Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Op weg met het Woord (5-6 juli 2025).

25 juni 2025

Petrus en Paulus (29 juni 2025)

Petrus en Paulus zijn de aanvoerders van de allervroegste Kerk. Ze verpersoonlijken de aanvang van de viering en verkondiging van de blijde Boodschap en van de verspreiding ervan. Omdat ze samen vorm hebben gegeven aan de Wereldkerk en aan de christelijke traditie worden ze ook samen gevierd.

  • Voor de lezingen van deze feestdag: klik hier.

Simon de visser

Simon, een visser van beroep, wordt de rots op wie Jezus steunt om zijn leerlingen en volgelingen na zijn dood te leiden. (Matteüs 16, 18) De robuuste steen waarop iedereen moeet kunnen vertrouwen. Op hem bouwt Jezus zijn Kerk. Symbolisch wordt zijn geboortenaam Simon door Jezus veranderd in ‘Kefas’ (of in het Grieks, naar ‘petra’: ‘Petrus’): rots. Jezus ziet duidelijk een leider in hem, een standvastige en krachtdadige getuige van het Woord van God.

Over Simon Petrus vernemen we vrij veel doorheen het Tweede (Nieuwe) Testament. Hij is afkomstig uit Betsaïda (Johannes 1, 44), is gehuwd (Marcus 1, 29-31 – 1 Korintiërs 9, 5) en woont met zijn vrouw in Kafarnaüm. Hij wordt omschreven als ongeletterd. (Handelingen 4, 13) Wellicht is hij samen met zijn broer Andreas een volgeling van Johannes de Doper geweest en werd hij zo voorbereid op de komst van de Messias.  

Zelfzeker en twijfelaar

Wanneer Jezus hem roept, laat Simon meteen alles vallen en volgt hij Jezus. (Matteüs 4, 18-19) Er is geen moment van twijfel. Hij neemt vaak het voortouw en spreekt namens de leerlingen met Jezus. Die rol van Petrus wordt door Jezus ook erkend. (zie bijvoorbeeld: Matteüs 15, 15 en 16, 16-22 en 17, 4) Hij komt vaak over als een ruwe diamant, een man het hart op de tong.

Toch leren we hem ook kennen als onzeker en twijfelend wanneer Jezus hem gebiedt om uit de boot te stappen en bij Hem op het water te komen staan. (Matteüs 14, 29) De menselijke zwakheid van Petrus komt ook in beeld na het Laatste Avondmaal. Hij en de  andere leerlingen vallen telkens weer in slaap, hoewel Jezus hen uitdrukkelijk heeft gevraagd om wakker te blijven en te waken terwijl Jezus zich afzondert om te bidden. (Matteüs 26, 36-46)

Hoogten en laagten

Er is een bijzonder spirituele kant aan Simon Petrus. Hij aanschouwt de gedaanteverandering van Jezus op de Taborberg: een mystieke ervaring. (Matteüs 17,1-13) Wanneer Jezus vraagt wie Hij is volgens Petrus, dan antwoordt deze: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God.” (Matteüs 16, 16) Dat is aan Petrus openbaard door de hemelse Vader.

Het dieptepunt in Petrus’ trouw aan Jezus is ongetwijfeld de verloochening – tot driemaal toe! – wanneer Jezus is opgepakt: hij ontkent dat Hij Jezus ooit heeft gezien, gekend of gevolgd. (Matteüs 26, 69-75) Dat komt niet als een grote verrassing voor Jezus: Hij had het voorspeld. (Matteüs 26, 31-35)

Petrus: leider ondanks gebreken

Petrus is een man met gaven en gebreken. Toch kiest Jezus hem uit als leider van de Kerk. Het is een veelzeggende beslissing van Jezus. De Kerk is een geloofsgemeenschap van mensen: dat is vanaf het vroege begin al duidelijk. Petrus vertegenwoordigt de Kerk in Jeruzalem. (Handelingen 1,15 en 2, 14 – Galaten 1, 18)

Zijn geloof wordt andermaal op de proef gesteld, maar Petrus blijft dit keer stellig in zijn overtuiging staan. Hij wordt gevangengenomen maar kan ontsnappen. (Handelingen 12, 6-11 en 17) Daarna trekt Petrus rond. Het is niet langer veilig voor hem in Jeruzalem. Petrus zou gestorven zijn in Rome tijdens de christenvervolgingen onder keizer Nero.

Saulus de tentenmaker

Paulus kent een heel andere levensgeschiedenis en lijkt in veel het tegenovergestelde van Petrus. Paulus zou een Romeins staatsburger zijn. (Handelingen 16, 37-38 en 22, 25-28) In Tarsus, een stad in Sicilië, is hij geboren. Hij heet eigenlijk Saulus en heeft gewerkt als tentenmaker. (Handelingen 18, 3)

We leren Saulus kennen als een actief helper in de vervolging van christenen. Bovendien wordt hij de zoon van een Farizeeër genoemd. (Handelingen 23, 6) Hij bewaakt zijn kompanen wanneer ze Stefanus stenigen (Handelingen 7, 58 - 8, 1) en laat christenen opsluiten. (Handelingen 8, 3 en 9, 1) Dit is absoluut geen curriculum voor een vertegenwoordiger van de Kerk.

Bekering

De bekering van Saulus vormt het keerpunt in zijn leven. Nabij Damascus openbaart Christus zich aan hem. (Handelingen 9, 3-9 en 22, 6-10 en 26, 12-18) Net als Petrus krijgt ook hij een nieuwe naam in functie van zijn zending. Het verleden ligt achter hem, voortaan heet hij Paulus.

Jezus heeft hij nooit ontmoet of gevolgd. In de eerste Korintiërsbrief schrijft Paulus weliswaar dat hij Jezus heeft "gezien" (1 Korintiërs 9, 1) maar dan vooral in functie van zijn argumentatie waarom hij zich wel degelijk een apostel mag noemen. (1 Korintiërs 15, 8)

Reiziger en theoloog

Paulus trekt rond en sticht christengemeenschappen rondom de Middellandse Zee en in Klein-Azië en Griekenlang. Langs brieven blijft hij in contact met deze kleine christelijke kernen, met veel theologische inhoud. Zijn schrijfstijl is vaak retorisch en polemisch van aard. Hij heeft een grote invloed op de christelijke theologie.

Tijdens het Concilie van Jeruzalem kan Paulus een overeenkomst bereiken met Petrus dat zij zich op de Joden zouden richten en dat Paulus zelf naar de andere volken mag trekken zonder de eis van de besnijdenis. (Galaten 2, 4-10) Daarom wordt Paulus ook "apostel van de heidenen" genoemd.

Gevangen

Uiteindelijk wordt Paulus in Rome gearresteerd en gevangengezet in Caesarea. Als staatsburger vraagt hij om voor de keizer te mogen verschijnen. Onderweg lijden ze schipbreuk, waardoor hij 3 maanden in Malta verblijft. Eenmaal in Rome krijgt hij huisarrest

Misschien is hij terechtgesteld en onthoofd samen met veel andere christenen na de brand in Rome. Keizer Nero wentelt de schuld daarvoor immers op de christenen af en begint een systematische vervolging om zijn argument kracht bij te zetten. Paulus is dus wellicht het slachtoffer geworden van de vervolging waar hij zelf ooit aan deelnam.

Pier en Pol in ons

In Oostende staat een prachtige kerk, geïnspireerd op de Dom van Keulen. Ze is gewijd aan de heilig Petrus en Paulus. "Pier en Pol" worden ze in de Oostendse volksmond genoemd. De heiligen spreken uiteraard aan in een omgeving waar men verbonden is met visserij en varen. Bovenal staan Pier en Pol voor de Wereldkerk: voor standvastigheid en vernieuwing, voor centraal gezag en verkondiging, voor traditie en openheid. En tegelijk hebben ze met mekaar gemeen dat een mens veel kan bereiken na een nieuw begin in Christus. Er zit een Pier en een Pol in iedere christen. Ook dat vieren we vandaag. 

20 juni 2025

Iedereen gelijk in Christus (21-22 juni 2025)

We verschillen allemaal van elkaar, maar we zijn wel gelijkwaardig. In Christus is geen mens ook maar één fractie meer waar dan een ander. Dat is een fundamenteel-christelijk beginsel. Toch komt dit maar zwakjes uit de verf in de praktijk, nu én vroeger. Hoe zou dat komen? En wat zou dan doorslaggevend zijn hier op aarde om iemand meer waarde toe te kennen?

Doopsel verbindt

Door het doopsel dat we ontvangen hebben en dat we dag aan dag gelovig bevestigen, zijn we verenigd in Christus. (Galaten 3, 26-27) Het doopsel is niet enkel een persoonlijk sacramenteel merkteken, het impliceert ook een verbinding met alle andere gedoopten, met alle volgelingen van Christus die dat engagement in het sacrament hebben bestendigd: wie ook, waar ook ter wereld. Het doopsel maakt ons allen tot kinderen van God.

We zijn gelijkwaardig in het doopsel. Onder de hoede van Christus is niemand meer waard dan iemand anders. Ongelijkwaardigheid zou immers impliceren dat sommigen belangrijker zijn en dichter bij God zouden staan. Er is dus geen slaaf meer of vrije, geen man of vrouw. (Galaten 3, 28-29) Niet dat ons onderscheidt mag onze identiteit ten diepste bepalen, enkel het feit dat we christen zijn. Het gemeenschappelijk geloof is belangrijker dan de onderlinge verschillen. 

