Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Leven in de vredevolle wijsheid van de heilige Geest (24-25 mei 2025).

16 mei 2025

Geloven: in Liefde en in eenheid, met God en elkaar (17-18 mei 2025)

De Wereldkerk heeft nog veel werk om de Boodschap van Christus waar te maken. Laten we dit gegeven niet meteen al te generaliserend invullen: wij, christenen, hebben nog veel werk. Jezus draagt zijn leerlingen op om één te zijn en om elkaar lief te hebben. Daar slagen we momenteel met z’n allen niet in, helaas. Er is altijd wel een goed gefundeerde uitleg voor de verdeeldheid en de onmin, maar dat neemt niet weg dat we er niet in slagen. We zijn verdeeld: het is typisch menselijk. We leggen onze eigen klemtonen en gaan in ons gelijk staan, we staan te weinig open voor een eenheid van diverse visies. En in een polemiek van gelijk tegen ongelijk blijft er weinig ruimte over voor liefde.

Jezus is nochtans duidelijk: de tijd breekt aan dat Hij verheerlijkt zal zijn en dat Hij teruggaat naar de Vader. Hij zal niet langer onder zijn leerlingen aanwezig zijn. (Johannes 13, 31-33) Weldra is het aan hen om de Boodschap uit te dragen. Dan ontstaat de Kerk, de gemeenschap van volgelingen van Jezus Christus, de Zoon van God en Redder. 

Nieuw gebod

Vaak haakt Jezus in op de traditie, op de Wet en de Profeten. Hij is immers niet gekomen om de geboden uit te wissen en te vervangen door een nieuwe. Integendeel, Hij wil de mensen terugbrengen tot de essentie van de Boodschap van God. Dit keer geeft Hij zijn leerlingen echter een nieuw gebod: een gebod dat toegespitst is op deze compleet nieuwe situatie, wanneer Jezus teruggaat naar zijn Vader. (Johannes 13, 34a) Dat is een keerpunt in de christelijke heilsgeschiedenis.

Haaks staat dit nieuwe gebod niet op de andere geboden. “Heb elkaar lief” (Johannes 13, 34b) is zeker en vast gestoeld op het dubbelgebod waarmee Jezus de tien geboden  heeft samengevat: “Heb de Heer, uw God, lief en uw naaste als uzelf.” (Lucas 10, 27) Liefde is de drager van het geloof in God. Dit nieuwe gebod is echter duidelijker toegespitst, met name op de gemeenschap van volgelingen. Onderlinge liefde moet het basisprincipe worden van de Kerk.

Basis

Wat Jezus vraagt, is niets meer of minder dan wat Hij zelf heeft voorgeleefd in de periode dat Hij met zijn volgelingen op weg is gegaan. Dat zegt Hij ook heel uitdrukkelijk. “Zoals Ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.” (Johannes 13, 34cd) God is op aarde gekomen om ons daadwerkelijk voor te leven hoe we samen het Volk Gods kunnen zijn, of beter gezegd: worden. Want er is een lange weg af te leggen, hoewel het 2000 jaar geleden is dat Jezus ons allen deze opdracht heeft meegegeven. 

Die opdracht is zelfs essentieel in Jezus’ ogen, omdat liefde de basis is in de verhouding tussen, God, de naaste en ik. Zonder liefde is er geen mogelijkheid tot geloof. Deze liefde wordt in eerste instantie door God zelf als genadegave aan ons geschonken, als beginsel. Daarom moet deze liefde de Wereldkerk ook typeren. 

Aan het werk

Zonder veel franjes - rechttoe rechtaan - zegt Jezus het als volgt aan zijn leerlingen: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” (Johannes 13, 35) Liefde maakt deel uit van de identiteit van de Kerk: het is eigenschap waaraan men haar moet kunnen herkennen. Slagen wij daar in als Wereldkerk? Slagen we er in als lokale Kerk, in onze eigen omgeving? Stralen we deze liefde uit, als aanstekelijke inspiratiebron?

Er is nog veel werk. Daarom mag de Paastijd een boeiende periode van reflectie zijn, van stilstaan bij wat elementair is. Hoeveel woorden we ook zoeken om de gebrekkigheden weg te relativeren, te nuanceren, te generaliseren of te preciseren: feit blijft dat het fundament van onze geloofsgemeenschap Liefde moet zijn, Liefde in volkomen eenheid. (Johannes 17, 20-23) En daar hebben wij elk persoonlijk een verantwoordelijkheid in. 

Hoe pakken we dat concreet aan? Dat is een interessante vraag. Misschien kunnen we elk vanuit onze eigen talenten het streven naar eenheid in liefde vorm geven: in gebed en in getuigenis, in muziek en in woord, in verkondiging en in naastenliefde. En uiteraard ook in het gezag. Het verleden heeft ons bewezen dat het creëren van verdeeldheid en conflict makkelijker is dan het streven naar harmonie en eenheid. Reden te meer om werk van te maken van het nieuwe gebod dat Jezus ons gegeven heeft.

Hoe kan jij bijdragen aan de eenheid in Liefde?

07 mei 2025

Volgelingen van de Drie-ene God (10--11 mei 2025)

Schapen zijn geen makke dieren. Christenen worden dat wel eens verweten, ten onrechte. Nee, schapen hebben een eigen wil. Dat weet iedereen die wel eens schapen heeft gedreven van stal naar weide en weer terug. Ze zijn bijzonder alert voor gevaar en zoeken steun bij mekaar. Ze zijn groepsgericht en vertrouwen volledig op de herder om veilig door de weilanden te kunnen lopen. 

Beeldspraak

Schapen en hun herder: dat is de beeldspraak waarmee Jezus de verhouding tussen God en de mensen uitlegt. (Johannes 10, 27-28 – Psalm 23, 3-4 en 100, 3) Jezus’ volgelingen kennen en vertrouwen Hem zoals schapen hun herder. Christus navolgen is geen teken van gebrek aan zelfvertrouwen of eigen mening. Het impliceert juist het vermogen om vertrouwen te vinden bij Hem die ons overstijgt.

Christus is de Herder in de beeltenis, met de belangrijke toevoeging dat Hij één is met de Vader. (Johannes 10, 30 – Psalm 100, 3 en 23, 1) Met Pinksteren zal Gods Geest over de leerlingen komen. (Handelingen 2, 1-12) Zo worden zij volgelingen van de Drie-ene God: één God, die Vader, Zoon en Geest is. Wij volgen God in deze bijzondere traditie.

God vindt drie wegen naar ons, mensen: als Vader, die Schepper en Bevrijder is, (Genesis 1-3 – Exodus 6 en 12), als Zoon, onze Redder en Verlosser, (Lucas 1 – Efeziërs 1) en als Geest, dus als Inspirator en Helper (1Johannes 4). Zo komt God ons in verschillende vormen naderbij. Zo is Hij de Nabije.

Vertrouwen zonder tovenarij

Jezus kiest een sterk beeld dat vertrouwen schept. Een herder helpt zijn schapen vanaf het allereerste begin, wanneer een schaap in de schoot groeit en als kwetsbaar lam geboren wordt. Een herder behoedt zijn schapen voor gevaar en onheil, door hen te waarschuwen en hen op weg te helpen. Een herder neemt een groot engagement op zich: hij hoedt schapen door zijn aanwezigheid, elke dag. Dat is wat God voor ons doet, uitgedrukt in een beeld: dag in, dag uit.

We mogen dit beeld niet uitrekken tot voorbij haar draagkracht. Dat Jezus onze Herder is, wil niet zeggen dat we tegen alles beschermd zijn. Het leven op aarde is eindig, dat weten we. We zullen ook niet gevrijwaard worden van pijn of tegenslag. Wel mogen we ons gedragen weten door Hem in wat ons overkomt. De menselijke zoektocht naar een zorgenvrij en leedluw leven is de zoektocht naar een illusie. God zal ons daarin niet faciliteren. Hij staat niet ten dienste van onze hoge eisen. Dat heeft Job voor ons mogen ontdekken. 

Dit betreft een vooroordeel dat vaak wordt vernoemd door niet-gelovigen: dat we een troostmiddel uitvinden dat uiteindelijk niet doet wat we van ervan vragen. En als we die fout maken, dan heeft men inderdaad gelijk. Het is zeker een aanleiding om het geloof te verliezen, en het is niet verrassend: het uitgangspunt zat al verkeerd. God omschrijven als algoed en almachtig, neemt niet weg dat wij ons levenspad zelf moeten waarmaken en dat er niet telkens weer directe kunstgrepen van Godswege gebeuren om ons te redden uit eventuele moeilijke situaties. Jezus biedt ons zichzelf aan als weg naar de Vader. De hemelse Vader is de schepper van het Nieuwe Verbond in Christus. Zo nabij wil God, kan God en zal God voor ons zijn. 

Volgen in vrijheid

Nabijheid biedt God aan, doorheen alle tijden al, maar geen tovenarij op vraag. Het aanbod komt van Hem, en ontspringt niet uit onze vraag. God gunt ons de vrijheid. Bijgevolg is zijn nabijheid niet magisch of verstikkend.

Er blijft dus voldoende vrijheid over voor de schapen. (2Korintiërs 3) Sterker nog: er is juist meer ruimte voor vrijheid omdat er een diep vertrouwen is. We hebben een richting, een doel, we vinden zin in het leven. Van daaruit mogen we gesterkt en gesteund doorheen het leven wandelen, in de wetenschap (of beter: het geloof) dat we nooit alleen zijn. Dat de Drie-ene God  die Vader is, Zoon en Geest  met ons mee wil gaan op weg door het leven. Met Pasen heeft Christus deze belofte in onovertrefbare grootsheid vervuld. De Heer is waarlijk verrezen! Alleluia!

