Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

27 december 2024

Over de vader en de Vader (28-29 december 2024)

Jozef is de vader van Jezus, of tenminste de voedstervader. Deze uitspraak is niet biologisch, maar theologisch. Over de biologische afkomst van Jezus valt weinig te vertellen zonder DNA-stalen. Het zou trouwens ook een overbodig onderzoek zijn omdat het van weinig belang is. De symboliek is voor de evangelisten veruit de belangrijkste reden om Jozef te vernoemen. Een evangelietekst is geen historische documentaire maar een theologisch geschrift: het wil ons iets over God vertellen.

  • Voor de lezingen van het feest van de heilige Familie, jaar C: klik hier.

Zoon van David

De stambomen bij Matteüs en Lucas tonen al aan dat hun bedoeling niet heemkundig van aard is: ze verschillen namelijk onderling. Volgens Matteüs is Jozef een zoon van Jakob (Matteüs 1, 16) en volgens Lucas van Eli (Lucas 3, 23). Er wordt vermeld dat Jozef van de stam van David afkomstig is. Opnieuw moeten we dit theologisch lezen, niet biologisch: dit zegt eigenlijk niets over Jozef, maar alles over Jezus. 

De Messias zal de hoogdagen van Davids koningschap doen herleven: gouden tijden breken aan na eeuwen van onderdrukking. Daar kijkt men ten tijde van Jezus naar uit. Dankzij Jozef krijgt Jezus zijn bevoorrechte plaats in de geschiedenis van de twaalf stammen. (Lucas 2, 5) Zo wordt Hij legitiem de langverwachte Redder, die door de profeten is voorspeld. Jozef geeft Jezus zijn naam en zijn afkomst, bij monde van de engel. Dat de vader de (familie-)naam doorgeeft, is nog steeds gebruikelijk in onze joodschristelijke cultuur. 

Dromer en doener

Wanneer Jozef overweegt om de verloving te verbreken en bij Maria weg te gaan omdat ze zwanger blijkt te zijn – een toch wel dramatische passage in het kerstverhaal – vertelt een engel hem dat het Kind dat Maria verwacht van de heilige Geest is.  (Matteüs 1, 20) Diezelfde engel bevestigt Jozef meteen ook als afstammeling van David.

Jezus wordt wel eens een dromer genoemd. Zware crisissen en toekomstige problemen worden telkens in een droom opgelost. Een engel vraagt hem om Maria alsnog tot vrouw te nemen, wat Jozef ook doet. (Matteüs 1, 18-25) In een tweede droom voorspelt de engel aan Jozef dat er gevaar dreigt en dat ze naar Egypte moeten vluchten. (Matteüs 2, 13-15) Wanneer het weer veilig is in hun thuisland, hoort Jozef voor een derde keer de engel in zijn droom. (Matteüs 2, 19-21) Drie keer komt hetzelfde patroon weer: de engel geeft hem een duidelijke opdracht en Jozef voert deze precies uit zoals hem is opgedragen. Dat wordt in de tekst telkens beklemtoond, twee keer zelfs door een letterlijke herhaling: “Maak je gereed” - “Jozef maakt zich gereed(Matteüs 2,13 en 20 en Matteüs 2, 14 en 21) 

Jozef neemt de Boodschap telkens voor waar aan en verandert zijn eigen mening door de engel. Flexibel zijn, heet dat in onze dagen. De afgrijselijke kindermoord in opdracht van koning Herodes bevestigt hoe reddend de gehoorzaamheid van Jozef aan de engel is geweest. (Matteüs 2, 16) Het Kind is kwetsbaar, zo blijkt, en de bescherming van Jozef blijkt cruciaal te zijn. Nee, theologisch mag er niet zomaar over Jozef heen worden gekeken.

Partner en vader
De bescherming en de afkomst van Jozef maken hem tot een essentiële figuur in het leven van Jezus. De heilige familie is een gezin, een eenheid, waarin Jezus wellicht het beroep van Jozef gaandeweg is aangeleerd: timmerman. Jozef wordt traditioneel Jezus’ voedstervader genoemd, een soort pleegvader. Er is trouwens ook sprake van overige kinderen verderop: broers en zussen van Jezus (Matteüs 13, 55-56). Marcus vernoemt vier broers: Jakobus, Joses, Simon en Judas. (Marcus 6, 3) Misschien zijn het halfbroers- en zussen, misschien bedoelen de evangelisten eerder dichte aanverwanten, onder de vorm van nichten en neven bijvoorbeeld. Het is echter goed mogelijk dat het effectief gaat over broers en zussen. Dat doet niets af van de uniciteit van Jezus.