Geschiedenis

Er is dus geen enkele rechtvaardiging voor welke vorm ook van klassen- of standenkerk. Jezus geeft nergens aanleiding tot een privilegekerk met ereplaatsen en minderwaardige plekken. Edelman of arme proleet: ze horen naast elkaar te zitten in onze eredienst.

Deze boodschap valt doorheen de geschiedenis echter zelden goed bij de goegemeente, de elite en de kerkelijke hiërarchie. Dit principe lijkt steeds weer haaks te staan op onze maatschappelijke rangorde. De tijden zijn veranderd: de klassieke orde van adel tot arm heeft plaatsgemaakt voor een vooruitgangsdenken. Maar daarmee is het onderscheid tussen de welstellenden (in het Engels: de 'haves') en de minderbedeelden (de 'have-nots') staande gebleven. Wie zou zich willen inzetten als er geen beloning tegenover staat?

Maatschappelijke maaksels sluiten lang niet altijd aan bij Christus' Boodschap. Toch is Jezus heel duidelijk: "Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen." (Matteüs 9, 24) Dit wordt vaak terecht verbonden aan het lijden om de Boodschap, wat Jezus zelf heeft voorgeleefd. Er zit echter ook een bezitsconnotatie aan vast: wie wil houden wat hij heeft, zal dat zeker verliezen. En ook daarin was Jezus een sprekend voorbeeld. 

Vergankelijkheid

Wie verworven welstand, macht en eer in stand wil houden, is bij Christus niet aan het goede adres. Sterker nog: het zal voor rijken veel moeilijker zijn om het Rijk Gods te bereiken. (Matteüs 19, 23-24) Als er een voordeel zou zijn, dan ligt dat in het kamp van wie arm is. Dat zegt Jezus heel stellig, tot tweemaal toe zelfs. Merkwaardig dat die verzen telkens zo vlotjes naar de achtergrond zijn verdwenen. We lezen selectief.

Vreemd genoeg haalt de realiteit ons keer op keer in, zij het dan steevast veel te laat. Wie zich als levensdoel vooropstelt om succesvol te worden, ziet niet in hoe vergankelijk het leven is en hoe nietig wij zijn op deze aardkloot. Hoe komt het dan dat we er zo moeilijk in slagen om mekaar als gelijkwaardig te beschouwen in het dagelijks leven? En hoe is het mogelijk dat het zelfs als christengemeenschap zo moeilijk lukt? 

Niet glamoureus

Mensen zoeken naar standvastigheid en willen beloond worden voor wat ze bereiken. Mensen willen houden wat ze hebben. Christus volgen, biedt echter geen tastbare zekerheid of standvastigheid. Geloof is geen verzekering tegen schade en tegenslag. Er is wel degelijk een zekerheid in het volgen van Jezus: het Woord van God. Maar dat is niet glamoureus of prestigieus van aard. Het is hemels, niet aards. Transcendent, niet grijpbaar. 

De vraag is uiteindelijk wat er belangrijker is. Waar ligt onze prioriteit, los van alle mogelijke vervagende nuanceringen? Misschien moeten we onszelf vooral op dat vlak meer verloochenen om ons kruis op te nemen... 

11 juni 2025

Drie-eenheidszondag: Traditie, Liefde en Wijsheid (14-15 juni 2025)

De zondag na Pinksteren, na het afsluiten van de Paaskring, vieren we Drie-eenheidszondag. De eenheid van God wordt feestelijk bevestigd en gevierd. De Zoon is terug naar de Vader in de hemel en de Geest is over de volgelingen van Jezus neergedaald. Hoog tijd om de eenheid van God nog eens te beklemtonen. Want wij loven en aanbidden één God.

Gods Boodschap

De heilige Geest, die beloofd is door Jezus aan de leerlingen, spreekt Gods stem. (Johannes 16, 13b) De Geest is geen zelfstandige entiteit, maar maakt deel uit van God zelf. Met Pinksteren merken de leerlingen voor het eerst hoe de Geest in hen werkzaam wordt. (Handelingen 2, 1-12)

De heilige Geest zet de verkondiging van Gods Boodschap voort. Hij verkondigt wat de leerlingen in Jezus’ aanwezigheid nog niet konden begrijpen. (Johannes 16,13a) Deze noodzakelijke aanvullingen leiden ons dieper binnen in de Waarheid, in Gods Wijsheid. (Johannes 16, 12) Gods openbaring zet zich dus langs de Geest verder na de dood en verrijzenis van Jezus. (Johannes 16, 14)

Blijvend aanwezig

God blijf aanwezig en blijft ons inspireren doorheen de tijd, in de traditie van Wet en Profeten. De Heer wordt verder verheerlijkt in de Geest. (Johannes 16, 14-15) De Wereldkerk van Christus krijgt vorm en wordt uitgebouwd in de kracht van de Geest. En langs diezelfde Geest wordt de hemelse Vader aanbeden, de Schepper van al wat is, de Nabije die de traditie in een heilig Verbond vorm heeft gegeven. (Spreuken 8, 22)

De Geest bouwt verder aan wat Jezus is begonnen: vrede vinden bij God. Christus heeft voor ons de weg naar Gods genade ontsloten langs het Nieuw Verbond. (Romeinen 5, 2) Nu maakt de Geest, onze Trooster en Helper, het mogelijk om dichter bij Jezus te komen langs zijn inspirerende In-wezigheid, zijn aanwezigheid in ons hart. De Geest stort Gods Liefde in ons hart. (Romeinen 5, 5)

Aan elkaar gelijk

De Vader, de Zoon en de Geest zijn aan elkaar gelijk: ze zijn immers God. (Romeinen 5, 1 en 5) Toch heeft de Geest doorheen de tijd, hoewel Hij de inspiratie is van de Kerk, steevast een minderwaardige plaats toebedeeld gekregen. Er schuilt namelijk een risico in de Geest: iedereen kan spreken vanuit de Geest, maar is dat wel in alle gevallen zo? (Handelingen 2, 13) De Geest kan als gezagsargument gebruikt worden om een eigen visie te legitimeren. 

Toch is er een toetsing die onweerlegbaar is. Wanneer een geloofsuitspraak in strijd is met de Wet en de Profeten en met wat Jezus heeft verkondigd, dan is de Geest niet de drijfveer geweest van de bewering. Dan is het een uitspraak uit eigen naam. Niettemin waait de Wind waar Hij wil. Soms kan dat bedreigend aanvoelen binnen een hiërarchie. Maar rangorde en gezag is niet de kern van Kerk-zijn, het is een hulpmiddel om de eenheid en de authenticiteit onder christenen te bewaren. Als ze daar niet toe dient, dient hiërarchie nergens toe. 

Kerk vormen is niet stilstaan of heimelijk achterom kijken. Het is samen op weg gaan, voorwaarts, gesterkt door de Geest.

06 juni 2025

Pinksteren: God als Vader, Zoon en Geest tegelijk (7-8 juni 2025)

Met Pinksteren daalt de heilige Geest neer over de leerlingen. Daarmee wordt de Paaskring afgesloten. En daarmee is ook de liturgische basis voor de heilige Drie-eenheid vervolledigd. Hoe zien wij God? Hoe verenigen we de absolute eenheid van God met de Vader en de Zoon en de heilige Geest? Laat ons te rade gaan bij een toonaangevende theoloog…

  • Voor de lezingen van deze Pinksterzondag: klik hier

Andere tijd, andere kijk

Zwitsers theoloog Karl Barth (1886-1968) heeft ons een nieuwe kijk op de zijnswijze van God aangereikt. Dat klinkt meteen heel zwaar, maar het is tegelijk ook bijzonder concreet. Het gaat over de manier waarop we God aanspreken, met welke Naam, op welke wijze, vanuit welk beeld. God is immers niet zomaar zichtbaar of tastbaar. Vanuit de traditie spreken we over de drie Goddelijke Personen: Vader, Zoon en Geest. Dat beeld was duidelijk en (vrij) ondubbelzinnig in de tijd dat dit theologisch concept werd gevormd, in die taal en die cultuur. Het moest duidelijkheid verschaffen in een tijd van eenzijdige opvattingen, van afwijkingen.

Tijdens het Eerste oecumenisch Concilie in Nicea werd deze theologische visie voor het eerst bekrachtigd: in 325, dit jaar 1700 jaar geleden. Het Symbolum van de apostelen, de twaalf geloofsartikelen, zijn dan neergeschreven. Daaruit is later in die vierde eeuw, in het Eerste oecumenisch Concilie van Constantinopel van 381, onze uitgebreide geloofsbelijdenis ontstaan: de geloofsbelijdenis van Nicea. Oftewel, voor de liefhebbers van tongbrekers: de Nicenoconstantinopolitanum.

In onze Verlichte tijden komen de drie Goddelijke Personen misschien te afzonderlijk over, te onafhankelijk van elkaar. Een persoon wordt immers beschouwd als zelfbewust en zelf-openbarend. Wij zien subjecten als individuele, naast elkaar bestaande personen. In die hedendaagse interpretatie schept dit concept dus mogelijks verwarring: er groeit een risico op tritheïsme, waarin we de onlosmakelijke eenheid van God uit het oog verliezen. En dat is oorspronkelijk zeker niet zo bedoeld.