29 april 2025

Niemand durft het te vragen: groeien in geloof (3-4 mei 2025)

De leerlingen ontmoeten Jezus opnieuw na zijn dood en verrijzenis. Het is een mooi moment, een verhaal van herkenning en van stille vreugde. Hoewel Jezus niet meer onder hen aanwezig is de hele tijd, maakt Hij hun duidelijk dat Hij hen niet in de steek zal laten. Een nieuwe nabijheid en een nieuw geloof krijgen vorm. Ook ons geloof is gevormd door die verhouding van afstand en nabijheid.

Herkenning

Enkele leerlingen, waaronder Petrus en de beminde leerling, zijn bij het Meer van Tiberias. (Johannes 21, 1) In alle vroegte gaan ze vissen. Ze hebben hun eerdere beroep terug opgenomen. Het is een ambacht, met ervaring die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Toch vangen ze dit keer niets. (Johannes 21, 3) Petrus is teleurgesteld. Een Man staat aan de oever van het meer. De leerlingen herkennen Hem niet. (Johannes 21, 4) ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ roept Hij, ‘dan lukt het wel.’ En dat doen ze. In hun net zit meteen zo veel vis in dat ze het niet meer omhoog kunnen trekken. (Johannes 21, 6) 

En dan zegt de beminde leerling tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ (Johannes 21, 7a) Het is al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verschijnt nadat Hij uit de dood is opgestaan. (Johannes 21, 14) En toch herkennen ze Hem niet meteen. De leerlingen zijn niet radeloos op zoek om in alles en iedereen de Heer te herkennen. De nuchtere vissers houden het bij het tastbare. Jezus heeft een teken nodig om zich kenbaar te maken. Hij spreekt in hun eigen taal, en in de symbolen die Hij hun heeft geleerd.

Brood en vis

Jezus maakt zijn aanwezigheid heel tastbaar. Hij zegt tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ (Johannes 21, 12a) Een geest of spookbeeld eet niet. Jezus komt als mens onder hen aanwezig. Hij neemt vervolgens het brood en geeft hun ervan, en Hij geeft hun ook vis. (Johannes 21, 13) Dat is geen toeval natuurlijk. De leerlingen denken meteen terug aan het wonder van de broden en de vissen. (Johannes 6, 1-15) En aan de dag erna, toen Hij uitgelegde: “Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.” (Johannes 6, 33) Toen vroegen ze heel enthousiast om van dat brood te mogen ontvangen. (Johannes 6, 34) Het was echter nog te vroeg: Hij was nog onder hen aanwezig. Maar nu breekt de tijd aan. Dat hemels brood dat alle honger stilt, dat is het geloof in Jezus Christus. (Johannes 6, 35) Dat ontvangen ze van Hem.

Het vernoemen van de vissen bevestigen dit. Het Griekse woord voor vis is ‘ichthus’. Dit woord wordt gebruikt in de vroeg-christelijke traditie als acroniem. De eerste letters van de korte geloofsbelijdenis ‘Jezus Christus is Gods Zoon en Redder’ (Ièsoes Christos Thèjoe Hwieos Sootèr) vormen samen het woord ‘ichthus’. Zo ontvangen de leerlingen de basis om de verkondiging aan te vatten en de Kerk te stichten: het geloof in Jezus Christus, de verrezen Messias en Zoon van God.

Vreugde

In psalm 30 klinkt grote vreugde: “U hebt mijn klacht veranderd in een vreugdedans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.” (Psalm 30, 12) Dat moeten de leerlingen hebben ervaren op dat moment van herkenning met dat overvolle net in hun handen. Ze hebben de Heer voorheen al twee keer gezien. Dat neemt niet weg dat ze de tijd als volgelingen op weg naar Jeruzalem enorm missen. Toen was Jezus altijd bij hen.

Hij had echter voorzegd wat zich nu ontplooit: “Werkelijk, Ik verzeker jullie, je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn. Je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen.” (Johannes 16, 20) Ze wisten dat Jezus’ tijd op aarde niet eindeloos zou duren: “Nog een korte tijd is het licht bij jullie.” (Johannes 12, 35a) Maar begrepen ze toen wel wat Hij zei? 

Aarzeling

De leerlingen zijn verwonderd, letterlijk. Ze gaan volledig op in deze wonderlijke aanwezigheid van Jezus. Er heerst een sereniteit: dit moment is ongewoon, onverklaarbaar en uniek. Er hangt een heiligheid in het relaas. De evangelist vermeldt dat geen van de leerlingen aan Hem durft te vragen wie Hij is. Of beter gezegd misschien: óf Hij het is. Ze begrijpen dat het de Heer is, maar niemand zegt het luidop of durft te vragen om bevestiging. (Johannes 21, 12b) Het teken spreekt voor zich. Tekenen behoeven geen uitleg: ze spreken voor zich. Tegelijk is het toch een bevreemdende ervaring.

Maar weldra...

Weldra zullen ze uitdrukking geven aan het volgende vers van psalm 30: “Mijn ziel zal voor U zingen en niet zwijgen. Heer, mijn God, U wil ik eeuwig loven.” (Psalm 30, 13) Maar nu nog niet. Het sterven van Jezus staat nog op hun netvlies gebrand. Het verdriet en de angst zijn nog te groot. En ze moeten nog groeien in het geloof dat Hij daarna uit de dood is opgestaan. Daarom verschijnt Jezus ook verschillende keren in de tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Geloof vraagt tijd en geduld. En herhaling.

Maar stilaan zullen ze een stem geven aan de engelen van Openbaring: “Het Lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.” (Apokalyps 5, 12) Dat is voor Pinksteren. Daar zijn we nu nog niet aanbeland. De tijd is nog niet rijp. 

Laten ook wij deze tijd tussen Pasen en Pinksteren benutten om ons geloof in Pasen en de verrijzenis te verdiepen. Zeker, het zijn voor ons, mensen, moeilijk vatbare gebeurtenissen. Maar in ons geloof ligt juist daar het begin van spiritueel en theologisch inzicht. Het gaat immers over het fundament van ons christelijk geloof. Dat verdient onze aandacht, telkens weer. Laten wij durven te vragen aan God wie Hij is om te groeien in geloof.

23 april 2025

Beloken Pasen, na het overlijden van paus Franciscus: eensgezind in de vrede van de Levende gezonden (26-27 april 2025)

Sinds Paasmaandag vertoeven we in een tijd van 'sede vacante': de zetel van de paus is leeg. De Heilige Stoel, zoals ze ook wordt genoemd. De opvolger van paus Franciscus zal niet enkel de Stoel, maar vooral grote schoenen moeten vullen. In deze tijd van 'sedisvacatie' mogen we mijmeren over het nalatenschap van de mens, priester en paus Jorge Bergoglio, maar tegelijk ook vooruitkijken naar wie hem zal opvolgen. En dat in de week van Pasen, in die heilige dagen tussen Verrijzeniszondag en Beloken Pasen.

Alleen achterblijven

De apostelen blijven alleen achter na de dood van Jezus Christus in het Paasevangelie. Ze hebben vernomen dat Hij verrezen is, maar de dagen vóór Goede Vrijdag komen daarmee nooit terug. Die unieke periode is voorbij. Er is een zekere analogie: na het overlijden van paus Franciscus weten we dat hij deelt in de verrijzenis van Christus, zoals alle gelovigen. Tegelijk nemen we afscheid van een indrukwekkende man, met grote gaven en kleine gebreken. Al worden deze bijvoeglijke naamwoorden door criticasters vaak omgewisseld, vergezeld van een sarcastische ondertoon. Ten onrechte, volgens mijn bescheiden mening. Zowel wat de naamwoorden als het sarcasme betreft.

Paus Franciscus moest een overgangspaus worden, zoveel wat duidelijk. Met zijn 76 jaar was hij zeker niet jong te noemen toen hij werd gekozen. Er was een gelijkenis met Johannes XXIII, die op zijn 77 paus werd. Ook in de enorme invloed die beide pausen uiteindelijk hebben gehad op de Kerk, is een parallel te trekken. Maar terwijl Johannes XXIII slechts enkele jaren de Kerk heeft geleid, is paus Franciscus toch 12 jaar lang onze kerkvorst geweest en werd hij de tweede oudste (dienstdoende) paus ooit. Alleen Leo XIII leefde langer: hij werd maar liefst 93. (Paus emeritus Benedictus XVI werd 95, maar was 9 jaar daarvoor uit het ambt teruggetreden.)

Verandering, authenticiteit en pijn

Ook anders dan Johannes XXIII heeft paus Franciscus geen concilie samengeroepen. In zijn wijsheid zag hij in dat de tijd er niet rijp voor was. Hij koos een andere manier om de Kerk een nieuw elan te geven: de weg van de soberheid en vreugde. Hij ging niet in het apostolisch paleis wonen maar in een gastenverblijf. Ook de vele tierlantijntjes in gewaden en kledij liet hij bewust grotendeels achterwege. Deze christelijke authenticiteit werd nog versterkt door zijn blije en spontane persoonlijkheid. Barmhartigheid stond centraal: De enige keer dat we mogen neerkijken op anderen, is wanneer we hen helpen om weer overeind te komen,” zei Franciscus tijdens de Wereldjongerendagen in Portugal.

De Kerk moet de plaats van belangeloze barmhartigheid zijn, waar allen zich welkom mogen voelen en bemind, vergeven en bemoedigd om te leven naar het goede leven van het evangelie,” zei paus Franciscus in zijn exhortatie ‘Evangelii Gaudium’.  Deze overtuiging dat de Kerk toegankelijk en geloofwaardig moet zijn, heeft paus Franciscus met daadkracht vorm gegeven. Hij hervormde de curie en was niet mals in zijn kritiek op de bureaucratie en het klerikalisme binnen de curie. Daarnaast bracht hij wereldwijd een synodaal proces in beweging, waardoor de lokale kerkgemeenschappen zich meer gehoord en betrokken voelden. Ver staat dit proces nog niet, maar het is alvast aangevat, en dat is op zich een hele prestatie in een Kerk die denkt en handelt in eeuwen, niet in jaren.

