Palmzondag is een bijzonder moment in het liturgisch jaar. We vieren feest, maar de vreugde is gedempt. Er klinkt voortdurend een ondertoon van droefheid doorheen de lofprijzing. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem wordt in de liturgie gelezen, maar niet op de gebruikelijke plaats. Dit vreugdevol evangeliefragment is een inleiding, een binnenkomer. Het lijdensverhaal is niet voor niets het eigenlijke evangelie van deze zondag. Palmzondag is meteen ook Passiezondag.
- Voor de lezingen van Palmzondag (C-cyclus): klik hier.
Waar ze vroeger op twee opeenvolgende zondagen werden gevierd, resoneren de intrede van Jezus en het lijdensverhaal nu samen, zoals het hoort. Ze zijn immers niet van elkaar los te zien. Het palmzondagverhaal is helemaal verkleefd met wat volgt.
Klein tafereel
De blije intrede in Jeruzalem staat in alle vier de evangeliën beschreven. (Matteüs 21, 1-11, Marcus 11, 1-11, Lucas 19, 28-44 en Johannes 12, 12-19) Wat opvalt bij Lucas is de milde vreugde. Het feestelijk karakter is veel minder expliciet aanwezig dan bij de andere evangelisten: geen wuivende palmtakken, geen hosanna-geroep door de menigte. Alleen de leerlingen omringen Jezus, die gezeten is op een ezeltje. Hij wordt niet geëscorteerd door een schare van volgelingen. Bij Lucas is de intrede geen grote manifestatie, maar een klein, symbolisch tafereel dat deel uitmaakt van de aankondiging van het grote breekpunt in het evangelie. Er groeit iets, er is een duidelijk crescendo in de verhaaldynamiek, dat zachtjes begint. De scherpe, pijnlijke klanken zullen steeds sterker worden. Jezus gaat niet enkel de tempelstad binnen, het zal weldra ook de plaats van zijn veroordeling zijn.
Jezus rijdt op een ezeltje de stad binnen. Wanneer de leerlingen een ezelsveulen losmaken op de plek die Jezus heeft aangeduid, sputtert de eigenaar helemaal niet tegen. God wil het zo: wat is voorspeld, dat zal geschieden. Zacharia heeft in een profetie immers voorzegd: “Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.” (Zacharia 9, 9c) Geen draagstoel, geen koets, maar een vrij klein dier: een ezelsveulen. (Lucas 19, 32) Jezus steekt amper uit boven de anderen, gezeten op een weinig elegant en soms erg koppig lastdier in de ogen van de mensen.
Het culminatiepunt van de grootsheid van Christus ligt niet in zijn menswording, maar in zijn verrijzenis. Jezus gedraagt zich op aarde dus niet als een koning, maar als Mensenzoon onder de mensen. Hij zal lijden als een Dienaar. Paulus vat het op sublieme, quasi poëtische wijze samen: “Hij, die de gestalte van God had, heeft zich niet vastgeklampt aan de gelijkheid met God, maar heeft zichzelf leeggemaakt en nam de gestalte aan van de mensen. Aan de mens gelijk geworden, heeft Hij zich vernederd, door gehoorzaam te zijn tot in de dood: de dood aan het kruis.” (Filippenzen 2, 6-8) Daarom is Palmzondag ook Passiezondag. De aankomst in Jeruzalem is de intrede naar de kruisweg.
Vreugde
Niettemin is er vreugde en blijdschap in het fragment uit het Lucasevangelie te lezen. Dankbaar om de wonderdaden die ze hebben gezien, prijzen de leerlingen vol vreugde de Heer, met luide stem. (Lucas 19, 37) Het lof en de dankzegging van de leerlingen zijn puur en oprecht. Het is een blijheid waarin wij elke dag mogen delen. Geloof ontdaan van diepe vreugde, is niets meer dan een dor en levenloos fossiel, een geheel van doffe en matte restanten zonder kern. De leerlingen zien nog niet in wat er komt. Hun vreugde is naïef maar oprecht. Wij weten waar de Goede Week naar opbouwt: langs het lijden van God zelf naar het hoogtepunt van het Nieuwe Verbond. Tegelijk blijft ook voor ons zoveel van de Boodschap niet te vatten. Ook ons geloof blijft altijd onderweg in de tijd.