Bestaansvormen

Karl Barth ziet meer helderheid in één God in drie Bestaansvormen, drie Vormen van God-zijn met andere woorden. Er is één God: de Vader, die de Zoon heeft gezonden en daarna met Hem een blijvende kracht tot ons brengt in de heilige Geest. Deze drie bestaansvormen zijn één en dezelfde God en dus onlosmakelijk verenigd. Dat is uiteindelijk ook wat men bedoelde in Nicea.

De Drie-eenheid is volgens Barth ten diepste God die Zichzelf aan de mensheid kenbaar maakt. Triniteit is bijgevolg niet slechts een symbool of concept, maar God zelf. Dat is wie God is, zijn identiteit. Barth erkent dat het nieuwe werk van de Zoon verschilt van het werk van de Vader als Schepper, omdat de Verzoening door de Zoon een ‘onvoorstelbaar nieuwe’ gratuite daad van de ene God is. Daarbij maakt Barth echter principieel géén onderscheid tussen de handelingen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Ze zijn immers onafscheidelijk en ondeelbaar: ze zijn God.

Visie

De theologische visie van Barth is veelbetekenend voor ons hedendaags geloofsverstaan. God schept telkens weer zin in de wereld. Deze genade komt voort uit de vrije keuze van God om de aarde te scheppen en de mensen lief te hebben. Dat is de Wil van God. Het had ook anders gekund. Juist daarom is het ook genadeTegenover God staat het chaotische niets, het verzet tegen Gods genade. Deze chaos is volgens Barth niet te verklaren en ook niet te ontkennen. Wanneer we de chaos oproepen, dan keren we ons af van God. 

Aan het kruis heeft Jezus Christus de mensen weer met God verzoend. Deze Verzoening tussen God en de mensen is bijgevolg gegrondvest in ons geloof op Jezus Christus. Hij heeft een nieuw Verbond gesloten. God is schepping, herschepping, en openbaring ineen: Hij is Vader, Zoon en Geest.

Midden in deze stevige theologische visie stelt Barth dat de mens met zijn of haar denken God nooit zal kunnen omschrijven. Het is God die zich openbaart aan ons. Alleen in die openbaring is God te ontmoeten. De Schrift en de verkondiging zijn daarom essentieel in ons geloof. Ze brengen ons dichter bij God, die Vader, Zoon en Geest is.

En zo kunnen we met Pinksteren Gods Geest ontvangen in alle openheid en ontvankelijkheid, net zoals de leerlingen destijds. Om dan in Gods genade de zondag na Pinksteren de Drie-eenheid te vieren. God dus.

(Meer info: www.karlbarth.nl)

29 mei 2025

Verweesd wachten, of juist niet (31 mei-1 juni 2025)

Stefanus is één van de zeven diakens die de apostelen bijstaan voor eerder praktische ondersteuning. Hij is een man van diep geloof. Wanneer hij wordt gesommeerd naar het sanhedrin te komen omdat men hem beschuldigd tegen de Wet te spreken, verkondigt hij de Blijde Boodschap. 

Men roept Stefanus ter verantwoording, maar vervuld van de heilige Geest slaat de man zijn blik op naar de hemel. (Handelingen 7, 55a) Hij getuigt: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ (Handelingen 7, 56)

Dat is op zijn minst een straffe uitspraak te noemen. Stefanus heeft een mystieke blik: hij aanschouwt niet daadwerkelijk, zoals Tomas uitdrukkelijk heeft willen zien, maar spiritueel. Hij erkent en herkent God in Jezus Christus. Stefanus is daarin de pendant, de tegenover van Tomas. Deze diaken gelooft zonder vast te stellen en aan te raken.

Actie en reactie

Zijn verdediging klinkt profetisch. “Wie van de profeten hebben jullie voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebben jullie nu de Rechtvaardige verraden en vermoord, jullie die de wet ontvangen hebben door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebben geleefd.” (Handelingen 7, 52-53) Stefanus wijst zijn aanklagers terecht met woorden en beelden die hard aankomen. Ze zullen zeker niet hebben opengestaan voor zijn belijdenis en zijn profetische woorden.

De woede van de toehoorders is dan ook groot: ze worden razend op hem en knarsetanden van woede. (Handelingen 7, 54) In een uitzinnige razernij schreeuwen en tieren ze, en houden ze hun handen voor hun oren. Ze willen het niet horen. Dan stormen ze met zijn allen op hem af. Hij wordt de stad uitgedreven om hem te stenigen. (Handelingen 7, 57-58a) Het feit dat ze zelfs niet willen luisteren naar zijn argumenten, is een sterk signaal dat duidelijk in de verf wordt gezet. De andere mening negeren en zelfs censureren, is alleszins geen teken van ruimgeestigheid. 

Drukkingsmiddel

Pittig detail: de getuigen geven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heet. (Handelingen 7, 58b) Het betreft hier de latere bekeerling met de nieuwe naam Paulus. Hij is de christenen zeker niet goedgezind in deze periode.

Stefanus is de eerste martelaar. Hij wordt gestenigd en sterft omwille van zijn geloof. De afwezigheid van Jezus als fysieke metgezel en toeverlaat, maakt het verkondigen van de Boodschap veel moeilijker. Het feit dat Jezus de kruisdood is gestorven om zijn Boodschap, voegt angst toe, die verder wordt versterkt met de steniging van Stefanus. 

De angst om van het geloof te getuigen, is groot. Het is een bezorgdheid die tot op vandaag realiteit is in bepaalde streken. De volgelingen van Jezus voelen zich niet enkel verweesd, ze zijn ook in gevaar. En dan is het risico op afvalligheid en onderlinge verdeeldheid niet ver weg. Angst is een sterk drukkingsmiddel.

Volhouden in eenheid

“Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden”, bidt Jezus. (Johannes 17, 21) Hij hoopt dat de grootheid, de heerlijkheid van God aanschouwd mag worden. Wat toegankelijker kunnen we dit omtalen als: God erkennen en kennen. Staande blijven in geloof, niet in wrok of nijd, maar in de Liefde die God is, en wel in eenheid. Dit alles zit vervat in het ‘Wij’ dat Jezus uitspreekt. Jezus en de Vader zijn één, ze zijn God en ze zijn Liefde.

En juist daarom is het een voorrecht om God te erkennen en zijn Boodschap bekend te maken, zoals Stefanus doet. Ook vandaag – in minder gewelddadige, maar niet bepaald geloofsvriendelijke tijden – mogen wij verkondigen dat Christus de Heer is, mogen wij onze overtuiging delen. Daarin ervaren wij net als de leerlingen tussen Hemelvaart en Pinksteren, en net als Stefanus, de afstand die er niet was in de tijd dat Jezus op deze aarde rondliep.

Maar we zijn verbonden met de hemel. In deze dagen mogen we omhoog staren en Gods grootheid zien, erkennen en belijden, gesteund door de heilige Geest, die in deze dagen een centrale rol krijgt in de liturgie. Dan is het Goddelijk ‘Wij’ liturgisch vervolledigd, aan het einde van de Paastijd.

21 mei 2025

Leven in de vredevolle wijsheid van de heilige Geest (24-25 mei 2025)

Jezus is niet op aarde gekomen om door ons getemd te worden. Hij staat niet in functie van ons of van ons geloof. Integendeel: ons geloof is het liefdevolle antwoord op Gods genade. Dat is echter niet vanzelfsprekend: we zien God niet. Wel kunnen we in ons gebed en in ons leven wijsheid van God ontvangen. Daartoe is de heilige Geest onder ons gekomen: de constante Goddelijke aanwezigheid op aarde. Hij schenkt ons inzicht en inspireert ons tot vrede. God heeft ons immers lief en wil zijn Schepping blijven raken met zijn genade. In de Paastijd mogen we ontdekken hoe bevoorrecht we zijn.

Ongelijk

Liefde is het begin van christenzijn. “Wie Mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat Ik zeg. (Johannes 14, 24a) Het is de bewonderende aanbidding van de Heer Jezus Christus die ons geloof aanwakkert. Deze Liefde is geen equivalent van typisch aardse liefde, geen liefde van mens tot mens. Het is geen verliefdheid en ook geen bestendiging van verliefdheid. Het is ook geen liefde zoals je voor een vriend of vriendin voelt. 

Jezus is nooit onze gelijke. Deze Liefde is hemels en aards tegelijk, zoals Jezus Christus evenzeer onder ons is gekomen als hemels en aards tegelijk. Trouw en oprechtheid zijn belangrijk elementen in de Liefde voor God. Daarin verschilt de Liefde voor Christus niet van de verwachtingen in de liefde voor een partner of vriend(in). 

Volgen

Het verschil ligt enerzijds in de grenzeloze liefde die van God op ons afstraalt. Hij overstijgt in alles de liefde in al haar diversiteit zoals mensen die voor elkaar kunnen voelen. Er hangt anderzijds ook een gehoorzaamheid aan deze liefde vast, een bereidheid om te volgen. Daarin krijgt de ongelijkheid tussen God en mens concreet vorm. Wie Christus liefheeft, houdt zich aan wat Hij zegt.

Christus volgen verschilt in het geheel niet van de Vader volgen. “Wat jullie Mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader, door wie Ik gezonden ben. (Johannes 14, 24b) Jezus heeft geen nieuw geloof gesticht, Hij heeft de Wet en de Profeten uitgelegd en de afwijkingen aangeklaagd in het beleven en uitdrukken van die Boodschap. In die zin is er een Nieuw Verbond ingesteld, een nieuw begin. Opnieuw een teken van Gods grenzeloze Liefde.