Op zijn pontificaat hebben de schandalen van seksueel misbruik heel zwaar doorgewogen. Tijdens zijn bezoek van België werd er bijzonder veel aandacht aan besteed. Maar wereldwijd waren er schandalen, vaak uit het verleden, maar daarom niet minder pijnlijk en beschamend. Het moet een zware taak zijn geweest voor paus Franciscus. Hoewel deze pijn niet te vergelijken valt met het leed van de slachtoffers zelf uiteraard. De paus heeft alvast niet de andere kant op gekeken. Al was er wel kritiek. 

Beloken

Terwijl wij afscheid nemen van een optimistische, hartelijke paus met een indrukwekkende spirituele visie, naderen we Beloken Pasen: het einde van de Paasweek. We hoeven niet in de rouw te zijn. Misschien kunnen we in de eerste plaats bidden dat paus Franciscus rust mag vinden bij de Heer na een leven van toewijding. Deze week van Paasdagen, die eindigt met Beloken Pasen, leert ons immers dat de dood overwonnen is met de verrijzenis van de Heer. Het christendom is geen verdrietig of neerslachtig geloof.

In zijn allerlaatste toespraak, die na de zegen ‘Urbi et orbi’ van Pasen 2025 werd voorgelezen, beklemtoont paus Franciscus de vreugde en de hoop die de verrijzenis van Christus in de wereld brengt. Aan deze lofspraak over de verrijzenis verbindt hij meteen een pleidooi voor vrede wereldwijd. Een voortreffelijke dubbeloproep om deze Paastijd zinvol te besteden in gebed en in engagement.

Laten we dus in vrede samen bouwen aan de Kerk van Christus, waarin de verrijzenis de centrale Boodschap is. Christus moet niet gezocht worden onder de doden: Hij leeft! Laten we eensgezind in zijn Naam samenkomen om te bidden, te vieren, anderen te helpen waar het kan en samen Kerk te vormen: een eenheid in veelheid. 

Afsluiten doe ik met nog één citaat van paus Franciscus: “Ik geloof in God, niet in een katholieke God. Er bestaat geen katholieke God: er is enkel God.” Zo is het. Amen.

19 april 2025

Pasen: de vreugde toelaten (19-20 april 2025)

Pasen is het grootste feest van het liturgisch jaar. In de Paaswake horen we langs een selectie van Schriftteksten hoe alles in ons geloof samenkomt op dat éne moment, daar bij het lege graf.

  • Voor de lezingen van de Paaswake (C-cyclus): klik hier.

Licht, hoop, groeikracht en nieuwheid

We horen in Genesis dat God ons de wereld heeft toevertrouwd en dat die wereld goed is. De grote chaos en donkere leegte verdwijnen wanneer God licht brengt in de wereld. Er komt dag en nacht, orde en regelmaat, hoop en leven. Alles begint met God en zijn goedheid. 

In Exodus ontdekken we dat de Heer zijn Volk verhoort en hen redt uit de wanhoop. In hun donkerste dagen van verdriet, leed en onderdrukking, schept God nieuwe kansen. Hij zal zichzelf kenbaar maken als ‘Hij die is’, als de Aanwezige. Toch is het niet altijd evident om die aanwezigheid gewaar te worden. 

De profeet Jesaja leert ons dat we God nooit vruchteloos zoeken: Hij maakt zich kenbaar en is ons nabij. Al zien we Hem niet, Hij is er voor ons en blijft ons trouw. Wanneer wij ontvankelijk zijn voor zijn Woord, voor zijn Boodschap, dan zal dit vreugdevolle nieuws in ons groeien. 

Paulus bevestigt dit aan de christenen in Rome: als volgelingen van Jezus Christus kiezen wij voor het leven en voor het goede, niet voor haat en zelfdestructie. We mogen ten volle leven in Christus Jezus. Zo is ons geloof een bron van hoop en kracht, van volharding en nieuwheid. 

Vervulling in leegte

In het evangelie horen we dat Jezus’ graf leeg is. De engel zegt aan de vrouwen die het graf bezoeken dat ze op de verkeerde plek zijn. De engel is hun hemelse wegwijzer. Ze zijn immers de weg kwijt. Jezus moeten ze daar niet zoeken, in het graf. Hij is verrezen. 

De apostelen denken dat de vrouwen kletspraat uitkramen wanneer ze het vreugdevolle nieuws vertellen. Typisch, toch? Maar Petrus, die denkt na en gaat kijken bij het graf. Laat het nogmaals herhaald zijn: de eerste getuigen van de verrijzenis zijn vrouwen die Hem zijn gevolgd op weg naar Jeruzalem. Er gebeurt iets mystieks, iets bovenmenselijks wanneer de engel hen toespreekt.

Vreugde

Hun ontmoeting met de engel is het begin van iets nieuws. Heel even reikt de hemel tot aan de aarde. Er komt licht, zoals in Genesis. Er is bevrijding, zoals in Exodus. God blijft ons nabij, zoals bij Jesaja. En er is nieuw leven, zoals bij Paulus.

Weldra daalt de heilige Geest neer, met Pinksteren. Maar vandaag ligt de klemtoon op de vreugde om de verrijzenis. Vandaag en de komende tijd, tot Pinksteren, mag ons geloof verder aangevuurd worden met vreugde. Die vreugde mogen we toelaten in ons geloof, in ons bestaan, en delen met elkaar.

Met de verrijzenis komen we bij de kern van ons geloof. We kunnen het nooit volledig begrijpen, we kunnen het niet glashelder uitleggen. Dat is geloven: God ten volle in ons bestaan aanvaarden: Hij die ons in alles overstijgt telkens opnieuw toelaten in ons leven. Onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen! 

Let wel: God is geen verzekeringsformule tegen rampspoed. Laten we dat steeds in gedachten houden. Ons geloof is geen magie of science fiction. Jezus is niet uit het lijden weggeplukt door God. Jezus is niet gespaard van Goede Vrijdag. Wel was God met Hem en in Hem al die tijd, als kracht, als steun en troost. En als de bron van nieuw en eeuwig leven met Pasen.

Broeders en zusters in de Heer, onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen!

Ik wens je een zalig Pasen toe! 

15 april 2025

Goede Vrijdag: hoe God lijden kan, en de mens (18 april 2025)

Op Goede Vrijdagavond, wanneer het lijden is herdacht, naderen we de wat onwennige, sacrale leegte van Stille Zaterdag. Zonder Pasen in zicht: er ligt een logge, onwendbare steen voor. Voorlopig blijft het lijden in ons gebed en in onze bezinning doorklinken. De Corsicaanse traditionele klaagzang 'Lamentu di Ghjesu' omschrijft de pijn, de onmacht en het verdriet dat voorbij het kruis blijft nazinderen bij de leerlingen, de volgelingen en Maria. Alle zin lijkt verloren, alle hoop gesmoord. Hieronder lees je een vrije vertaling...


U ligt nu te slapen hier

in dit uitgehouwen graf,

na de slagen en het leed,

de vernedering en haat:

alles hebt U ondergaan

tot het droeve einde toe.

Rust maar stil en vredig nu, 

want het lijden is voorbij.


Zwijgen kan ik niet, ik schreeuw

als een razend, laaiend vuur.

Ik wil dat de wereld hoort

van het bittere verdriet 

onder uw getrouwen, Heer,

van uw moeders tranen ook,

hulpeloos smekend tot God

om U niet te laten gaan.


Alles lijkt voorgoed voorbij,

voor eens en voor altijd weg.

We aanschouwen dof de dood,

nu de drukte is verdampt.

Mensen in Jeruzalem

dolen rond - bedroefd, beschaamd -

eens de rust is weergekeerd.

Hoop en leven zijn vergaan.


Voor het gezongen 'Lamentu di Ghjesu': klik hier.


Suggesties bij Goede Vrijdag en Stille Zaterdag uit vorige bijdragen:

  • Voor een algemene beschouwing bij Goede vrijdag: klik hier.
  • Voor een bezinning bij het 'Improperia', het 'Beklag van God': klik hier.
  • Voor een bezinning bij Stille Zaterdag: klik hier.


08 april 2025

Palmzondag: van uitwuiven tot uitjouwen (12-13 april 2025)

Palmzondag is een bijzonder moment in het liturgisch jaar. We vieren feest, maar de vreugde is gedempt. Er klinkt voortdurend een ondertoon van droefheid doorheen de lofprijzing. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem wordt in de liturgie gelezen, maar niet op de gebruikelijke plaats. Dit vreugdevol evangeliefragment is een inleiding, een binnenkomer. Het lijdensverhaal is niet voor niets het eigenlijke evangelie van deze zondag. Palmzondag is meteen ook Passiezondag. 

  • Voor de lezingen van Palmzondag (C-cyclus): klik hier.

Waar ze vroeger op twee opeenvolgende zondagen werden gevierd, resoneren de intrede van Jezus en het lijdensverhaal nu samen, zoals het hoort. Ze zijn immers niet van elkaar los te zien. Het palmzondagverhaal is helemaal verkleefd met wat volgt.

