo is ook de huidige evolutie rond de Kerk en kerkgebouwen onvermijdelijk. We gaan terug naar de essentie: een persoonlijke overtuiging, een gekoesterd geloof, de eigen trouw aan God. Niet omdat het hoort, niet omdat het is opgelegd, maar omdat je dat engagement belangrijk vindt in je leven, zinvol en verdiepend. Soms zullen angst, onzekerheid en heimwee lonken, maar ze hoeven absoluut niet het laatste woord te hebben. Luister naar je hart. Put kracht uit de geloofsgemeenschap.
Standvastig
God zal altijd met ons zijn als wij Hem trouw blijven: "Geen haar van je hoofd zal verloren gaan." (Lucas 21, 18) En ja, we mogen heus aarzelen en twijfelen van tijd tot tijd, zolang we maar de weg vinden naar Hem als het er op aan komt: "Red je leven door standvastigheid." (Lucas 21, 19) Laten we ons geen illusies maken: standvastig als God zelf zullen we nooit zijn. Maar dat weet Hij wel: Hij heeft ons immers geschapen. Standvastigheid is een kunst, een gave waarin je steeds verder mag groeien.
Het kerkelijk jaar loopt op zijn einde. Over twee weken begint de advent. We ontvangen in dit evangelie heel belangrijke raad, die we mee kunnen nemen in ons gebed de komende tijd.