De leerlingen roepen uit: “Gezegend Hij die komt als koning in de naam van de Heer!” (Lucas 19, 38a) We kunnen er meteen een psalmvers in herkennen: “Gezegend wie komt in de naam van de Heer” (Psalm 118, 26a) De lofprijzing van de leerlingen gaat verder: “Vrede in de hemel, en eer aan de Allerhoogste!”, of “... eer aan de hoogste hemel!” (Lucas 19, 38b) Ook hier is Psalm 118 niet ver weg: “U bent mijn God, U zal ik loven, hoog zal ik U prijzen, mijn God!” (Psalm 118, 28)
De woorden die Paulus in zijn Filippenzenbrief schrijft, trillen hier mee: “God heeft Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam overstijgt: Jezus Christus is de Heer.” (Filippenzen 2, 9 en 11) Jezus op een ezelsveulen gezeten, beeldt deze verheffing uiteraard niet uit. Nee, deze nederige intrede geeft eerder het grote contrast vorm, de anticipatie op Goede Vrijdag en Pasen. Want op het kruis zal Jezus verheven worden, letterlijk. En met Pasen zal Hij de dood voor eens en altijd overstijgen: de ultieme verheffing. Zo komt andermaal de verkleving tussen het intochtverhaal en het lijdensverhaal aan het licht.
Gesloten accolade
De vreugdevolle uitroep van de leerlingen verwijst heel duidelijk naar wat de engelen uitzongen bij de herders, toen Jezus werd geboren: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.” (Lucas 2, 14) Wat zo vreugdevol geopend werd bij de aanvang van Gods menswording, wordt nu plechtig en onomkeerbaar dichtgetrokken bij het naderen van het lijden. Een accolade wordt voor eens en voor altijd dichtgemaakt. We staan op een breekpunt. Jezus is op onze aarde gekomen in onze tijd, en die kent geen teruggang, ze gaat enkel vooruit.
De spanning groeit. We bemerken in de verontwaardigde reactie van de Farizeeën hoe de ergernis verder toeneemt: “Meester, berisp uw leerlingen.” (Lucas 19, 39) De listige vragen en valse opmerkingen maken plaats voor meer drastische middelen. In het volgende hoofdstuk horen we dat Jezus zijn leerlingen toespreekt terwijl de menigte meeluistert: “Pas op voor de Schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.” (Lucas 20, 45-47a) Het conflict kan niet meer worden opgelost. Jezus weigert zich te schikken naar hun regeltjes en hun hovaardigheid. En dat is meteen een directe aanleiding tot de veroordeling die weldra volgt.
De Farizeeën vragen Jezus om zijn leerlingen te doen zwijgen, maar Hij antwoordt: “Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.” (Lucas 19, 40) De hele schepping wil het uitroepen. De vreugde om Gods Boodschap is niet meer te dempen. Alleen zal Jeruzalem de ultieme heilsboodschap van Godswege uiteindelijk toch afwijzen. Jezus weent over Jeruzalem, dat geen vrede zal kennen en dat met de grond gelijk gemaakt zal worden. (Lucas 19, 41-44) De vrede die de engelen en de leerlingen hebben uitgeroepen, zal de stad niet ten deel vallen. Jeruzalem: de tempelstad, die de stad van vrede genoemd wordt, zal 35 jaar later vallen. Het Romeinse beleg, op een joods paasfeest, zal duizenden en duizenden mensenlevens kosten...
Sacraal
Terug naar Lucas. Op de intrede volgt een sacrale passage. De tempel wordt de plaats waar Jezus het joodse paasfeest en zijn eigen Pasen tegemoet treedt: de ultieme plek die naar God verwijst. Na de intocht volgt de tempelreiniging, maar dan heel beknopt verteld, in welgeteld twee verzen. (Lucas 19, 45-46) Hij noemt de tempel zijn huis: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” (Lucas 19, 46) Dagelijks spreekt Hij er daarna de mensen toe. (Lucas 19, 47a) De hogepriesters, Schriftgeleerden en leiders van het volk voelen zich geschoffeerd en willen Hem uit de weg ruimen. (Lucas 19, 47b)
Maar ze kunnen weinig doen: het hele volk hangt aan zijn lippen. (Lucas 19, 48) Voorlopig althans. Niet alleen de leerlingen, maar het hele volk is nu naar Hem gericht. Alle registers staan open. Alles wat is opgebouwd in het Lucasevangelie, vanaf het prille begin, wanneer Maria verneemt dat ze Gods Zoon zal baren, komt nu samen in een luid en denderend akkoord, veel te oorverdovend en te wijds om het te kunnen bevatten.
Dat mensen vlug van mening kunnen veranderen en zomaar verachten wie ze gisteren nog hebben aanbeden, wordt andermaal bevestigd op Goede Vrijdag. Met Palmzondag wuift men Jezus toe. Wie Hem gehoord heeft in de tempel, wuift Hem enthousiast uit wanneer Hij zijn onderricht afgerond heeft. En onder druk van de Farizeeën en oudsten, wordt Jezus door diezelfde mensen plots luidkeels uitgejouwd, onverbiddelijk en gevoelloos hard. Na de vreugde van Palmzondag volgt er onrecht, leed en droefheid. Voorlopig althans.