Klein tafereel

De blije intrede in Jeruzalem staat in alle vier de evangeliën beschreven. (Matteüs 21, 1-11, Marcus 11, 1-11, Lucas 19, 28-44 en Johannes 12, 12-19) Wat opvalt bij Lucas is de milde vreugde. Het feestelijk karakter is veel minder expliciet aanwezig dan bij de andere evangelisten: geen wuivende palmtakken, geen hosanna-geroep door de menigte. Alleen de leerlingen omringen Jezus, die gezeten is op een ezeltje. Hij wordt niet geëscorteerd door een schare van volgelingen. Bij Lucas is de intrede geen grote manifestatie, maar een klein, symbolisch tafereel dat deel uitmaakt van de aankondiging van het grote breekpunt in het evangelie. Er groeit iets, er is een duidelijk crescendo in de verhaaldynamiek, dat zachtjes begint. De scherpe, pijnlijke klanken zullen steeds sterker worden. Jezus gaat niet enkel de tempelstad binnen, het zal weldra ook de plaats van zijn veroordeling zijn.

Jezus rijdt op een ezeltje de stad binnen. Wanneer de leerlingen een ezelsveulen losmaken op de plek die Jezus heeft aangeduid, sputtert de eigenaar helemaal niet tegen. God wil het zo: wat is voorspeld, dat zal geschieden. Zacharia heeft in een profetie immers voorzegd: “Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.” (Zacharia 9, 9c) Geen draagstoel, geen koets, maar een vrij klein dier: een ezelsveulen. (Lucas 19, 32) Jezus steekt amper uit boven de anderen, gezeten op een weinig elegant en soms erg koppig lastdier in de ogen van de mensen. 

Het culminatiepunt van de grootsheid van Christus ligt niet in zijn menswording, maar in zijn verrijzenis. Jezus gedraagt zich op aarde dus niet als een koning, maar als Mensenzoon onder de mensen. Hij zal lijden als een Dienaar. Paulus vat het op sublieme, quasi poëtische wijze samen: “Hij, die de gestalte van God had, heeft zich niet vastgeklampt aan de gelijkheid met God, maar heeft zichzelf leeggemaakt en nam de gestalte aan van de mensen. Aan de mens gelijk geworden, heeft Hij zich vernederd, door gehoorzaam te zijn tot in de dood: de dood aan het kruis.” (Filippenzen 2, 6-8) Daarom is Palmzondag ook Passiezondag. De aankomst in Jeruzalem is de intrede naar de kruisweg.

Vreugde

Niettemin is er vreugde en blijdschap in het fragment uit het Lucasevangelie te lezen. Dankbaar om de wonderdaden die ze hebben gezien, prijzen de leerlingen vol vreugde de Heer, met luide stem. (Lucas 19, 37) Het lof en de dankzegging van de leerlingen zijn puur en oprecht. Het is een blijheid waarin wij elke dag mogen delen. Geloof ontdaan van diepe vreugde, is niets meer dan een dor en levenloos fossiel, een geheel van doffe en matte restanten zonder kern. De leerlingen zien nog niet in wat er komt. Hun vreugde is naïef maar oprecht. Wij weten waar de Goede Week naar opbouwt: langs het lijden van God zelf naar het hoogtepunt van het Nieuwe Verbond. Tegelijk blijft ook voor ons zoveel van de Boodschap niet te vatten. Ook ons geloof blijft altijd onderweg in de tijd.

De leerlingen roepen uit: “Gezegend Hij die komt als koning in de naam van de Heer!” (Lucas 19, 38a) We kunnen er meteen een psalmvers in herkennen: “Gezegend wie komt in de naam van de Heer” (Psalm 118, 26a) De lofprijzing van de leerlingen gaat verder: “Vrede in de hemel, en eer aan de Allerhoogste!”, of “... eer aan de hoogste hemel! (Lucas 19, 38b) Ook hier is Psalm 118 niet ver weg: “U bent mijn God, U zal ik loven, hoog zal ik U prijzen, mijn God!” (Psalm 118, 28) 

De woorden die Paulus in zijn Filippenzenbrief schrijft, trillen hier mee: “God heeft Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam overstijgt: Jezus Christus is de Heer.” (Filippenzen 2, 9 en 11) Jezus op een ezelsveulen gezeten, beeldt deze verheffing uiteraard niet uit. Nee, deze nederige intrede geeft eerder het grote contrast vorm, de anticipatie op Goede Vrijdag en Pasen. Want op het kruis zal Jezus verheven worden, letterlijk. En met Pasen zal Hij de dood voor eens en altijd overstijgen: de ultieme verheffing. Zo komt andermaal de verkleving tussen het intochtverhaal en het lijdensverhaal aan het licht.

Gesloten accolade

De vreugdevolle uitroep van de leerlingen verwijst heel duidelijk naar wat de engelen uitzongen bij de herders, toen Jezus werd geboren: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.” (Lucas 2, 14) Wat zo vreugdevol geopend werd bij de aanvang van Gods menswording, wordt nu plechtig en onomkeerbaar dichtgetrokken bij het naderen van het lijden. Een accolade wordt voor eens en voor altijd dichtgemaakt. We staan op een breekpunt. Jezus is op onze aarde gekomen in onze tijd, en die kent geen teruggang, ze gaat enkel vooruit.

De spanning groeit. We bemerken in de verontwaardigde reactie van de Farizeeën hoe de ergernis verder toeneemt: “Meester, berisp uw leerlingen.” (Lucas 19, 39) De listige vragen en valse opmerkingen maken plaats voor meer drastische middelen. In het volgende hoofdstuk horen we dat Jezus zijn leerlingen toespreekt terwijl de menigte meeluistert: “Pas op voor de Schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.” (Lucas 20, 45-47a) Het conflict kan niet meer worden opgelost. Jezus weigert zich te schikken naar hun regeltjes en hun hovaardigheid. En dat is meteen een directe aanleiding tot de veroordeling die weldra volgt.

De Farizeeën vragen Jezus om zijn leerlingen te doen zwijgen, maar Hij antwoordt: “Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.” (Lucas 19, 40) De hele schepping wil het uitroepen. De vreugde om Gods Boodschap is niet meer te dempen. Alleen zal Jeruzalem de ultieme heilsboodschap van Godswege uiteindelijk toch afwijzen. Jezus weent over Jeruzalem, dat geen vrede zal kennen en dat met de grond gelijk gemaakt zal worden. (Lucas 19, 41-44) De vrede die de engelen en de leerlingen hebben uitgeroepen, zal de stad niet ten deel vallen. Jeruzalem: de tempelstad, die de stad van vrede genoemd wordt, zal 35 jaar later vallen. Het Romeinse beleg, op een joods paasfeest, zal duizenden en duizenden mensenlevens kosten...

Sacraal

Terug naar Lucas. Op de intrede volgt een sacrale passage. De tempel wordt de plaats waar Jezus het joodse paasfeest en zijn eigen Pasen tegemoet treedt: de ultieme plek die naar God verwijst. Na de intocht volgt de tempelreiniging, maar dan heel beknopt verteld, in welgeteld twee verzen. (Lucas 19, 45-46) Hij noemt de tempel zijn huis: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” (Lucas 19, 46) Dagelijks spreekt Hij er daarna de mensen toe. (Lucas 19, 47a) De hogepriesters, Schriftgeleerden en leiders van het volk voelen zich geschoffeerd en willen Hem uit de weg ruimen. (Lucas 19, 47b) 

Maar ze kunnen weinig doen: het hele volk hangt aan zijn lippen. (Lucas 19, 48) Voorlopig althans. Niet alleen de leerlingen, maar het hele volk is nu naar Hem gericht. Alle registers staan open. Alles wat is opgebouwd in het Lucasevangelie, vanaf het prille begin, wanneer Maria verneemt dat ze Gods Zoon zal baren, komt nu samen in een luid en denderend akkoord, veel te oorverdovend en te wijds om het te kunnen bevatten. 

Dat mensen vlug van mening kunnen veranderen en zomaar verachten wie ze gisteren nog hebben aanbeden, wordt andermaal bevestigd op Goede Vrijdag. Met Palmzondag wuift men Jezus toe. Wie Hem gehoord heeft in de tempel, wuift Hem enthousiast uit wanneer Hij zijn onderricht afgerond heeft. En onder druk van de Farizeeën en oudsten, wordt Jezus door diezelfde mensen plots luidkeels uitgejouwd, onverbiddelijk en gevoelloos hard. Na de vreugde van Palmzondag volgt er onrecht, leed en droefheid. Voorlopig althans. 

01 april 2025

Met hart en ziel voorbereiden op vreugde (5-6 april 2025)

God maakt zich kenbaar als vernieuwer, als blijvende scheppingskracht langs zijn genade. Dat klinkt wat zwaar op de hand. God heeft het heelal niet geschapen om zich er vervolgens niets meer van aan te trekken. Hij blijft betrokken, Hij blijft aanwezig. Verbonden is misschien nog treffender uitgedrukt.

  • Voor de lezingen van de vijfde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Iets nieuws

Langs de profeet Jesaja spreekt God zijn Volk blijmoedig toe: “Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?” (Jesaja 42, 19a) Er begint iets nieuws, dank zij de Heer, omdat Hij het ons gunt. Genade, noemen we dat. Het is geen nieuwheid zoals we kennen van advertenties die ons wegwerpproducten aanbevelen. Nee, dit betreft geen vluchtige nieuwheid. God kondigt een allesomvattend nieuw begin aan dat de strubbelingen uit het verleden voorgoed moet uitvegen. 

De Heer heeft het over een Nieuw Verbond, dat het Verbond in de woestijn moet bestendigen en vernieuwen. Dit nieuwe, altijddurende Verbond zal in Christus verwezenlijkt worden. Meer bepaald: langs zijn verkondiging, zijn lijden, dood en verrijzenis. Jezus heeft drie jaar lang de Boodschap gedeeld met het Volk. Hij heeft verduidelijkt wat God van ons verlangt en wat niét bijdraagt tot een oprecht geloof. Daarbij zijn Wet en Profeten niet opgeheven, maar juist bevestigd. Gods Woord is eeuwig. 

