Tien mensen worden door Jezus genezen. Ze hoefden het alleen maar te vragen. De gulheid van Godswege is groot. Je zou verwachten dat zij Jezus alle tien oneindig dankbaar zijn en Hem uitgebreid komen bedanken. Niets is minder waar: negen van hen gaan verder en kijken niet eens meer om. Wat een ondankbaarheid... Hun genezing wordt niet ongedaan gemaakt door Jezus, maar ze mislopen helaas wel een andere genade.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Grens
In het grensgebied van Samaria en Galilea, op de grens tussen
de ‘uitverkorenen’ en de ‘uitgestotenen’, gaat Jezus een dorp binnen. (Lucas
17, 11) De plaatsnaam vernemen we niet. Dat is bijkomstig en wordt dus niet vermeld.
(Lucas 17, 12a) We bevinden ons in een grensstreek, een marge. Dat is geen detail, zeker omdat Samaria één van de twee gebieden is.
Samaria was ooit het politieke centrum van het Tienstammenrijk.
In die hoogdagen werd echter ook de Baälcultus geïntroduceerd, onder koning Achab, op
aandringen van zijn vrouw Izebel. Veel mensen offerden ook aan Baäl, en dat was afgoderij. Na de val van dat rijk werd de streek Samaria
een provincie van het Assyrische rijk en er kwamen Macedoniërs wonen. De bevolking
vermengde zich en werd dus niet langer als rein beschouwd.
Ziekte
Enkele mensen komen Jezus tegemoet. Ze hebben een huidziekte,
melaatsheid in de brede zin van het woord. Doorgaans kan de kwaal niet worden genezen
en daarom worden de getroffen mensen geïsoleerd. Ze blijven op een afstand van
Jezus. (Lucas 17, 12c)
De reinheidswetten zijn zoals onze Covid- en andere isolatiemaatregelen:
het is een kwestie van bescherming van wie nog niet is besmet. Naast de sociale
isolatie hangt er ook een religieus stigma aan hun ziek zijn vast: het wordt vaak
beschouwd als een straf van God. Dat wakkert op zijn beurt de angst verder aan
uiteraard.
Bedevaart
“Jezus, meester, heb medelijden met ons!”, roepen ze luid.
(Lucas 17, 13) Ze vragen om medelijden, ze vragen of Hij wil omzien naar hen (in
het Grieks: ‘eleèson hèmas’). Deze vraag maakt nog steeds deel uit van onze
liturgie: “Heer, ontferm U over ons.” Misschien is dat een iets te zachte vertaling
geworden. De tien vragen het niet zomaar, ze roepen Hem luid toe (in het Grieks:
èran foonèn, met verheven stem). Er zit een radeloosheid in hun smeekbede.
Hun bede wordt verhoord – tot hun grote verbazing – en Jezus
stuurt hen naar de priesters. Merk op dat ze onderweg daarheen worden genezen.
(Lucas 17, 14b) Jezus raakt hen niet aan en heelt hen niet met een andere daad
of performant woord. Hun weg naar de priesters is een helende bedevaart, die in
opvallend weinig woorden wordt omschreven. Er is een sacrale dimensie aan deze
passage: ze worden niet zomaar medisch genezen. Waarderen ze dat aspect van de genezing? Tegelijk maakt Jezus verbinding
met de joodse traditie door hen naar de priesters te sturen die hen genezen
kunnen verklaren.
Vertrekken
De tien vertrekken (in het Grieks: ‘hupagein’). Het is een
weg van bevrijding, van de ziekte achter zich laten. Het mag geen toeval zijn
dat Johannes hetzelfde werkwoord gebruikt bij Lazarus, die uit de dood wordt
opgewekt uit het graf: “Maak de doeken los en laat hem gaan.” (Johannes 11, 44)
Lazarus laat de kluisters van de eindigheid achter zich.
Waarom worden ze door Jezus genezen? Waar hebben ze het aan
te danken? Welnu, ze hebben geloof in Hem, ze vertrouwen in hun nood op Hem. En
daar is niets verkeerds aan. Toch is de wonderlijke genezing, hoe sensationeel
ook, absoluut niet de kern van dit verhaal. Lucas houdt de boodschap voor het eind.