Nieuwe vorm

Jezus heeft op tijd aan zijn leerlingen verteld dat zijn verblijf op aarde slechts tijdelijk zou zijn, dat Hij hen zou moeten verlaten. Jezus zegt hun: “Dit alles zeg Ik tegen jullie nu Ik nog bij jullie ben. (Johannes 14, 25a) Na Pasen verandert alles: het is een scharniermoment. Sindsdien ervaren we een andere dimensie van Gods Liefde: ze is, net als God zelf, fundamenteel onzichtbaar en ontastbaar. Onze belijdenis zit niet in stenen vervat. Dat maakt van geloof een hele uitdaging. 

Wanneer Johannes in het boek Apokalyps zijn visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde kenschetst, dan schrijft hij over de heilige stad: Een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. (Apokalyps 21, 22) Wij leven in het tijdperk van de ontastbare God. We klampen ons vast aan zijn Woord als getuigenis en inspiratiebron.

Met wijsheid, in vrede

Maar er is meer. Jezus voorzegt aan zijn leerlingen: “Later zal de Vader jullie in mijn naam een pleitbezorger zenden, de heilige Geest.” (Johannes 14, 25b) God is en blijft een Aanwezige onder ons, maar na Jezus tijd op aarde, is dat onder een heel nieuwe vorm: als Begeestering. Wat betekent dat concreet? Welnu: “Hij zal jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat Ik tegen jullie gezegd heb.” (Johannes 14, 26) Dat is een belangrijke wijze waarop de heilige Geest ons helpt en bijstaat: met zijn Goddelijke wijsheid.

Aansluitend bij zijn uitleg over de komst van de heilige Geest, zegt Jezus: Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. (Johannes 14, 27a) De heilige Geest inspireert ons tot de Goddelijke vrede die Jezus ons laat, hier op aarde, nadat Hij naar de hemel opstijgt. Die vrede moet ons niet alleen inspireren maar zelfs kenmerken. Volgelingen van Jezus leven in vrede - een hemelse vrede gebouwd op de blijde Boodschap - gesterkt door de heilige Geest. 

Ziedaar een belangrijke opdracht voor ons allen! Moge de Geest in ons allen waaien als een doorleefde en inspirerende ‘aggiornamento’!

16 mei 2025

Geloven: in Liefde en in eenheid, met God en elkaar (17-18 mei 2025)

De Wereldkerk heeft nog veel werk om de Boodschap van Christus waar te maken. Laten we dit gegeven niet meteen al te generaliserend invullen: wij, christenen, hebben nog veel werk. Jezus draagt zijn leerlingen op om één te zijn en om elkaar lief te hebben. Daar slagen we momenteel met z’n allen niet in, helaas. Er is altijd wel een goed gefundeerde uitleg voor de verdeeldheid en de onmin, maar dat neemt niet weg dat we er niet in slagen. We zijn verdeeld: het is typisch menselijk. We leggen onze eigen klemtonen en gaan in ons gelijk staan, we staan te weinig open voor een eenheid van diverse visies. En in een polemiek van gelijk tegen ongelijk blijft er weinig ruimte over voor liefde.

Jezus is nochtans duidelijk: de tijd breekt aan dat Hij verheerlijkt zal zijn en dat Hij teruggaat naar de Vader. Hij zal niet langer onder zijn leerlingen aanwezig zijn. (Johannes 13, 31-33) Weldra is het aan hen om de Boodschap uit te dragen. Dan ontstaat de Kerk, de gemeenschap van volgelingen van Jezus Christus, de Zoon van God en Redder. 

Nieuw gebod

Vaak haakt Jezus in op de traditie, op de Wet en de Profeten. Hij is immers niet gekomen om de geboden uit te wissen en te vervangen door een nieuwe. Integendeel, Hij wil de mensen terugbrengen tot de essentie van de Boodschap van God. Dit keer geeft Hij zijn leerlingen echter een nieuw gebod: een gebod dat toegespitst is op deze compleet nieuwe situatie, wanneer Jezus teruggaat naar zijn Vader. (Johannes 13, 34a) Dat is een keerpunt in de christelijke heilsgeschiedenis.

Haaks staat dit nieuwe gebod niet op de andere geboden. “Heb elkaar lief” (Johannes 13, 34b) is zeker en vast gestoeld op het dubbelgebod waarmee Jezus de tien geboden  heeft samengevat: “Heb de Heer, uw God, lief en uw naaste als uzelf.” (Lucas 10, 27) Liefde is de drager van het geloof in God. Dit nieuwe gebod is echter duidelijker toegespitst, met name op de gemeenschap van volgelingen. Onderlinge liefde moet het basisprincipe worden van de Kerk.

Basis

Wat Jezus vraagt, is niets meer of minder dan wat Hij zelf heeft voorgeleefd in de periode dat Hij met zijn volgelingen op weg is gegaan. Dat zegt Hij ook heel uitdrukkelijk. “Zoals Ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.” (Johannes 13, 34cd) God is op aarde gekomen om ons daadwerkelijk voor te leven hoe we samen het Volk Gods kunnen zijn, of beter gezegd: worden. Want er is een lange weg af te leggen, hoewel het 2000 jaar geleden is dat Jezus ons allen deze opdracht heeft meegegeven. 

Die opdracht is zelfs essentieel in Jezus’ ogen, omdat liefde de basis is in de verhouding tussen, God, de naaste en ik. Zonder liefde is er geen mogelijkheid tot geloof. Deze liefde wordt in eerste instantie door God zelf als genadegave aan ons geschonken, als beginsel. Daarom moet deze liefde de Wereldkerk ook typeren. 

Aan het werk

Zonder veel franjes - rechttoe rechtaan - zegt Jezus het als volgt aan zijn leerlingen: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” (Johannes 13, 35) Liefde maakt deel uit van de identiteit van de Kerk: het is eigenschap waaraan men haar moet kunnen herkennen. Slagen wij daar in als Wereldkerk? Slagen we er in als lokale Kerk, in onze eigen omgeving? Stralen we deze liefde uit, als aanstekelijke inspiratiebron?

Er is nog veel werk. Daarom mag de Paastijd een boeiende periode van reflectie zijn, van stilstaan bij wat elementair is. Hoeveel woorden we ook zoeken om de gebrekkigheden weg te relativeren, te nuanceren, te generaliseren of te preciseren: feit blijft dat het fundament van onze geloofsgemeenschap Liefde moet zijn, Liefde in volkomen eenheid. (Johannes 17, 20-23) En daar hebben wij elk persoonlijk een verantwoordelijkheid in. 

Hoe pakken we dat concreet aan? Dat is een interessante vraag. Misschien kunnen we elk vanuit onze eigen talenten het streven naar eenheid in liefde vorm geven: in gebed en in getuigenis, in muziek en in woord, in verkondiging en in naastenliefde. En uiteraard ook in het gezag. Het verleden heeft ons bewezen dat het creëren van verdeeldheid en conflict makkelijker is dan het streven naar harmonie en eenheid. Reden te meer om werk van te maken van het nieuwe gebod dat Jezus ons gegeven heeft.

Hoe kan jij bijdragen aan de eenheid in Liefde?

07 mei 2025

Volgelingen van de Drie-ene God (10--11 mei 2025)

Schapen zijn geen makke dieren. Christenen worden dat wel eens verweten, ten onrechte. Nee, schapen hebben een eigen wil. Dat weet iedereen die wel eens schapen heeft gedreven van stal naar weide en weer terug. Ze zijn bijzonder alert voor gevaar en zoeken steun bij mekaar. Ze zijn groepsgericht en vertrouwen volledig op de herder om veilig door de weilanden te kunnen lopen. 

Beeldspraak

Schapen en hun herder: dat is de beeldspraak waarmee Jezus de verhouding tussen God en de mensen uitlegt. (Johannes 10, 27-28 – Psalm 23, 3-4 en 100, 3) Jezus’ volgelingen kennen en vertrouwen Hem zoals schapen hun herder. Christus navolgen is geen teken van gebrek aan zelfvertrouwen of eigen mening. Het impliceert juist het vermogen om vertrouwen te vinden bij Hem die ons overstijgt.

Christus is de Herder in de beeltenis, met de belangrijke toevoeging dat Hij één is met de Vader. (Johannes 10, 30 – Psalm 100, 3 en 23, 1) Met Pinksteren zal Gods Geest over de leerlingen komen. (Handelingen 2, 1-12) Zo worden zij volgelingen van de Drie-ene God: één God, die Vader, Zoon en Geest is. Wij volgen God in deze bijzondere traditie.

God vindt drie wegen naar ons, mensen: als Vader, die Schepper en Bevrijder is, (Genesis 1-3 – Exodus 6 en 12), als Zoon, onze Redder en Verlosser, (Lucas 1 – Efeziërs 1) en als Geest, dus als Inspirator en Helper (1Johannes 4). Zo komt God ons in verschillende vormen naderbij. Zo is Hij de Nabije.

Vertrouwen zonder tovenarij

Jezus kiest een sterk beeld dat vertrouwen schept. Een herder helpt zijn schapen vanaf het allereerste begin, wanneer een schaap in de schoot groeit en als kwetsbaar lam geboren wordt. Een herder behoedt zijn schapen voor gevaar en onheil, door hen te waarschuwen en hen op weg te helpen. Een herder neemt een groot engagement op zich: hij hoedt schapen door zijn aanwezigheid, elke dag. Dat is wat God voor ons doet, uitgedrukt in een beeld: dag in, dag uit.