In de dorheid

Door Mens te worden op aarde, heeft Christus de juiste Weg voorgeleefd. Zijn lijden en dood waren een logisch gevolg: het religieuze gezag voelde zich aangevallen, vernederd en ontkracht. Maar zijn dood was niet het einde, maar juist dat nieuwe begin waar God over sprak: voorbij het kruis is nieuwe hoop gerezen in de opstanding. In Christus zijn we op een andere, nooit eerder gekende wijze verbonden met God.

God kondigt bij Jesaja aan dat hij een weg baant door de woestijn en rivieren maakt in de wildernis. Het volk dat Hij uitgekozen heeft, laat Hij er drinken. (Jesaja 42, 19b-20) In de woestijn van de dood, ontspruit nieuw leven. Midden in de dorre leegte schenkt Hij ons verkwikkend levenswater. Dat heeft Jezus Christus ons langs zijn eigen bestaan en opstanding verkondigd. 

Niet beheersbaar

Al te vaak wordt het Christendom herleid tot moraliteit. Inderdaad, Jezus heeft ons opgedragen om het goede te doen en het kwade te laten. Hij heeft ons echter zoveel meer voorgeleefd. Moraliseren is in veel gevallen een vorm van ‘managen’ of beheersen. De Boodschap in regels samenvatten, betekent bepaalde passages meer in de verf zetten dan andere. De Schrift zit namelijk vol nuances. Moraliseren is een standpunt innemen en  dat persoonlijk verdedigen. Daardoor wordt de diepe waarde van de Schrift uiteindelijk al te vaak tekortgedaan. Het wordt iets van de mens zelf, een geheel van regels en gewoonten, van  voorschriften met daaraan verbonden beloning en bestraffing. Daar schuilt macht in. En laat dat nu precies zijn waar de Schriftgeleerden en farizeeën zo ijverig in waren en waar Jezus zich zo over kon opwinden. Wanneer de Boodschap van Leven tot regels wordt herleid, dan is de levensadem eruit geperst. Daar moeten we te allen tijde voor waken.

Wanneer zij bijvoorbeeld furieus en vol haat naar Jezus toe komen met een vrouw die op overspel is betrapt, willen ze Jezus meteen op de proef stellen. Volgens de Wet van Mozes moet zo’n vrouw gestenigd worden. Zich verkneukelend, vragen ze aan Jezus wat Hij ervan denkt. Zijn antwoord staat echter haaks op de moralistische logica waar ze Hem in willen vangen. “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen”, antwoordt Jezus afgemeten. (Johannes 8, 7b) En de heren druipen verbolgen af. 

“Waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld?”, vraagt Jezus zonder zelfs maar op te kijken. (Johannes 8, 10b) Ze zijn weg, maar de eigenlijke boodschap hebben ze hoogst waarschijnlijk niet begrepen. Het gehoor en de rede werken selectief. Ze zullen de volgende keer weer eerst voor andermans vegen, helaas. Jezus veroordeelt de vrouw niet. “Ga naar huis”, zegt Hij tegen haar, “en zondig vanaf nu niet meer.” (Johannes 8, 11) Dan kan er iets nieuws ontstaan, door de vergeving die Jezus schenkt. Daarin bestaat het Nieuwe Verbond: in vergeving, in een andere manier van verbonden zijn.

Zoveel meer

God liefhebben is nooit een louter ethisch engagement. Dat mag het ook nooit worden. Dat betekent dat ook de Veertigdagentijd zich niet enkel mag richten op het ethisch perspectief. We worden uitgenodigd om ons te voeden aan Gods Liefde, die spiritueel van aard is en die vorm krijgt in een geheel van geloofsfacetten: ethiek, ja, maar ook liturgie bijvoorbeeld, persoonlijk gebed, geloofsvisie, liefdadigheid en verkondiging… Wanneer we ons voorbereiden op de Goede Week, dan worden we uitgedaagd om met ons hele menszijn de Veertigdagentijd binnen te stappen en zoveel mogelijk facetten aan bod te brengen. 

“Dit is het volk dat Ik mij gevormd heb, het zal mijn lof verkondigen”, zegt de Heer via Jesaja vastberaden en hoopvol. God verlangt inderdaad veel meer dan moraal antwoord. Hij wenst dat we Hem weer loven, met hart en ziel. Die vreugde vinden we bij Maria, wanneer ze God looft en prijst omdat ze zwanger is en Gods Zoon zal baren. Haar ziel prijst en looft de Heer, haar hart juicht om God, die ze haar Redder noemt. (Lucas 1, 46b-47) Het is deze aanstekelijke en inspirerende blijdschap in geloof die God van ons verlangt. Een enthousiasme uit het diepste van ons bestaan. In de Veertigdagentijd bereiden we ons voor op de vreugde door tot inkeer te komen en Godsbewust te leven.

Christus leren kennen

Paulus schrijft enthousiast aan de christenen van Filippi: “Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood.” (Filippenzen 3, 10) Het verlangen om dichter bij Jezus Christus en zijn blijde Boodschap te naderen, om naar het Rijk Gods toe te leven, is een fundamentele spirituele hunker. 

Door te delen in Jezus’ mensenbestaan en ons leven te ijken op zijn voorbeeld, komen we dichter bij de wil van de Vader en de droom van zijn Rijk hier op aarde: een hemelse plek hier in ons midden, vrij van cynisme en leugen, machtswellust en geldbejag. Een plek van zuivere hoop en oprecht geloof, waar niemand uitgesloten of weggepest wordt. Daar mogen wij mee aan bouwen in deze Veertigdagentijd, en bij uitbreiding elke dag van ons leven. God heeft ons daartoe geroepen en zet ons op Weg langs zijn Nieuwe Verbond. 

Laat ons met een bewust en kritisch geloof zijn Weg gaan. Naarmate de Veertigdagentijd voortschrijdt, mogen we met toenemend blij gemoed vooruitkijken naar het hoogtepunt van het kerkelijk jaar.

24 maart 2025

Het komt weer goed, dat is wat telt (29-30 maart 2025)

Een bezinning bij de parabel van de verloren zoon aan de hand van twee kunstwerken: een gravure en een schilderij. Hoewel deze zondag een milde vreugde binnenbrengt in de Veertigdagentijd, richt deze overdenking zich vooral op het fragment voordat er feest wordt gevierd omdat de jongste zoon is teruggekeerd. Deze parabel slaat niet enkel de snaar van de vreugde om de vergeving aan. Kunst helpt ons om het vizier wijder open te trekken.

  • Voor de lezingen van de vierde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Party time!

We starten met een klein vizier: een gravure van Charles-Emile Jacque. Het is een raampje in zwart-wit van 12 bij 11 centimeter: een kleine afbeelding boordevol veelzeggende details.

Charles-Emile Jacque, Enfant prodigue

We maken kennis met de jongste zoon uit de parabel. De wereld wou hij zien. Daarom vroeg hij het erfdeel dat hem toekwam aan zijn vader en trok hij erop uit. Hij wou van het leven genieten, nieuwe plekken zien, nieuwe mensen ontmoeten en vooral zorgeloos rondtrekken. Wanneer elke dag een feest is, dan wordt het leven heel duur. Dat heeft de jongeman vlug genoeg gemerkt. Voorbij is het plezier. De armoede lonkt.

Schaamte

Hij is in gedachten verzonken, ergens ver van huis. Zijn haren zijn verwilderd en hangen sluik voor zijn gezicht. De jongste zoon kijkt weg van ons, alsof hij zich schaamt. Dat gevoel wordt bevestigd door zijn hand, waarmee hij zichzelf vastknijpt, zo hard dat zijn wijsvinger in zijn schouder drukt tot het pijn doet. Alsof de jongeman zijn gevoel tastbaar wil maken. Zijn houding is verkrampt en verstard. Hij heeft geen hemd aan maar verbergt zich. Beschaamd tracht hij te schuilen: zijn lange haren en zijn arm verbergen zijn verdriet. In zijn andere hand houdt hij een kom vast. Een lege kom, mogen we veronderstellen. Wellicht heeft hij honger. Hij is tenger, mager zelfs. Het geld is op, de tijd van kwistig leven is voorbij.

Hoewel zijn ogen niet zichtbaar zijn, kan zijn mond de droefheid niet verbergen. Hij kijkt weg van het licht. Zijn guitig voorkomen is tot dofheid verworden. Hij zal wel populair geweest zijn: die jonge pleziermaker met zijn geld, zijn mooi voorkomen en zijn aanstekelijk enthousiasme. De wilde feesten met wijn die rijkelijk vloeit en het lekkerste eten, met sensuele blikken en nog veel meer: ze zijn voorgoed voorbij. Want zijn geld is tot de laatste denarie gespendeerd en er rest enkel leegte en vertwijfeling. Niemand helpt hem, terwijl hij al die tijd zo gul was. Niemand leent hem ook maar één koperen munt: onrechtvaardig is het. Wat zijn mensen zelfzuchtig en vals. Wie met geld strooit, is allemans vriend. Wie geen geld kan spenderen, die heeft doorgaans vooral zijn eigen arme zelf tot gezelschap.

Een harde les

De kerel is hoegenaamd niet meer zelfzeker, opgewekt of levenslustig, zoals toen hij van zijn vader wegtrok. Nee, hij oogt teleurgesteld in zichzelf, kwaad zelfs op zichzelf, gegeneerd, radeloos. Het is een harde les geweest. Tussen de varkens moet hij verblijven. Eten is er niet. Hij heeft ontegensprekelijk een verkeerde keuze gemaakt. Dit had nooit mogen gebeuren. Is er nog een weg terug? Waar kan hij heen?

Charles Jacque (1813-1894) was een Parijzenaar. Hij is een minder bekende kunstenaar, van wie enkele schilderijen en gravures onder de aandacht blijven. In zijn werk komen landelijke thema’s vaak aan bod.