Terugkomst
De statistieken vallen zwaar tegen: slechts één van de tien genezen mensen komt terug. Een Samaritaan dan nog wel: niet eens een volwaardige gelovige in de ogen van velen! Erg dankbaar is het alleszins niet van de negen anderen. Jezus brengt het uitdrukkelijk onder de aandacht: “Zijn ze niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen?” (Lucas 17, 17)
Inderdaad, waar zijn ze gebleven? Dit is één van
de keren dat Jezus oprecht verontwaardigd is. “Is er niemand teruggekeerd om
aan God eer te brengen?” (Lucas 17, 18) Nee, zo blijkt, op één na. Zijn hemelse Vader verdient beter. ‘Dankbaarheid is een
bloemke dat in weinig hoven bloeit’, schreef Guido Gezelle ooit… Jezus legt de klemtoon
nogmaals op de marge waarin Hij werkt: ‘deze vreemdeling’ is wel teruggekomen,
de rest niet. (Lucas 17, 18) Andermaal wordt Jezus geconfronteerd met een overvloed aan opportunisme en oppervlakkigheid.
Opstaan
Die éne man, een Samaritaan, is wel teruggekomen. “Sta op en ga,”, besluit Jezus. (Lucas 17, 19a) Opstaan doet
hier veel snaren tegelijk trillen. Opstaan is een oproep tot morele actie: verhef jezelf, maak
iets van je leven, opdat God fier op je mag zijn. Maar het Griekse werkwoord ‘anastas’
wordt ook gebruikt om Christus’ opstanding uit de dood te benoemen. (Marcus 16,
9) Dit detail is niet toegevoegd ter verfraaiing. Er schuilt een grote toegevoegde waarde in het begrip ‘opstaan’?
Het is een welgekozen detail, een sacrale opening om te kaderen wat straks nog volgt. Je
voelt dat de ontknoping nadert: de cirkel is bijna rond.
“Je geloof heeft je gered.” (Lucas 17, 19b) Gered zijn, is
iets compleet anders dan gereinigd zijn. En hier klinkt de ultieme boodschap van Lucas:
niet de genezing van de huidziekte is de essentie, maar wel de redding. In het
volgende vers gaat Lucas naadloos verder in op het Koninkrijk van God. Want daar heeft Jezus
het over wanneer Hij zegt dat de dankbare Samaritaan gered is.
De dankbare Samaritaan leert ons, samen met de barmhartige Samaritaan
(Lucas 10, 30-37), dat geloven een grondhouding is, en geen verzameling van
uiterlijkheden. Een houding tot God van waaruit men mag hopen op redding van Godswege.
Verwachtingen
In het hoofdstuk voorafgaand aan de parabel van de barmhartige Samaritaan is te lezen
hoe een Samaritaans dorp Hem en zijn leerlingen niet ontvangt omdat zij op weg
zijn naar Jeruzalem. De Samaritanen hebben immers hun eigen tempel op de
Gerizim. “Wilt U dat we vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?”, vragen
de leerlingen dramatisch aan Jezus. (Lucas 9, 54b) Hij wijst hen streng
terecht. (Lucas 9, 55) Als het er op aan komt, is de Mensenzoon immers nergens welkom.
(Lucas 9, 58) Ook niet in de tempel van Jeruzalem.
De dankbare Samaritaan is net als de barmhartige Samaritaan
de onverwachte gelovige vol liefde en goedheid. Ziehier een niet
verkeerd te verstane waarschuwing tegen zelfgenoegzaamheid bij het Volk Gods. Wie genezen wordt door God, maar niet eens de moeite doet om te danken, is dat eigenlijk wel een gelovige? Wie een kwetsbare naaste
halfdood laat liggen maar anderen de levieten leest of met Schriftverzen
zwaait, is dat een gelovige?
Het zijn lessen voor ons vandaag. De oprechte gelovigen zijn zij die God eren door hun kwetsbare naasten bij te staan en God te danken voor de gunsten die hun worden verleend. En dan heeft een schamele Samaritaan oneindig veel meer kansen om het Koninkrijk van God binnen te gaan dan een zelfverklaarde diepgelovige wiens daden het tegendeel aantonen.