Het Weesgegroet is een gebed met een lange
ontstaansgeschiedenis. Het is, in tegenstelling tot het Onze Vader, niet vanaf
het vroege christendom in de traditie aanwezig. Ook vandaag wordt het niet door
alle christenen gebeden. Het is wel een onmisbaar gebed geworden in de Roomse traditie
van de laatste vijf eeuwen.
Het gebed bestaat uit twee delen. Het
eerste deel is een opeenvolging van twee Schriftverzen uit het Lucasevangelie. Op het feest van Maria Boodschap horen we één van deze verzen in de evangelielezing.
Twee Schriftverzen uit Lucas
“Gegroet, Maria, Je bent begenadigd, de
Heer is met Je.” Dit zegt de engel Gabriël tot Maria wanneer hij Haar bezoekt (Lucas
1, 28, Nieuwe Bijbelvertaling). Hij begroet Maria in het evangelie met het
Griekse woord “chaïre”, wat zoveel betekent als “verheug U” of “wees blij”. Het
is een gebruikelijke begroeting. Zoals wij elkaar tegenwoordig een goede dag
toewensen, wenste men elkaar toen vreugde toe.
De engel noemt Maria vervolgens
“bevoorrecht in de genade van God” of “door God bijzonder begenadigd”. Ze is uitverkoren,
gekozen door God, uit zijn Goddelijke vrije Wil, om genade te ontvangen. “Vol
van genade” of in het Latijn: “gratia plena” is eigenlijk een wat holle,
slordige vertaling, afkomstig uit de Vulgaat. Maria ontvangt genade van
Godswege, Ze is niet uit zichzelf vervuld van genade. Deze nuance gaat volledig
verloren in de Latijnse vertaling en dus ook in dit gebed. Het is zinvol om
deze gedachte bij te houden wanneer je het Weesgegroet bidt.
“Moge de Heer met je zijn,” is een typische
aanspreking ten tijde van Maria. Onder meer in het boek Ruth vind je deze begroeting al terug (Ruth 2, 4). Wij kennen de wens onder de liturgische vorm: “De
Heer zij met U.” De engel wenst het Maria toe, het is geen waarneming of
vaststelling. “De Heer ís met U,” is dus misschien iets te kort door de bocht
vertaald.
Dit Schriftcitaat is in zijn geheel een aanspreking,
zij het dan wat uitgebreider dan: “Lieve Maria”. We spreken hiermee de begroetingswoorden
van de aartsengel uit, gericht aan de jonge Vrouw die zwanger is. Wij richten ons
met het Weesgegroet echter tot de Hemelse Moeder. Ook daarvan dienen we ons bewust te zijn in dit gebed.
“De meest gezegende ben Je van alle vrouwen
en gezegend is de vrucht van je schoot.” Dit tweede Schriftcitaat is afkomstig
van Maria’s nicht Elisabet, die eveneens zwanger is, ondanks haar hoge
leeftijd. Ze spreekt met luide stem tot Maria, vervuld door de Geest (Lucas 1, 42).
In de Vlaamse versie bidden wij: “boven
alle vrouwen”. Daarmee zijn wij een merkwaardige uitzondering . Het Griekse “en
gynaixin” wordt beter vertaald als: “onder de vrouwen” of “van alle vrouwen”,
zoals in het Latijn: “in mulieribus”. “Boven” kan verkeerdelijk een hiërarchie
veronderstellen, een adellijk privilege, een menselijke verheffing. Maria is
een gewone jonge vrouw, maar van alle vrouwen is Zij de meest gezegende door Gods genade, omdat Hij zijn Zoon onder ons mensen wil laten leven om een Nieuw Verbond te sluiten met zijn Volk.
Elisabet spreekt bijna poëtisch. Het
werkwoord “eulogeô” wordt twee keer na elkaar gebruikt: een bewuste herhaling.
Van bovenaf betekent het “zegenen”, vanwege een ondergeschikte: “prijzen”. De
vrucht in de schoot van Maria is gezegend, het is een Kind van Godswege. Onze vertaling “vrucht van uw lichaam” klinkt wat star. De toevoeging “Jezus” is een
verduidelijking die niet in het Schriftvers staat.
De twee Schriftpericopen werden in de
liturgie gezongen in de advent. In de
twaalfde eeuw was een gebed deze korte vorm vrij algemeen bekend. In voorbereiding van het
Vierde concilie van Lateranen, in 1215, werd gevraagd om deze versie van
het Weesgegroet te bidden. In de Byzantijnse cultus bestaat tot op vandaag een gelijkaardig
gebed, eveneens gebaseerd op de twee Schriftverzen uit Lucas.
Een smeekgebed
Pas in de 16e eeuw zou een
smeekgebed aan de tekst zijn toegevoegd: “Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, (arme)
zondaars.” Het bestond als kort smeekgebed op zich al. Op zijn sterfbed
zou de Engelse karmelietenoverste Simon Stock dit hebben gebeden, in
1265. Een verdere toevoeging wordt toegeschreven aan de franciscanen: “nu en in
het uur van onze dood.” Het Concilie van Trente (1545-63) heeft de smeekbede
verankerd in het Weesgegroet, mede onder invloed van Petrus Canisius, een Nederlandse
jezuïet. Het Weesgegroet en de Mariadevotie werden een belangrijk element in de
contrareformatie, het katholieke antwoord op de protestantse afscheuring.
Het bijvoegsel “arme” bij zondaars is ook
weer eigen aan de Vlaamse versie, zonder referentie in de Latijnse versie. In Nederland wordt gewoon over “ons, zondaars” gesproken. In het Frans werd ook "pauvres" ingevoegd, wat wellicht de aanleiding was tot de Vlaamse overname van het woord. Het is een wat pathetisch poëtisch toevoegsel. “Zondige mensen” kan als een meer
evenwichtig alternatief gebruikt worden.
Een alternatief
Dicht bij de eigenlijke tekst, rekening
houdend met de oorsprong van de Schriftverzen, zou het Weesgegroet ook zo kunnen klinken:
Verheug U, Maria, door God begenadigd,
de Heer zij met U.
Gij zijt de meest gezegende van alle
vrouwen
en gezegend is Jezus, de vrucht in uw
schoot.
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons, zondige mensen,
nu en in het uur van onze dood.
Volgende post: zaterdag 27 maart, weekend van Palmzondag. Thema: "Hosanna!".