Er moet iets gebeuren. Zo kan het niet verder. De zoon raapt zijn moed bijeen, neemt de schaamte erbij en vertrekt terug naar huis. Als men hem daar nog zal willen tenminste. Misschien als loonwerker. Hij kan maar hopen.

Zo komen we bij een volgend beklijvend tafereel terecht, van ruim een eeuw later. Dit schilderij in bruine en oranje tinten is aanzienlijk groter en meet 161 bij 97 centimeter. 


Michel Ciry, Le fils prodigue

Laatste krachten

Het is valavond. De zon staat laag. Met het laatste licht komt de verloren zoon aan. Hij knielt neer voor zijn vader en sluit zijn ogen. Zijn gezicht is leeftijdsloos geworden, zijn jeugd is weggevaagd: zoveel heeft hij meegemaakt. De zoon is sterk vermagerd. Zijn jas is te groot geworden. Misschien is hij met zijn allerlaatste krachten tot aan zijn vader gestrompeld. 

Hij lijkt een futloze, bijna levenloze verschijning. Zijn gelaat drukt leegte uit en wanhoop. De zon verheldert zijn gezicht en brengt zo de uitputting nog sterker aan bod. Hij heeft gefeest en gebrast, maar – meer nog dan van duur geld – vooral ten koste van zichzelf. De ogen van de zoon zijn gesloten. Hij durft wellicht niet te kijken. De zoon heeft de wereld willen zien, maar hij zag teveel. Dingen die een mens niet hoeft te zien. Het licht is te scherp voor zijn ogen geworden. De realiteit kan soms pijnlijk steken in de ogen.

Vaderlijk leed

De vader kijkt zijn zoon niet aan, merkwaardig genoeg. Hij kijkt ernstig voor zich uit, met een eerder lege blik, in het oneindige. Het was een verkeerde beslissing van zijn jongste zoon om zijn erfdeel op te eisen en zomaar weg te gaan. Hij zou in de miserie terechtkomen, dat wist vader al op voorhand. Maar zijn jongen had niet geluisterd. Vader wist dat de mensen misbruik zouden maken van hem, dat ze zouden profiteren van zijn gulheid en enthousiasme. En het is precies zo gegaan. Maar daar komt niemand mee vooruit nu. De mensen zullen er gegarandeerd over roddelen, met scherp sarcasme. 

Vader wil wel blij zijn, maar dat kan hij nu nog niet. Zo lang heeft hij in spanning gewacht. Uren en uren heeft hij tevergeefs de horizon afgekamd, hopend dat hij zijn zoon zou zien aankomen. Zoiets kan je zomaar niet vergeten. Maar dan plots - goddank - herkende hij in het magere silhouet dat naderbij kwam toch zijn jongste zoon. Gelukkig is hij levend en wel terug geraakt. Het had veel erger gekund. Maar zijn zoon zo uitgemergeld zien en voelen, dat doet hem pijn. Vaders gezicht toont oud, en is getekend door zorgen en verdriet. 

Hij is in de herfst van zijn leven terechtgekomen. Ook zijn zoon, die veel te vlug heeft geleefd, deelt in dit herfstgevoel. Zijn jeugd valt van zich af, op een pijnlijk confronterende wijze. Het beperkte kleurenpallet accentueert dit. 

Sprekende handen

Hun hoofden raken elkaar niet. De tijd heeft een afstand gecreëerd, een afstand die pijn doet. Hun handen vertellen echter de nuances die de parabel zo inspirerend maakt. Al kijkt de vader zijn zoon niet aan, hij legt wel zijn arm om hem heen en trekt hem zacht tegen zich aan. Hij wil troost en liefde bieden aan zijn zoon nu, en geen verwijten uiten. Dat zal de oudste zoon straks wél doen. Vanavond gaat het leven weer verder, en het komt wel weer goed. Maar nu wil de vader zijn zoon, die hem in de steek liet en die hij veel te lang heeft moeten missen, weer tegen zich aan voelen. Zijn kind, zijn kwetsbare zoon is weer veilig thuis nu. Voorbij zijn het gepieker en de zorgen, de lange, slapeloze nachten. 

De zoon reikt met zijn hand naar het hart van zijn vader. Hij doet een beroep op de goedheid en de liefde van zijn vader. Hij beseft dat hij zijn vader veel verdriet heeft gedaan en heeft oprecht spijt. Hij hoopt leven te ontvangen van zijn vader: nieuw leven, een nieuwe kans. De hand van de zoon reikt tot in het licht, waar hij op hoopt in zijn leven. De hand van zijn vader in het donker tast. Er wordt geen woord gesproken. Hun beide monden zijn dicht, de mondhoeken wat naar beneden getrokken. Er is zoveel gebeurd dat vader niet weet. Misschien is het ook maar beter zo. Ze hebben elkaar teruggevonden. Dat is wat telt. Hij was dood  bijna letterlijk – maar is weer levend geworden. Het komt goed.

Michel Ciry (1919-2018) is het meest bekend voor zijn beeldende kunstwerken, maar ook zijn muziekstukken kenden succes. Zo was hij in 1953 laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd voor compositie door het innovatieve karakter van zijn muziek. Hij schilderde graag religieuze taferelen en maakte meerdere schilderijen over de parabel van de verloren zoon. Dit werk dateert van 1966. Michel Ciry overleed op 99-jarige leeftijd. Hij beschouwt zijn kunst als een uitdrukking van zijn geloof: 

'In mijn kunst wil ik een boodschap uitdragen. Ik heb altijd getracht om iets uit te drukken langs de talenten die me zijn toebedeeld. Aangezien deze gaven me zijn geschonken door God, lijkt het me heel normaal dat ik die gebruik, niet enkel om zijn bestaan, maar ook om zijn glorie uit te schreeuwen.'  (Michel Ciry)

Graag wens ik je een fijne halfvasten toe. Met Laetare-zondag, halfweg in de spirituele tocht van veertig dagen naar Jeruzalem, nodig ik je uit om even achterom te kijken. Welke weg heb je afgelegd tot nog toe? Ben je klaar voor de intocht in de Goede Week, die stilaan nadert?

18 maart 2025

De heerlijkste vijgen (22-23 maart 2025)

De vijgenboom in de parabel die Jezus vertelt, is hoegenaamd geen zakelijk succes. Meer dan bladeren verschijnen er niet aan zijn takken. Vruchten draagt hij niet. Opnieuw niet. Het derde jaar op rij om precies te zijn. Kortom: een flop. Hij lijkt een verspilling van de ruimte, een overbodige last voor de grond. De eigenaar denkt aan omzet en profijt, aan productie en verkoop. Omhakken die boom, stelt hij voor. Wat hem betreft is het tijd voor een andere en een betere boom. Eén die wel aan de verwachtingen voldoet. Maar zijn wijngaardenier vindt dat te drastisch.

  • Voor de lezingen van de derde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Geduld

De wijngaardenier denkt aan het potentieel, aan wat er mogelijk is met liefde en met goede zorg. Dit jaar draagt de boom nog geen vijgen, maar volgend jaar beslist wel. (Lucas 13, 9) De boom wordt door de wijngaardenier – God dus – uitgedaagd om het beter te doen. God ziet groeikansen. Zo is Hij. We worden niet zomaar afgekeurd en bij de dorre takken gegooid. Het geduld van de wijngaardenier is niet te evenaren.

En wij, we zoeken zijn Aangezicht, we trachten maar falen soms. Wanneer we zijn Naam roepen en Hem bestormen met vragen, dan vergeten we God tenminste niet. Dan blijven we met Hem verbonden en schuiven we Hem niet ondankbaar opzij. Uiteindelijk kunnen we pas ten volle leven als Hij met ons is, en wij met Hem. Dat weten we, diep vanbinnen. Ons leven is pas de moeite waard wanneer wij Hem toelaten om ons wezen te richten naar de Liefde.

Vruchten

Veertig dagen hebben we de tijd om dichter bij de Heer te komen, om onze grond om te laten woelen met Gods hulp, om de kracht die Hij ons schenkt nog meer in ons op te nemen. Veertig dagen hebben we de tijd om God tot in onze vezels toe te laten, om zijn Boodschap in ons op te nemen opdat we de betekenis van zijn lijden en sterven beter  kunnen begrijpen. 

Laten ook wij dus vruchten dragen. Niet omwille van de prestatie en de opbrengst, niet om onszelf te bewijzen, maar in de allereerste plaats omwille van God, omdat Hij het van ons verlangt. En ook niet als een krachtmeting met onze naasten, maar omdat God ons ertoe heeft geroepen, ieder en elk van ons hoogstpersoonlijk. Omdat het ons levensdoel is, de zin van ons bestaan. Net zoals het de ultieme taak is van een boom in de parabel om de heerlijkste vijgen voort te brengen. 

Aanwezigheid

Het is Gods diepste wens, Hij doet er veel moeite voor. Zijn geduld mag ons alvast inspireren. Maar zijn zorg en geduld zullen niet volstaan. Wij hebben een roeping, en ingaan op deze roepstem vraagt om inspanning en volharding. Maar we zijn niet alleen: God blijft ons bijstaan.

Dat is immers Gods naam: Aanwezigheid. ‘Ik zal er zijn’. (Exodus 3, 14) Of anders beschouwd: ‘Ik laat je niet in de steek’. De Heer is geen verre Kracht die ons maar laat betijen, tenminste: als wij Hem toelaten in ons bestaan. God kàn ons niet bijstaan als wij zijn aanwezigheid weigeren. Wat zou dat voor zin hebben? Daar ligt dus een cruciale sleutel voor ons geloof: zijn genadig aanbod dankbaar aanvaarden.

