Jezus verschijnt na zijn dood aan de leerlingen. Hij wenst hen vrede toe en toont zijn verwondingen. De leerlingen zijn opgetogen. Na het lege graf, krijgen ze een duidelijk teken dat Jezus' dood het einde niet is. Maar Tomas, de arme stakker, is net weg op dat ogenblik. De leerlingen vertellen enthousiast wat er in zijn afwezigheid is gebeurd.
- Voor de lezingen van Beloken Pasen C: klik hier.
De leerlingen zijn blij wanneer Jezus onder hen verschijnt. Het Griekse woord dat Johannes gebruikt, is verwant met "chaïroo": blij zijn, begenadigd zijn. Ze zijn niet bang, ze denken niet dat ze een spook zien. (Johannes 20, 20). Ze herkennen de Heer meteen en ze aanschouwen zijn verwondingen. Johannes schrijft het als een feitenverslag, maar er zit een rijke gelaagdheid onder deze passage.
Jezus verschijnt onder de leerlingen en zegt: "Ik wens jullie vrede!", tot tweemaal toe (Johannes 20, 20-21) en een week later nog een derde keer (Johannes 20, 26). Die laatste keer is Tomas er wel bij. Jezus verschijnt niet alleen, Hij converseert ook met de leerlingen op twee verschillende momenten. De groep is niet tweemaal dezelfde. Er kan geen sprake zijn van zinsbegoocheling of van groepsneurose.
De deuren zijn gesloten en toch verschijnt Hij onder hen. Hij overstijgt de aardse werking, Hij is niet langer aards zoals de leerlingen (Johannes 20, 19 en 26). Het feit dat dit gegeven bij beide verschijningen duidelijk vermeld wordt, betekent dat het een belangrijk gegeven is. Toch is Christus niet helemaal ontdaan van menselijkheid: de wonden van de kruisiging draagt Hij nog en Hij is herkenbaar als mens.
Jezus blaast over de leerlingen, Hij zendt de heilige Geest over hen (Johannes 20, 22). Tijdens zijn verschijning, begint Christus iets nieuws. Pinksteren wordt al ingeluid. Het begin van de kerkgemeenschap wordt hier ingeleid. Daarom geeft Jezus ook de zending mee om in Gods naam zonden te vergeven (Johannes 20, 23).
Terug naar Tomas, de leerling die in de geschiedenis wat hardvochtig bestempeld is als "ongelovige". Dat is een oneerlijk stigma. De andere leerlingen hebben het in vergelijking met Tomas gemakkelijk. Zij zien de Heer en ze zien meteen ook zijn wonden. Hen is geen aanleiding tot twijfel of onzekerheid toebedeeld. Ze zien en ze geloven. Tomas moet het als eerste aannemen als getuigenis, zonder er zelf bij te zijn geweest.
De apostel Tomas is de voorafbeelding van alle christenen die doorheen de geschiedenis het getuigenis van Christus aannemen en geloven op basis van het Woord, tegen de stroom in soms. De leerlingen weten wat ze gezien hebben. Tomas kan niet weten, hij kan enkel geloven. Net als velen na hem twijfelt hij, en wil hij graag iets tastbaars alvorens zo'n mysterie voor waar aan te nemen. Het is een menselijke reflex. Wij zijn zintuiglijk ingesteld: we willen horen, zien, voelen.
God daagt ons niet uit om te weten, maar om te geloven. Geloven gaat voorbij aan de zintuigen. Wat we waarnemen, beheersen we. God overstijgt de menselijke kennis omdat Hij de mens overstijgt. Hij ontsnapt daarmee ook aan de maakbaarheid door mensen. Er is steeds nabijheid én afstand aanwezig tussen mens en God. Hij is ons tegemoet gekomen door zijn Zoon Jezus op aarde de boodschap te laten openbaren. Dat is een verregaande toegeving, maar naar Gods oordeel is dit noodzakelijk.
We worden na Jezus' aardse leven opnieuw uitgedaagd om niet te weten en toch aan te nemen. Langs het mysterie van de verrijzenis is er opnieuw drempel. Er wordt een daad van overgave van ons gevraagd. Geloven is geen gesneden koek, netjes op mensenmaat gemaakt. God is ons weliswaar tegemoet gekomen op verschillenden momenten in de geschiedenis. Hij schonk langs Mozes de Wet aan zijn Volk. Hij bracht langs de profeten wijsheid in barre en goddeloze tijden. Langs Jezus is de Vader het dichtst bij ons gekomen, tot aan de ultieme zelfgave van Jezus toe.
Toch blijft Pasen het mysterie bij uitstek in ons geloof. De verrijzenis is geen evidentie. We bevinden ons op het niveau van de Transcendentie, die ons in al wat we waarnemen, kennen of weten, volledig overstijgt. Tomas aarzelt niet bij de Boodschap van vrede en liefde die Christus ook aan hem verkondigd heeft onderweg naar Jeruzalem.
Tomas blokkeert op het ultieme sluitstuk van de Boodschap: dat de dood het einde niet is. Ook Petrus en de beminde leerling weten niet wat Jezus bedoelt met zijn verrijzenis (Johannes 19, 9). Bij het lege graf met Pasen blijft nog wat twijfel mogelijk. De volgende zondag, op Beloken Pasen, wordt het "Paasluik" vervolledigd en afgesloten met de verschijning van de Heer.
Daar twijfelt Tomas. Jezus en zijn Boodschap zijn hem wellicht zo lief, dat hij het niet aandurft om in een eventuele waangedachte mee te gaan. Misschien voelt zich uitgesloten. Waarom mag iedereen de Verrezene ontmoeten en hij als enige niet? Hoe dan ook, de twijfel van Tomas is eigen aan geloven. We zijn allen soms Tomas.
Geloof zonder twijfel klinkt edelmoedig en bewonderenswaardig, maar het is vaak een teken van een vastgeroest en levensvreemd geloof. Geloof en leven stromen dooreen. Je leeft als christen gelovig en je gelooft levendig. Zoals je kennis en ervaring met de jaren toeneemt, zo ook de manier waarop je gelooft. Je Godsbeeld wordt volwassen en blijft mee evolueren. En zo is het goed.