We mogen dit beeld niet uitrekken tot voorbij haar draagkracht. Dat Jezus onze Herder is, wil niet zeggen dat we tegen alles beschermd zijn. Het leven op aarde is eindig, dat weten we. We zullen ook niet gevrijwaard worden van pijn of tegenslag. Wel mogen we ons gedragen weten door Hem in wat ons overkomt. De menselijke zoektocht naar een zorgenvrij en leedluw leven is de zoektocht naar een illusie. God zal ons daarin niet faciliteren. Hij staat niet ten dienste van onze hoge eisen. Dat heeft Job voor ons mogen ontdekken. 

Dit betreft een vooroordeel dat vaak wordt vernoemd door niet-gelovigen: dat we een troostmiddel uitvinden dat uiteindelijk niet doet wat we van ervan vragen. En als we die fout maken, dan heeft men inderdaad gelijk. Het is zeker een aanleiding om het geloof te verliezen, en het is niet verrassend: het uitgangspunt zat al verkeerd. God omschrijven als algoed en almachtig, neemt niet weg dat wij ons levenspad zelf moeten waarmaken en dat er niet telkens weer directe kunstgrepen van Godswege gebeuren om ons te redden uit eventuele moeilijke situaties. Jezus biedt ons zichzelf aan als weg naar de Vader. De hemelse Vader is de schepper van het Nieuwe Verbond in Christus. Zo nabij wil God, kan God en zal God voor ons zijn. 

Volgen in vrijheid

Nabijheid biedt God aan, doorheen alle tijden al, maar geen tovenarij op vraag. Het aanbod komt van Hem, en ontspringt niet uit onze vraag. God gunt ons de vrijheid. Bijgevolg is zijn nabijheid niet magisch of verstikkend.

Er blijft dus voldoende vrijheid over voor de schapen. (2Korintiërs 3) Sterker nog: er is juist meer ruimte voor vrijheid omdat er een diep vertrouwen is. We hebben een richting, een doel, we vinden zin in het leven. Van daaruit mogen we gesterkt en gesteund doorheen het leven wandelen, in de wetenschap (of beter: het geloof) dat we nooit alleen zijn. Dat de Drie-ene God  die Vader is, Zoon en Geest  met ons mee wil gaan op weg door het leven. Met Pasen heeft Christus deze belofte in onovertrefbare grootsheid vervuld. De Heer is waarlijk verrezen! Alleluia!

29 april 2025

Niemand durft het te vragen: groeien in geloof (3-4 mei 2025)

De leerlingen ontmoeten Jezus opnieuw na zijn dood en verrijzenis. Het is een mooi moment, een verhaal van herkenning en van stille vreugde. Hoewel Jezus niet meer onder hen aanwezig is de hele tijd, maakt Hij hun duidelijk dat Hij hen niet in de steek zal laten. Een nieuwe nabijheid en een nieuw geloof krijgen vorm. Ook ons geloof is gevormd door die verhouding van afstand en nabijheid.

Herkenning

Enkele leerlingen, waaronder Petrus en de beminde leerling, zijn bij het Meer van Tiberias. (Johannes 21, 1) In alle vroegte gaan ze vissen. Ze hebben hun eerdere beroep terug opgenomen. Het is een ambacht, met ervaring die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Toch vangen ze dit keer niets. (Johannes 21, 3) Petrus is teleurgesteld. Een Man staat aan de oever van het meer. De leerlingen herkennen Hem niet. (Johannes 21, 4) ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ roept Hij, ‘dan lukt het wel.’ En dat doen ze. In hun net zit meteen zo veel vis in dat ze het niet meer omhoog kunnen trekken. (Johannes 21, 6) 

En dan zegt de beminde leerling tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ (Johannes 21, 7a) Het is al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verschijnt nadat Hij uit de dood is opgestaan. (Johannes 21, 14) En toch herkennen ze Hem niet meteen. De leerlingen zijn niet radeloos op zoek om in alles en iedereen de Heer te herkennen. De nuchtere vissers houden het bij het tastbare. Jezus heeft een teken nodig om zich kenbaar te maken. Hij spreekt in hun eigen taal, en in de symbolen die Hij hun heeft geleerd.

Brood en vis

Jezus maakt zijn aanwezigheid heel tastbaar. Hij zegt tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ (Johannes 21, 12a) Een geest of spookbeeld eet niet. Jezus komt als mens onder hen aanwezig. Hij neemt vervolgens het brood en geeft hun ervan, en Hij geeft hun ook vis. (Johannes 21, 13) Dat is geen toeval natuurlijk. De leerlingen denken meteen terug aan het wonder van de broden en de vissen. (Johannes 6, 1-15) En aan de dag erna, toen Hij uitgelegde: “Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.” (Johannes 6, 33) Toen vroegen ze heel enthousiast om van dat brood te mogen ontvangen. (Johannes 6, 34) Het was echter nog te vroeg: Hij was nog onder hen aanwezig. Maar nu breekt de tijd aan. Dat hemels brood dat alle honger stilt, dat is het geloof in Jezus Christus. (Johannes 6, 35) Dat ontvangen ze van Hem.

Het vernoemen van de vissen bevestigen dit. Het Griekse woord voor vis is ‘ichthus’. Dit woord wordt gebruikt in de vroeg-christelijke traditie als acroniem. De eerste letters van de korte geloofsbelijdenis ‘Jezus Christus is Gods Zoon en Redder’ (Ièsoes Christos Thèjoe Hwieos Sootèr) vormen samen het woord ‘ichthus’. Zo ontvangen de leerlingen de basis om de verkondiging aan te vatten en de Kerk te stichten: het geloof in Jezus Christus, de verrezen Messias en Zoon van God.

Vreugde

In psalm 30 klinkt grote vreugde: “U hebt mijn klacht veranderd in een vreugdedans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.” (Psalm 30, 12) Dat moeten de leerlingen hebben ervaren op dat moment van herkenning met dat overvolle net in hun handen. Ze hebben de Heer voorheen al twee keer gezien. Dat neemt niet weg dat ze de tijd als volgelingen op weg naar Jeruzalem enorm missen. Toen was Jezus altijd bij hen.

Hij had echter voorzegd wat zich nu ontplooit: “Werkelijk, Ik verzeker jullie, je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn. Je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen.” (Johannes 16, 20) Ze wisten dat Jezus’ tijd op aarde niet eindeloos zou duren: “Nog een korte tijd is het licht bij jullie.” (Johannes 12, 35a) Maar begrepen ze toen wel wat Hij zei? 

Aarzeling

De leerlingen zijn verwonderd, letterlijk. Ze gaan volledig op in deze wonderlijke aanwezigheid van Jezus. Er heerst een sereniteit: dit moment is ongewoon, onverklaarbaar en uniek. Er hangt een heiligheid in het relaas. De evangelist vermeldt dat geen van de leerlingen aan Hem durft te vragen wie Hij is. Of beter gezegd misschien: óf Hij het is. Ze begrijpen dat het de Heer is, maar niemand zegt het luidop of durft te vragen om bevestiging. (Johannes 21, 12b) Het teken spreekt voor zich. Tekenen behoeven geen uitleg: ze spreken voor zich. Tegelijk is het toch een bevreemdende ervaring.

Maar weldra...

Weldra zullen ze uitdrukking geven aan het volgende vers van psalm 30: “Mijn ziel zal voor U zingen en niet zwijgen. Heer, mijn God, U wil ik eeuwig loven.” (Psalm 30, 13) Maar nu nog niet. Het sterven van Jezus staat nog op hun netvlies gebrand. Het verdriet en de angst zijn nog te groot. En ze moeten nog groeien in het geloof dat Hij daarna uit de dood is opgestaan. Daarom verschijnt Jezus ook verschillende keren in de tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Geloof vraagt tijd en geduld. En herhaling.

Maar stilaan zullen ze een stem geven aan de engelen van Openbaring: “Het Lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.” (Apokalyps 5, 12) Dat is voor Pinksteren. Daar zijn we nu nog niet aanbeland. De tijd is nog niet rijp. 

Laten ook wij deze tijd tussen Pasen en Pinksteren benutten om ons geloof in Pasen en de verrijzenis te verdiepen. Zeker, het zijn voor ons, mensen, moeilijk vatbare gebeurtenissen. Maar in ons geloof ligt juist daar het begin van spiritueel en theologisch inzicht. Het gaat immers over het fundament van ons christelijk geloof. Dat verdient onze aandacht, telkens weer. Laten wij durven te vragen aan God wie Hij is om te groeien in geloof.

23 april 2025

Beloken Pasen, na het overlijden van paus Franciscus: eensgezind in de vrede van de Levende gezonden (26-27 april 2025)

Sinds Paasmaandag vertoeven we in een tijd van 'sede vacante': de zetel van de paus is leeg. De Heilige Stoel, zoals ze ook wordt genoemd. De opvolger van paus Franciscus zal niet enkel de Stoel, maar vooral grote schoenen moeten vullen. In deze tijd van 'sedisvacatie' mogen we mijmeren over het nalatenschap van de mens, priester en paus Jorge Bergoglio, maar tegelijk ook vooruitkijken naar wie hem zal opvolgen. En dat in de week van Pasen, in die heilige dagen tussen Verrijzeniszondag en Beloken Pasen.