De spirituele bedevaart op weg naar Pasen biedt ons de kans om onze hoop op Gods Rijk aan te wakkeren, om ons geloof in Christus te verdiepen, om de liefde waar te maken. (1 Korintiërs 13, 13) Liefde voor onszelf, onze naasten en God. (Lucas 25, 27 en Marcus 12, 30-31) Dat zijn de Heerlijke vruchten die wij mogen dragen. En voorwaar, ze zijn minstens even heerlijk als de vijgen waarover Jezus vertelt.

11 maart 2025

Hemelmensen hier op aarde (15-16 maart 2025)

Je zou kunnen stellen dat christenen leven met hun voeten op de aarde en met hun gedachten in de hemel. God zelf is in zijn eigen schepping komen wonen. De Mensenzoon is op aarde geboren uit Maria en op aarde is Hij veroordeeld, gekruisigd en gestorven. Christus is zelfs uit de dood opgestaan, hier op onze aarde. Het is dus niet vreemd dat wij onze ‘aardsheid’ erkennen en waarderen. Maar het is evenzeer vanzelfsprekend dat we ons richten tot God. En zijn Boodschap is niet van deze wereld. Ze is hemels, vol idealen die vaak moeilijk na te streven zijn.

  • Voor de lezingen van de tweede zondag in de Veertigdagentijd, jaar C: klik hier.

Overdreven contrast

Nee, we moeten de aarde niet verloochenen. Anders had God ons niet geschapen op deze wereld. Anders had God niet gezien dat zijn Schepping in zijn geheel heel goed is. (Genesis 1) We zijn allen geroepen om God toe te laten in ons bestaan, tot in onze diepste kern: ons hart en onze ziel. Dan kunnen we van ons bestaan het mooist-mogelijke maken. God wil ons zijn genade schenken, hier op aarde. Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw. (Joël 2, 13)

Paulus wordt wel eens geciteerd om te beweren dat we ons moeten afzetten tegen de wereld. Constrastchristendom getuigt echter van een heel eenzijdige kijk op God en op zijn Schepping. Paulus lijkt inderdaad aanleiding te geven om wereldvreemd te denken. Zo schrijft hij aan de christenen van Filippi: “Ons vaderland is in de hemel, van daar verwachten wij onze Verlosser.” (Filippenzen 3, 20) Is ons vaderland dan niet aards? Is ons vaderland anti-aards? Eigenlijk bedoelt Paulus wellicht: ‘wij behoren toe aan de hemel’. We lezen een vertaling, een interpretatie, en er kan evengoed vertaald worden (‘to politeuma’ in het Grieks): toebehoren aan een gemeenschap. Het is een kwestie van nuance.

Hemels verlangen

We zijn dus geen inwoners van de hemel, want we wonen er helemaal niet. We zijn ook niet ontheemd, want we hebben nooit in de hemel gewoond. Paulus lijkt smachtend uit te kijken naar de terugkomst van Jezus, alsof de hemel eerstdaags tot aan de aarde zou reiken. Dat kan wat kort door de bocht gelezen worden in: “Wij, die in leven blijven tot de wederkomst van de Heer.” (1 Tessalonicenzen 4, 15) De geschiedenis wijst uit dat die wederkomst niet zo vlug is gekomen en zelfs nog steeds te verwachten is. 

Is ook dat vers wat te eenzijdig geïnterpreteerd? Wellicht wel. Paulus spreekt namelijk in de eerste plaats over hen die ons ontvallen zijn: zij zullen niet verloren zijn. Daarna heeft hij het over zij die nog in leven zullen zijn. (1 Tessalonicenzen 4, 16-17) Paulus beweert niet dat de lezers van zijn brief nog allemaal in leven zouden zijn wanneer de Heer terugkomt. Hij heeft het over wij, volgelingen van Christus. (1 Tessalonicenzen 4, 14a)

Heimatlosigkeit

Misschien klinkt er wel een gevoel van ‘Heimatlosigkeit’. Ik hoor deze gewaarwording soms bij derde generatie-allochtonen. “Ik ben nergens echt thuis: niet hier en niet in Turkije”, vertrouwde iemand me toe. “Ik zou hier nooit meer weg willen. Ik spreek de Vlaamse taal, ik ken de gewoonten. Maar in Turkije ben ik één van de velen en val ik niet op. Totdat ik spreek. Dan word ik daar meteen ook als ‘vreemde’ bekeken.” In België noemt men hem een Turk, en in Turkije beschouwen ze hem als Westerling. 

Dat lijkt wat op het gevoel dat Paulus deelt. Zijn gedachten richten zich naar de hemel, maar hij is mens op de aarde. Hij verlangt naar de hemel, maar hij is er niet. En op aarde voelt hij zich ook niet helemaal thuis: het is immers een tijdelijk verblijfsoord. 

Mystiek zicht

Wanneer Petrus, Johannes en Jakobus samen met Jezus de Tabor beklimmen, hebben de drie leerlingen zich te slapen gelegd en heeft Jezus zich afgezonderd om te bidden. Plots merken ze hoe Jezus in gesprek is met Mozes en Elia. De aanblik is verblindend voor de apostelen. Een stem klinkt uit de hemel: “Dit is mijn Zoon, mijn Uitverkorene, luister naar Hem.” (Lucas 9, 35) Deze mystieke ervaring is één van de weinige momenten dat de hemel de leerlingen toespreekt. De ogen van de leerlingen kunnen de ervaring niet aan. De gedaanteverandering mag ons inspireren in deze Veertigdagentijd.

We zijn hemelmensen op de aarde, aards en hemelgericht tegelijk. Paradoxaal genoeg, kan juist ons geloof deze discrepantie samenbrengen tot een harmonieus geheel. We geloven in de hemelse Vader, in de Mensenzoon die op aarde heeft geleefd en in de heilige Geest die ons van Godswege als genade wordt geschonken, als troost en kracht op onze aardse wegen. We hoeven ons aardse bestaan niet te vervloeken en we hoeven niet neer te kijken op alles om ons heen. 

Oefening

Sterker nog: ons leven hier op aarde maakt deel uit van Gods heilsplan met ieder van ons. Het is een bijzondere, merkwaardige en verrassende pelgrimstocht, soms vermoeiend, soms zwaar, maar vaak ook inspirerend en verrijkend. De hemel is in onze gedachten, en wanneer we op ons best zijn, is die hemel zelf zichtbaar, hoorbaar en tastbaar in onze gedachten, woorden en daden. Hier op aarde wel te verstaan.

In deze Veertigdagentijd mogen we ons dus stevig opstellen midden in dat contrast, als uitdaging. We hoeven de aarde niet te verachten en de hemel hebberig naar ons toe willen trekken, integendeel. Vasten en bezinnen doen we hier. Er zijn immers prachtige plekken van rust en sereniteit te vinden. En zelfs in de dagelijkse drukte kunnen we rustpunten creëren. In de Veertigdagentijd mogen we een balans opzoeken tussen het hemelse en het aardse. Dat is een bijzonder zinvolle oefening. 

Hemel en aarde hebben elkaar ontmoet met Kerstmis, en dat gebeurt opnieuw, in de overtreffende trap met Pasen. Er is zoveel mogelijk wanneer hemel en aarde ons inspireren… 

06 maart 2025

Mond en hart (8-9 maart 2025)

De Veertigdagentijd biedt ons de uitgelezen kans om onszelf in vraag te stellen. Dat voelt altijd wat vreemd. Het is de kwetsbaarheid toelaten, de dagelijkse evidenties op hun waarde toetsen en leegtes niet opvullen met oppervlakkige praatjes. Onszelf in vraag stellen is het vernislaagje van uiterlijkheden afkrabben om er onder te kijken hoe het werkelijk gesteld is met onszelf en met ons geloof. Dat vraagt om een royale portie doorzetting en eerlijkheid. De Veertigdagentijd is een periode om ons hart te doorgronden, om het te bekijken vanuit Gods perspectief, wel wetend dat we zijn wijsheid en doortastendheid nooit zullen bezitten. Met de middelen die we hebben, kunnen we niettemin aan de slag.

  • Voor de lezingen van deze eerste zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

“Waar het hart van vol is, loopt de mond van over.” (Lucas 6, 45) Onze diepste overtuigingen kunnen we moeilijk stil houden. Een levend geloof vraagt om uitingen van vreugde en dankbaarheid, om uitgesproken vragen en onzekerheden. Onze levensvisie is niet wetenschappelijk-rationeel maar existentieel van aard. Het is niet ons hoofd, maar ons hart dat de weg naar God zoekt. Dat betekent niet dat ons geloof redeloos is, dat we ons verstand niet van doen hebben. Maar met ons hoofd alleen zullen we God niet vinden. Ons geloof overstijgt de rede immers telkens opnieuw in de overtreffende trap. En wat er leeft in ons hart, komt steeds weer langs onze mond tot uiting. 

Dichtbij

We hoeven niet ver te zoeken om God te vinden. “Het Woord is dicht bij jullie”, zegt Paulus. (Romeinen 10, 8) Meer bepaald: in onze mond en in ons hart. Ons hart gelooft dat Christus is verrezen, onze mond belijdt dat Jezus de Heer is. (Romeinen 10, 9) In ons hart is openheid voor het existentiële, voor transcendentie, voor ongrijpbare idealen en waarden. Zo kan het hart ons tot het mooiste aanzetten, maar ook tot het slechtste. (Marcus 7, 21) Het hart staat voor het meest menselijke, voor ons aanvoelen van wat we als goed en verkeerd ervaren. 

Onze mond staat in deze Paulusbrief voor de liturgie en de verkondiging. Zo zullen we door ons hart rechtvaardigheid ontvangen, en door onze mond redding. (Romeinen 10, 10) In ons hart kunnen we een beroep doen op ons geweten. Onze mond deelt het geloof dat we belijden. Door juiste keuzes, goede daden en eerlijke woorden kunnen we ons geloof beleven en voorleven voor anderen. Bovenal geven we blijk van toewijding en dankbaarheid aan God. En dat geldt voor iedereen, alle volken. (Romeinen 10, 12) 

Synchroon

Waarom doorstaat Jezus de worstelingen in de woestijn zo goed? (Lucas 4, 13) Wel, omdat zijn hart en mond op één lijn zijn: ze bevestigen en versterken elkaar. Van Jezus worden zijn Woorden en zijn Hart vaak aanbeden en verheerlijkt, en terecht. Hij is ons ultieme Voorbeeld, mede omdat Hij mens is geworden, aan ons gelijk. Duidelijker kan God zijn Boodschap niet maken. 

Het kwaad haalt geen verhaal in de periode dat Jezus de eenzaamheid en verlatenheid opzoekt in de woestijn, omdat het kwaad niet overeenstemt met wat zijn hart gelooft en wat zijn mond belijdt. Hoe komt dat? De clou zit al in het begin van de verhaalboog verwerkt: de heilige Geest is over Hem gekomen. (Lucas 4, 1) Zijn hart en mond zijn vervuld van Gods Geest. Ook wij worden uitgenodigd om de spirituele woestijn in te trekken en de uitdaging aan te gaan om ons voelen en ons spreken te synchroniseren met Gods Woord. De Geest kan ook ons daarin leiden.

Woestijnwijsheden

De woestijnervaring van Jezus is niet louter een intrigerend verhaal waarin Jezus het wint van het kwaad. Er worden ons ‘vastenpuntjes’ aangereikt in deze bijzondere passage, of proportioneel correcter geformuleerd: fundamentele geloofswaarheden. Jezus citeert drie keer uit de Torah. Hij ent zijn overtuiging heel duidelijk in de Traditie. Deze citaten kunnen ons doorheen de hele Veertigdagentijd inspireren.

  • “Een mens leeft niet van brood alleen.” (Lucas 4, 4 en Deuteronomium 8, 3) Een mens leeft van alles wat de mond van de Heer voortbrengt: in de eerste plaats van zijn Woord (Deuteronomium 8, 3) Het Woord is een oneindige bron van inspiratie. Stilstaan bij het Woord van de Heer hoort bij een geloof dat wakker en alert is. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan is Gods Woord onze leidraad.
  • “Aanbid de Heer, je God, vereer alleen Hem.” (Lucas 4, 8 en Deuteronomium 6, 13) Laat je niet verleiden door aantrekkelijke praatjes waarvan je aanvoelt dat ze eigenlijk totaal niet stroken met Gods Boodschap. Hou je geloof in je hart levend, betrek je geloof in je dagelijkse leven, zodat het veranderd is in je bestaan. Dat is wat God van ons verlangt: dat we van ganser harte in Hem geloven. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan kan dat alleen wanneer we met God in verbinding blijven langs geloofsgesprekken, bezinning, gebed en liturgie.
  • “Stel God niet op de proef.” (Lucas 4, 12 en Deuteronomium 6, 16) Dan leef je namelijk in de illusie dat God jouw gelijke zou zijn of zelfs ondergeschikt gemaakt kan worden aan jouw wil. Tijdens de honger en dorst in Massa in de tocht door de woestijn, riep het Volk tot Mozes: “Is de Heer in ons midden of niet?” (Exodus 17) God moést een teken verrichten of ze geloofden niet meer in Hem. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wanneer we tot inkeer willen komen in deze Veertigdagentijd, dan is God onze Bron en ons doel, Hij alleen en niet in een versie die beter bij ons past. Wij zijn immers degenen die de ommekeer moeten maken, niet God. We kunnen wel vragen om zijn hulp en nabijheid. Altijd.

Ik wens je van harte toe dat je geloof extra gevoed wordt langs gebed en meditatie tijdens deze Veertigdagentijd. 

02 maart 2025

Aswoensdag: Een halfhartig antwoord volstaat niet (5 maart 2025)

De mensen laten God in de steek. Ze groeien weg van Hem, sterker nog: ze keren zich van Hem af. Het gebeurde toen en het gebeurt evenzeer vandaag. God heeft doorheen alle tijden te maken met mensen die andere prioriteiten stellen. Toch vraagt God vol geduld om terug naar Hem te keren. Deze eeuwige uitnodiging typeert het geduld en de wijsheid die God eigen zijn. En wij, arme zelfverklaarde idealisten, die denken dat we zelf de wijsheid in pacht hebben. We denken zelfs dat het enkel anderen zijn die van God los zijn geraakt.

Niet zomaar

“Keer terug tot Mij,” zegt de Heer met klem. (Joël 2, 12a) De uitnodiging is weliswaar niet zomaar een wijd openstaande deur. Als we naar God terugkeren, dan wel met heel ons hart. (Joël 2, 12a) Het heeft enkel zijn als we het echt van ganser harte willen, anders niet. Het heeft geen zin om halfhartig om een nieuwe kans te vragen bij de Heer. Als antwoord op zijn grootmoedige oproep kan enkel een volwaardige beslissing kans maken bij God.

Daarom is het ook passend om ons antwoord te drenken in vasten, treuren en rouwen. (Joël 2, 12b) Vasten om zich de luxe te ontzeggen en ons denken, voelen en handelen tot de essentie terug te brengen, tot de Levensbron die God is. Treuren om onze zwakheden, om onze neiging overstag te gaan voor eigenwaarde. Daarmee zijn we God ondankbaar en doen we Hem tekort. En ook rouwen? Jawel, een fundamentele verandering houdt in dat we het vorige achter ons laten. Dat vraagt om een weloverwogen ommekeer, een proces van achter zich laten en bewust veranderen. Het is in één vers duidelijk: een vluchtige ‘sorry’ tot God zal hoegenaamd niet volstaan.

Innerlijk

Enkele uiterlijkheden zullen God niet overtuigen. “Niet je kleren moet je scheuren maar je hart.” (Joël 2, 13a) We kunnen maar rekenen op Gods barmhartigheid als we oprecht spijt hebben van wat we Hem misdaan hebben. Enkel wanneer ons hele bestaan betrokken is in onze spijt, tot ons hart toe: het orgaan dat ons in leven houdt. 

Uiterlijk vertoon zal misschien de bewondering van medemensen opleveren, maar God is niet onder de indruk. Hij doorgrondt ons en peilt ons hart. (Psalm 139 en Matteüs 6, 8) Wie de aandacht zoekt, wordt al beloond door mensen. (Matteüs 6, 2) Echt berouw, echte goedheid, echte barmhartigheid gebeurt ongezien en onopvallend. (Matteüs 6, 1 en 16) Wie zich vroom voordoet heeft immers niet automatisch de intentie om zuiver van hart te zijn. Die hypocrisie heeft God niet van doen. Het is maar schijn waar God dwars doorheen kijkt. Berouw is geen vertoning maar een ingesteldheid, van harte.

Nieuwe kans

“Keer terug tot de Heer, jullie God,” horen we voor een tweede keer. (Joël 2, 13b) Joël herhaalt de Godsspraak. Herhalingen zijn karig in de Schrift. Ze dienen als beklemtoning. Het gaat hier niet over een bijkomstigheid. We raken aan de kern van het Woord: dit is een verwoording van Gods genade.

Want God is genadig en liefdevol, geduldig en trouw. (Joël 2, 13b) Wat een troostende gedachte: God blijft niet kwaad om onze eigenzinnigheid, Hij blijft ons niet confronteren met onze zelfzucht. Nee, de genade wast onze schuld weg. En hopelijk sterkt het ons om God opnieuw centraal te plaatsen in ons bestaan: in wat we denken en voelen, in wat we zeggen en doen. Konden wij maar zo trouw zijn als God, was onze liefde maar zoveel geduld toebedeeld. We hebben alvast alle redenen om dankbaar te zijn.

Ontwaken uit de droom

Let wel: dit is geen donzig, pluizig betoog. Er is een donkere kant aan deze oproep. Alleen als we gehoor geven aan Gods oproep kan het onheil afgewend worden. (Joël 2, 13c) Er staat veel op het spel. Door onze idylle van zelfvoldaanheid hebben we niet in de gaten hoe erg het gesteld is. Want “het is een dag van duisternis en donkerte, een dag van dreigende, donkere wolken.” (Joël 2, 2b) 

We gaan soms zodanig op in onze egocentrische gewoonten dat we de dreigende duisternis niet eens opmerken. We vertrouwen immers op ons eigen licht. Maar dat licht is tijdelijk en het verzwakt bij momenten. God schudt ons wakker uit een droom vol zelfverheerlijking. En dat zit in zoveel kleine dingen: vaak kijken we er pal overheen. Bij anderen merken we het soms op, maar voor ons eigen falen zijn we vaak blind, bewust of onbewust. (Lucas 6, 41-42) Gelukkig beschermt God ons dan tegen onszelf. 

Door ons af te keren van God, zal de duisternis uiteindelijk wel vallen over ons bestaan. Wanneer we onszelf niet kunnen oppeppen, bij grote tegenslagen bijvoorbeeld, wanneer we ons niet staande kunnen houden op onszelf. En dat is wellicht de kern van het onheil waar God over spreekt: weg zijn van God betekent in het duister tasten als het er op aan komt, en verdwalen in het donker. Gelukkig is onze God een bron van Leven.

We worden aan het begin van de Veertigdagentijd persoonlijk uitgenodigd om terug te keren naar God en bewust in zijn nabijheid te verwijlen: met aandacht en eerbied voor Hem, dankbaar om wat Hij voor ons betekent, elke dag opnieuw. God Liefde mag nooit vanzelfsprekend zijn. Hij huist niet in meubilair, niet in gewoonten zonder inzet. In ons dagelijks gebed vanuit ons hart, in onze daden die Hem eer aandoen, dààr is Hij aanwezig.