Alleen achterblijven

De apostelen blijven alleen achter na de dood van Jezus Christus in het Paasevangelie. Ze hebben vernomen dat Hij verrezen is, maar de dagen vóór Goede Vrijdag komen daarmee nooit terug. Die unieke periode is voorbij. Er is een zekere analogie: na het overlijden van paus Franciscus weten we dat hij deelt in de verrijzenis van Christus, zoals alle gelovigen. Tegelijk nemen we afscheid van een indrukwekkende man, met grote gaven en kleine gebreken. Al worden deze bijvoeglijke naamwoorden door criticasters vaak omgewisseld, vergezeld van een sarcastische ondertoon. Ten onrechte, volgens mijn bescheiden mening. Zowel wat de naamwoorden als het sarcasme betreft.

Paus Franciscus moest een overgangspaus worden, zoveel wat duidelijk. Met zijn 76 jaar was hij zeker niet jong te noemen toen hij werd gekozen. Er was een gelijkenis met Johannes XXIII, die op zijn 77 paus werd. Ook in de enorme invloed die beide pausen uiteindelijk hebben gehad op de Kerk, is een parallel te trekken. Maar terwijl Johannes XXIII slechts enkele jaren de Kerk heeft geleid, is paus Franciscus toch 12 jaar lang onze kerkvorst geweest en werd hij de tweede oudste (dienstdoende) paus ooit. Alleen Leo XIII leefde langer: hij werd maar liefst 93. (Paus emeritus Benedictus XVI werd 95, maar was 9 jaar daarvoor uit het ambt teruggetreden.)

Verandering, authenticiteit en pijn

Ook anders dan Johannes XXIII heeft paus Franciscus geen concilie samengeroepen. In zijn wijsheid zag hij in dat de tijd er niet rijp voor was. Hij koos een andere manier om de Kerk een nieuw elan te geven: de weg van de soberheid en vreugde. Hij ging niet in het apostolisch paleis wonen maar in een gastenverblijf. Ook de vele tierlantijntjes in gewaden en kledij liet hij bewust grotendeels achterwege. Deze christelijke authenticiteit werd nog versterkt door zijn blije en spontane persoonlijkheid. Barmhartigheid stond centraal: De enige keer dat we mogen neerkijken op anderen, is wanneer we hen helpen om weer overeind te komen,” zei Franciscus tijdens de Wereldjongerendagen in Portugal.

De Kerk moet de plaats van belangeloze barmhartigheid zijn, waar allen zich welkom mogen voelen en bemind, vergeven en bemoedigd om te leven naar het goede leven van het evangelie,” zei paus Franciscus in zijn exhortatie ‘Evangelii Gaudium’.  Deze overtuiging dat de Kerk toegankelijk en geloofwaardig moet zijn, heeft paus Franciscus met daadkracht vorm gegeven. Hij hervormde de curie en was niet mals in zijn kritiek op de bureaucratie en het klerikalisme binnen de curie. Daarnaast bracht hij wereldwijd een synodaal proces in beweging, waardoor de lokale kerkgemeenschappen zich meer gehoord en betrokken voelden. Ver staat dit proces nog niet, maar het is alvast aangevat, en dat is op zich een hele prestatie in een Kerk die denkt en handelt in eeuwen, niet in jaren.

Op zijn pontificaat hebben de schandalen van seksueel misbruik heel zwaar doorgewogen. Tijdens zijn bezoek van België werd er bijzonder veel aandacht aan besteed. Maar wereldwijd waren er schandalen, vaak uit het verleden, maar daarom niet minder pijnlijk en beschamend. Het moet een zware taak zijn geweest voor paus Franciscus. Hoewel deze pijn niet te vergelijken valt met het leed van de slachtoffers zelf uiteraard. De paus heeft alvast niet de andere kant op gekeken. Al was er wel kritiek. 

Beloken

Terwijl wij afscheid nemen van een optimistische, hartelijke paus met een indrukwekkende spirituele visie, naderen we Beloken Pasen: het einde van de Paasweek. We hoeven niet in de rouw te zijn. Misschien kunnen we in de eerste plaats bidden dat paus Franciscus rust mag vinden bij de Heer na een leven van toewijding. Deze week van Paasdagen, die eindigt met Beloken Pasen, leert ons immers dat de dood overwonnen is met de verrijzenis van de Heer. Het christendom is geen verdrietig of neerslachtig geloof.

In zijn allerlaatste toespraak, die na de zegen ‘Urbi et orbi’ van Pasen 2025 werd voorgelezen, beklemtoont paus Franciscus de vreugde en de hoop die de verrijzenis van Christus in de wereld brengt. Aan deze lofspraak over de verrijzenis verbindt hij meteen een pleidooi voor vrede wereldwijd. Een voortreffelijke dubbeloproep om deze Paastijd zinvol te besteden in gebed en in engagement.

Laten we dus in vrede samen bouwen aan de Kerk van Christus, waarin de verrijzenis de centrale Boodschap is. Christus moet niet gezocht worden onder de doden: Hij leeft! Laten we eensgezind in zijn Naam samenkomen om te bidden, te vieren, anderen te helpen waar het kan en samen Kerk te vormen: een eenheid in veelheid. 

Afsluiten doe ik met nog één citaat van paus Franciscus: “Ik geloof in God, niet in een katholieke God. Er bestaat geen katholieke God: er is enkel God.” Zo is het. Amen.

19 april 2025

Pasen: de vreugde toelaten (19-20 april 2025)

Pasen is het grootste feest van het liturgisch jaar. In de Paaswake horen we langs een selectie van Schriftteksten hoe alles in ons geloof samenkomt op dat éne moment, daar bij het lege graf.

  • Voor de lezingen van de Paaswake (C-cyclus): klik hier.

Licht, hoop, groeikracht en nieuwheid

We horen in Genesis dat God ons de wereld heeft toevertrouwd en dat die wereld goed is. De grote chaos en donkere leegte verdwijnen wanneer God licht brengt in de wereld. Er komt dag en nacht, orde en regelmaat, hoop en leven. Alles begint met God en zijn goedheid. 

In Exodus ontdekken we dat de Heer zijn Volk verhoort en hen redt uit de wanhoop. In hun donkerste dagen van verdriet, leed en onderdrukking, schept God nieuwe kansen. Hij zal zichzelf kenbaar maken als ‘Hij die is’, als de Aanwezige. Toch is het niet altijd evident om die aanwezigheid gewaar te worden. 

De profeet Jesaja leert ons dat we God nooit vruchteloos zoeken: Hij maakt zich kenbaar en is ons nabij. Al zien we Hem niet, Hij is er voor ons en blijft ons trouw. Wanneer wij ontvankelijk zijn voor zijn Woord, voor zijn Boodschap, dan zal dit vreugdevolle nieuws in ons groeien. 

Paulus bevestigt dit aan de christenen in Rome: als volgelingen van Jezus Christus kiezen wij voor het leven en voor het goede, niet voor haat en zelfdestructie. We mogen ten volle leven in Christus Jezus. Zo is ons geloof een bron van hoop en kracht, van volharding en nieuwheid. 

Vervulling in leegte

In het evangelie horen we dat Jezus’ graf leeg is. De engel zegt aan de vrouwen die het graf bezoeken dat ze op de verkeerde plek zijn. De engel is hun hemelse wegwijzer. Ze zijn immers de weg kwijt. Jezus moeten ze daar niet zoeken, in het graf. Hij is verrezen. 

De apostelen denken dat de vrouwen kletspraat uitkramen wanneer ze het vreugdevolle nieuws vertellen. Typisch, toch? Maar Petrus, die denkt na en gaat kijken bij het graf. Laat het nogmaals herhaald zijn: de eerste getuigen van de verrijzenis zijn vrouwen die Hem zijn gevolgd op weg naar Jeruzalem. Er gebeurt iets mystieks, iets bovenmenselijks wanneer de engel hen toespreekt.

Vreugde

Hun ontmoeting met de engel is het begin van iets nieuws. Heel even reikt de hemel tot aan de aarde. Er komt licht, zoals in Genesis. Er is bevrijding, zoals in Exodus. God blijft ons nabij, zoals bij Jesaja. En er is nieuw leven, zoals bij Paulus.

Weldra daalt de heilige Geest neer, met Pinksteren. Maar vandaag ligt de klemtoon op de vreugde om de verrijzenis. Vandaag en de komende tijd, tot Pinksteren, mag ons geloof verder aangevuurd worden met vreugde. Die vreugde mogen we toelaten in ons geloof, in ons bestaan, en delen met elkaar.

Met de verrijzenis komen we bij de kern van ons geloof. We kunnen het nooit volledig begrijpen, we kunnen het niet glashelder uitleggen. Dat is geloven: God ten volle in ons bestaan aanvaarden: Hij die ons in alles overstijgt telkens opnieuw toelaten in ons leven. Onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen! 

Let wel: God is geen verzekeringsformule tegen rampspoed. Laten we dat steeds in gedachten houden. Ons geloof is geen magie of science fiction. Jezus is niet uit het lijden weggeplukt door God. Jezus is niet gespaard van Goede Vrijdag. Wel was God met Hem en in Hem al die tijd, als kracht, als steun en troost. En als de bron van nieuw en eeuwig leven met Pasen.

Broeders en zusters in de Heer, onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen!

Ik wens je een zalig Pasen toe! 

15 april 2025

Goede Vrijdag: hoe God lijden kan, en de mens (18 april 2025)

Op Goede Vrijdagavond, wanneer het lijden is herdacht, naderen we de wat onwennige, sacrale leegte van Stille Zaterdag. Zonder Pasen in zicht: er ligt een logge, onwendbare steen voor. Voorlopig blijft het lijden in ons gebed en in onze bezinning doorklinken. De Corsicaanse traditionele klaagzang 'Lamentu di Ghjesu' omschrijft de pijn, de onmacht en het verdriet dat voorbij het kruis blijft nazinderen bij de leerlingen, de volgelingen en Maria. Alle zin lijkt verloren, alle hoop gesmoord. Hieronder lees je een vrije vertaling...


U ligt nu te slapen hier

in dit uitgehouwen graf,

na de slagen en het leed,

de vernedering en haat:

alles hebt U ondergaan

tot het droeve einde toe.

Rust maar stil en vredig nu, 

want het lijden is voorbij.


Zwijgen kan ik niet, ik schreeuw

als een razend, laaiend vuur.

Ik wil dat de wereld hoort

van het bittere verdriet 

onder uw getrouwen, Heer,

van uw moeders tranen ook,

hulpeloos smekend tot God

om U niet te laten gaan.


Alles lijkt voorgoed voorbij,

voor eens en voor altijd weg.

We aanschouwen dof de dood,

nu de drukte is verdampt.

Mensen in Jeruzalem

dolen rond - bedroefd, beschaamd -

eens de rust is weergekeerd.

Hoop en leven zijn vergaan.


Voor het gezongen 'Lamentu di Ghjesu': klik hier.


Suggesties bij Goede Vrijdag en Stille Zaterdag uit vorige bijdragen:

  • Voor een algemene beschouwing bij Goede vrijdag: klik hier.
  • Voor een bezinning bij het 'Improperia', het 'Beklag van God': klik hier.
  • Voor een bezinning bij Stille Zaterdag: klik hier.


08 april 2025

Palmzondag: van uitwuiven tot uitjouwen (12-13 april 2025)

Palmzondag is een bijzonder moment in het liturgisch jaar. We vieren feest, maar de vreugde is gedempt. Er klinkt voortdurend een ondertoon van droefheid doorheen de lofprijzing. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem wordt in de liturgie gelezen, maar niet op de gebruikelijke plaats. Dit vreugdevol evangeliefragment is een inleiding, een binnenkomer. Het lijdensverhaal is niet voor niets het eigenlijke evangelie van deze zondag. Palmzondag is meteen ook Passiezondag. 

  • Voor de lezingen van Palmzondag (C-cyclus): klik hier.

Waar ze vroeger op twee opeenvolgende zondagen werden gevierd, resoneren de intrede van Jezus en het lijdensverhaal nu samen, zoals het hoort. Ze zijn immers niet van elkaar los te zien. Het palmzondagverhaal is helemaal verkleefd met wat volgt.

Klein tafereel

De blije intrede in Jeruzalem staat in alle vier de evangeliën beschreven. (Matteüs 21, 1-11, Marcus 11, 1-11, Lucas 19, 28-44 en Johannes 12, 12-19) Wat opvalt bij Lucas is de milde vreugde. Het feestelijk karakter is veel minder expliciet aanwezig dan bij de andere evangelisten: geen wuivende palmtakken, geen hosanna-geroep door de menigte. Alleen de leerlingen omringen Jezus, die gezeten is op een ezeltje. Hij wordt niet geëscorteerd door een schare van volgelingen. Bij Lucas is de intrede geen grote manifestatie, maar een klein, symbolisch tafereel dat deel uitmaakt van de aankondiging van het grote breekpunt in het evangelie. Er groeit iets, er is een duidelijk crescendo in de verhaaldynamiek, dat zachtjes begint. De scherpe, pijnlijke klanken zullen steeds sterker worden. Jezus gaat niet enkel de tempelstad binnen, het zal weldra ook de plaats van zijn veroordeling zijn.

Jezus rijdt op een ezeltje de stad binnen. Wanneer de leerlingen een ezelsveulen losmaken op de plek die Jezus heeft aangeduid, sputtert de eigenaar helemaal niet tegen. God wil het zo: wat is voorspeld, dat zal geschieden. Zacharia heeft in een profetie immers voorzegd: “Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.” (Zacharia 9, 9c) Geen draagstoel, geen koets, maar een vrij klein dier: een ezelsveulen. (Lucas 19, 32) Jezus steekt amper uit boven de anderen, gezeten op een weinig elegant en soms erg koppig lastdier in de ogen van de mensen. 

Het culminatiepunt van de grootsheid van Christus ligt niet in zijn menswording, maar in zijn verrijzenis. Jezus gedraagt zich op aarde dus niet als een koning, maar als Mensenzoon onder de mensen. Hij zal lijden als een Dienaar. Paulus vat het op sublieme, quasi poëtische wijze samen: “Hij, die de gestalte van God had, heeft zich niet vastgeklampt aan de gelijkheid met God, maar heeft zichzelf leeggemaakt en nam de gestalte aan van de mensen. Aan de mens gelijk geworden, heeft Hij zich vernederd, door gehoorzaam te zijn tot in de dood: de dood aan het kruis.” (Filippenzen 2, 6-8) Daarom is Palmzondag ook Passiezondag. De aankomst in Jeruzalem is de intrede naar de kruisweg.

Vreugde

Niettemin is er vreugde en blijdschap in het fragment uit het Lucasevangelie te lezen. Dankbaar om de wonderdaden die ze hebben gezien, prijzen de leerlingen vol vreugde de Heer, met luide stem. (Lucas 19, 37) Het lof en de dankzegging van de leerlingen zijn puur en oprecht. Het is een blijheid waarin wij elke dag mogen delen. Geloof ontdaan van diepe vreugde, is niets meer dan een dor en levenloos fossiel, een geheel van doffe en matte restanten zonder kern. De leerlingen zien nog niet in wat er komt. Hun vreugde is naïef maar oprecht. Wij weten waar de Goede Week naar opbouwt: langs het lijden van God zelf naar het hoogtepunt van het Nieuwe Verbond. Tegelijk blijft ook voor ons zoveel van de Boodschap niet te vatten. Ook ons geloof blijft altijd onderweg in de tijd.

De leerlingen roepen uit: “Gezegend Hij die komt als koning in de naam van de Heer!” (Lucas 19, 38a) We kunnen er meteen een psalmvers in herkennen: “Gezegend wie komt in de naam van de Heer” (Psalm 118, 26a) De lofprijzing van de leerlingen gaat verder: “Vrede in de hemel, en eer aan de Allerhoogste!”, of “... eer aan de hoogste hemel! (Lucas 19, 38b) Ook hier is Psalm 118 niet ver weg: “U bent mijn God, U zal ik loven, hoog zal ik U prijzen, mijn God!” (Psalm 118, 28) 

De woorden die Paulus in zijn Filippenzenbrief schrijft, trillen hier mee: “God heeft Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam overstijgt: Jezus Christus is de Heer.” (Filippenzen 2, 9 en 11) Jezus op een ezelsveulen gezeten, beeldt deze verheffing uiteraard niet uit. Nee, deze nederige intrede geeft eerder het grote contrast vorm, de anticipatie op Goede Vrijdag en Pasen. Want op het kruis zal Jezus verheven worden, letterlijk. En met Pasen zal Hij de dood voor eens en altijd overstijgen: de ultieme verheffing. Zo komt andermaal de verkleving tussen het intochtverhaal en het lijdensverhaal aan het licht.

Gesloten accolade

De vreugdevolle uitroep van de leerlingen verwijst heel duidelijk naar wat de engelen uitzongen bij de herders, toen Jezus werd geboren: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.” (Lucas 2, 14) Wat zo vreugdevol geopend werd bij de aanvang van Gods menswording, wordt nu plechtig en onomkeerbaar dichtgetrokken bij het naderen van het lijden. Een accolade wordt voor eens en voor altijd dichtgemaakt. We staan op een breekpunt. Jezus is op onze aarde gekomen in onze tijd, en die kent geen teruggang, ze gaat enkel vooruit.

De spanning groeit. We bemerken in de verontwaardigde reactie van de Farizeeën hoe de ergernis verder toeneemt: “Meester, berisp uw leerlingen.” (Lucas 19, 39) De listige vragen en valse opmerkingen maken plaats voor meer drastische middelen. In het volgende hoofdstuk horen we dat Jezus zijn leerlingen toespreekt terwijl de menigte meeluistert: “Pas op voor de Schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.” (Lucas 20, 45-47a) Het conflict kan niet meer worden opgelost. Jezus weigert zich te schikken naar hun regeltjes en hun hovaardigheid. En dat is meteen een directe aanleiding tot de veroordeling die weldra volgt.

De Farizeeën vragen Jezus om zijn leerlingen te doen zwijgen, maar Hij antwoordt: “Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.” (Lucas 19, 40) De hele schepping wil het uitroepen. De vreugde om Gods Boodschap is niet meer te dempen. Alleen zal Jeruzalem de ultieme heilsboodschap van Godswege uiteindelijk toch afwijzen. Jezus weent over Jeruzalem, dat geen vrede zal kennen en dat met de grond gelijk gemaakt zal worden. (Lucas 19, 41-44) De vrede die de engelen en de leerlingen hebben uitgeroepen, zal de stad niet ten deel vallen. Jeruzalem: de tempelstad, die de stad van vrede genoemd wordt, zal 35 jaar later vallen. Het Romeinse beleg, op een joods paasfeest, zal duizenden en duizenden mensenlevens kosten...

Sacraal

Terug naar Lucas. Op de intrede volgt een sacrale passage. De tempel wordt de plaats waar Jezus het joodse paasfeest en zijn eigen Pasen tegemoet treedt: de ultieme plek die naar God verwijst. Na de intocht volgt de tempelreiniging, maar dan heel beknopt verteld, in welgeteld twee verzen. (Lucas 19, 45-46) Hij noemt de tempel zijn huis: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” (Lucas 19, 46) Dagelijks spreekt Hij er daarna de mensen toe. (Lucas 19, 47a) De hogepriesters, Schriftgeleerden en leiders van het volk voelen zich geschoffeerd en willen Hem uit de weg ruimen. (Lucas 19, 47b) 

Maar ze kunnen weinig doen: het hele volk hangt aan zijn lippen. (Lucas 19, 48) Voorlopig althans. Niet alleen de leerlingen, maar het hele volk is nu naar Hem gericht. Alle registers staan open. Alles wat is opgebouwd in het Lucasevangelie, vanaf het prille begin, wanneer Maria verneemt dat ze Gods Zoon zal baren, komt nu samen in een luid en denderend akkoord, veel te oorverdovend en te wijds om het te kunnen bevatten. 

Dat mensen vlug van mening kunnen veranderen en zomaar verachten wie ze gisteren nog hebben aanbeden, wordt andermaal bevestigd op Goede Vrijdag. Met Palmzondag wuift men Jezus toe. Wie Hem gehoord heeft in de tempel, wuift Hem enthousiast uit wanneer Hij zijn onderricht afgerond heeft. En onder druk van de Farizeeën en oudsten, wordt Jezus door diezelfde mensen plots luidkeels uitgejouwd, onverbiddelijk en gevoelloos hard. Na de vreugde van Palmzondag volgt er onrecht, leed en droefheid. Voorlopig althans. 

01 april 2025

Met hart en ziel voorbereiden op vreugde (5-6 april 2025)

God maakt zich kenbaar als vernieuwer, als blijvende scheppingskracht langs zijn genade. Dat klinkt wat zwaar op de hand. God heeft het heelal niet geschapen om zich er vervolgens niets meer van aan te trekken. Hij blijft betrokken, Hij blijft aanwezig. Verbonden is misschien nog treffender uitgedrukt.

  • Voor de lezingen van de vijfde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Iets nieuws

Langs de profeet Jesaja spreekt God zijn Volk blijmoedig toe: “Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?” (Jesaja 42, 19a) Er begint iets nieuws, dank zij de Heer, omdat Hij het ons gunt. Genade, noemen we dat. Het is geen nieuwheid zoals we kennen van advertenties die ons wegwerpproducten aanbevelen. Nee, dit betreft geen vluchtige nieuwheid. God kondigt een allesomvattend nieuw begin aan dat de strubbelingen uit het verleden voorgoed moet uitvegen. 

De Heer heeft het over een Nieuw Verbond, dat het Verbond in de woestijn moet bestendigen en vernieuwen. Dit nieuwe, altijddurende Verbond zal in Christus verwezenlijkt worden. Meer bepaald: langs zijn verkondiging, zijn lijden, dood en verrijzenis. Jezus heeft drie jaar lang de Boodschap gedeeld met het Volk. Hij heeft verduidelijkt wat God van ons verlangt en wat niét bijdraagt tot een oprecht geloof. Daarbij zijn Wet en Profeten niet opgeheven, maar juist bevestigd. Gods Woord is eeuwig. 

In de dorheid

Door Mens te worden op aarde, heeft Christus de juiste Weg voorgeleefd. Zijn lijden en dood waren een logisch gevolg: het religieuze gezag voelde zich aangevallen, vernederd en ontkracht. Maar zijn dood was niet het einde, maar juist dat nieuwe begin waar God over sprak: voorbij het kruis is nieuwe hoop gerezen in de opstanding. In Christus zijn we op een andere, nooit eerder gekende wijze verbonden met God.

God kondigt bij Jesaja aan dat hij een weg baant door de woestijn en rivieren maakt in de wildernis. Het volk dat Hij uitgekozen heeft, laat Hij er drinken. (Jesaja 42, 19b-20) In de woestijn van de dood, ontspruit nieuw leven. Midden in de dorre leegte schenkt Hij ons verkwikkend levenswater. Dat heeft Jezus Christus ons langs zijn eigen bestaan en opstanding verkondigd. 

Niet beheersbaar

Al te vaak wordt het Christendom herleid tot moraliteit. Inderdaad, Jezus heeft ons opgedragen om het goede te doen en het kwade te laten. Hij heeft ons echter zoveel meer voorgeleefd. Moraliseren is in veel gevallen een vorm van ‘managen’ of beheersen. De Boodschap in regels samenvatten, betekent bepaalde passages meer in de verf zetten dan andere. De Schrift zit namelijk vol nuances. Moraliseren is een standpunt innemen en  dat persoonlijk verdedigen. Daardoor wordt de diepe waarde van de Schrift uiteindelijk al te vaak tekortgedaan. Het wordt iets van de mens zelf, een geheel van regels en gewoonten, van  voorschriften met daaraan verbonden beloning en bestraffing. Daar schuilt macht in. En laat dat nu precies zijn waar de Schriftgeleerden en farizeeën zo ijverig in waren en waar Jezus zich zo over kon opwinden. Wanneer de Boodschap van Leven tot regels wordt herleid, dan is de levensadem eruit geperst. Daar moeten we te allen tijde voor waken.

Wanneer zij bijvoorbeeld furieus en vol haat naar Jezus toe komen met een vrouw die op overspel is betrapt, willen ze Jezus meteen op de proef stellen. Volgens de Wet van Mozes moet zo’n vrouw gestenigd worden. Zich verkneukelend, vragen ze aan Jezus wat Hij ervan denkt. Zijn antwoord staat echter haaks op de moralistische logica waar ze Hem in willen vangen. “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen”, antwoordt Jezus afgemeten. (Johannes 8, 7b) En de heren druipen verbolgen af. 

“Waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld?”, vraagt Jezus zonder zelfs maar op te kijken. (Johannes 8, 10b) Ze zijn weg, maar de eigenlijke boodschap hebben ze hoogst waarschijnlijk niet begrepen. Het gehoor en de rede werken selectief. Ze zullen de volgende keer weer eerst voor andermans vegen, helaas. Jezus veroordeelt de vrouw niet. “Ga naar huis”, zegt Hij tegen haar, “en zondig vanaf nu niet meer.” (Johannes 8, 11) Dan kan er iets nieuws ontstaan, door de vergeving die Jezus schenkt. Daarin bestaat het Nieuwe Verbond: in vergeving, in een andere manier van verbonden zijn.

Zoveel meer

God liefhebben is nooit een louter ethisch engagement. Dat mag het ook nooit worden. Dat betekent dat ook de Veertigdagentijd zich niet enkel mag richten op het ethisch perspectief. We worden uitgenodigd om ons te voeden aan Gods Liefde, die spiritueel van aard is en die vorm krijgt in een geheel van geloofsfacetten: ethiek, ja, maar ook liturgie bijvoorbeeld, persoonlijk gebed, geloofsvisie, liefdadigheid en verkondiging… Wanneer we ons voorbereiden op de Goede Week, dan worden we uitgedaagd om met ons hele menszijn de Veertigdagentijd binnen te stappen en zoveel mogelijk facetten aan bod te brengen. 

“Dit is het volk dat Ik mij gevormd heb, het zal mijn lof verkondigen”, zegt de Heer via Jesaja vastberaden en hoopvol. God verlangt inderdaad veel meer dan moraal antwoord. Hij wenst dat we Hem weer loven, met hart en ziel. Die vreugde vinden we bij Maria, wanneer ze God looft en prijst omdat ze zwanger is en Gods Zoon zal baren. Haar ziel prijst en looft de Heer, haar hart juicht om God, die ze haar Redder noemt. (Lucas 1, 46b-47) Het is deze aanstekelijke en inspirerende blijdschap in geloof die God van ons verlangt. Een enthousiasme uit het diepste van ons bestaan. In de Veertigdagentijd bereiden we ons voor op de vreugde door tot inkeer te komen en Godsbewust te leven.

Christus leren kennen

Paulus schrijft enthousiast aan de christenen van Filippi: “Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood.” (Filippenzen 3, 10) Het verlangen om dichter bij Jezus Christus en zijn blijde Boodschap te naderen, om naar het Rijk Gods toe te leven, is een fundamentele spirituele hunker. 

Door te delen in Jezus’ mensenbestaan en ons leven te ijken op zijn voorbeeld, komen we dichter bij de wil van de Vader en de droom van zijn Rijk hier op aarde: een hemelse plek hier in ons midden, vrij van cynisme en leugen, machtswellust en geldbejag. Een plek van zuivere hoop en oprecht geloof, waar niemand uitgesloten of weggepest wordt. Daar mogen wij mee aan bouwen in deze Veertigdagentijd, en bij uitbreiding elke dag van ons leven. God heeft ons daartoe geroepen en zet ons op Weg langs zijn Nieuwe Verbond. 

Laat ons met een bewust en kritisch geloof zijn Weg gaan. Naarmate de Veertigdagentijd voortschrijdt, mogen we met toenemend blij gemoed vooruitkijken naar het hoogtepunt van het kerkelijk jaar.