In de katholieke Kerk ligt dat gevoelig: de maagdelijkheid van Maria – semper virgine (altijd maagd) – zou dan in vraag gesteld kunnen worden. Daar gaat het dogma echter niet over. Dit dogma gaat over de zuivere Bron waaruit Jezus werd geboren. Opnieuw merken we dat theologie geen biologie is. Jozef is theologisch de voedstervader en Maria is theologisch Maagd gebleven. De wetenschappelijke kant is niet van belang in deze kwestie. Wie ‘in de wolken’ is, hoeft ook niet per se in een vliegtuig te zitten, toch? 

Ter illustratie: Jezus en Jozef aan het werk, een werk van Mario Bogani (1932-2016).



Van vader naar Vader

Maria wordt doorheen de vier evangeliën vernoemd, tot na de dood en verrijzenis van haar Zoon Jezus. Bij Jozef is dat niet het geval. Hij wordt het laatst vernoemd wanneer Jezus 12 jaar is en in de tempel in Jeruzalem achterblijft om onderricht te geven. (Lucas 2, 41-51) We lezen dit evangelie op het feest van de heilige Familie. Daarna wordt Jozef enkel nog vernoemd om Jezus aan te duiden als Jozefs zoon. (Johannes 1, 45 en 6, 42) Daar wordt Jezus zijn afkomst ten nadele aangewreven: Hij is ‘slechts’ de zoon van een timmerman. Wat er is gebeurd  met Jozef wanneer Jezus aan zijn verkondiging en zijn tocht naar Jeruzalem begint, is onduidelijk. Maria volgt Hem wel, samen met de leerlingen, maar van Jozef is geen sprake meer. Wellicht is hij inmiddels overleden.

Er is nog een belangrijke reden om Jozef niet meer te vernoemen. Zijn theologische rol is namelijk uitgespeeld, of beter: ‘volbracht’. Theologisch gezien wordt een overgang gemaakt van de opvoedende vader Jozef naar de hemelse Vader. In die laatste passage met Jozef noemt Jezus de tempel het huis van zijn Vader. (Lucas 2, 49) Zijn ouders begrijpen niet wat Hij bedoelt. (Lucas 2, 50) Aldus wordt de overgang onder woorden gebracht.

Doopsel en Drievuldigheid

Het doopsel van Jezus bevestigt dit scharniermoment. De Goddelijke Vader erkent Jezus op dat ogenblik als zijn Zoon, vanuit de hemel. Dat doet Hij langs het neerdalen van de heilige Geest. Zo wordt meteen ook de heilige Drievuldigheid geïntroduceerd. (Lucas 3, 22)

Doorheen de geschiedenis heeft men met de beste bedoelingen theologische concepten met heel tastbare elementen willen aanreiken aan de gelovigen, opdat ze de Boodschap zouden kunnen bevatten, bijvoorbeeld wat maagdelijkheid van Maria betreft en het vaderschap van Jozef. Dergelijke antwoorden verstikken echter het mysterie dat eigen is aan de geloofsinhoud. Wanneer geloof te bevattelijk wordt, is het ontsnapt aan haar eigenlijke inhoud. Die theorieën worden nu vaak ‘fabeltjes’ genoemd en met hen gaat het geloof in haar geheel dan helaas vaak op de schop. “Ze hebben ons wat wijsgemaakt”, klinkt dan soms geërgerd. Laten we dus meer ruimte vrijmaken voor mysterie in ons geloofsdenken. Laten we God niet versimpelen. Laten we steeds zijn ongrijpbaarheid vieren.

Kerkelijk inhaalmanoeuvre

Sint-Jozef kreeg in de Oosterse Kerk al heel vroeg een belangrijke plaats in de geloofsbeleving. In de Rooms-katholieke Kerk lag dat veel moeilijker. Pas in 1729 introduceerde paus Clemens XI het hoogfeest van de heilige Jozef voor de hele Kerk. Pius XII voegde er een tweede feest aan toe, in 1955: Sint-Jozef Arbeider. De keuze voor de feestdag is geen toeval: 1 mei. De heilige Jozef Arbeider moest een katholieke tegenhanger worden van de Dag van de Arbeid met socialistische 1 meivieringen. Jozef als wapen tegen het socialisme en communisme, wordt dan soms spottend gezegd. Misschien is een betere omschrijving: Jozef als inspiratiebron in een nieuwe tijd. Johannes XXIII, tenslotte, vereerde Sint-Jozef en nam hem op in de heiligenlijst van het Romeinse Canongebed, het eerste eucharistisch hooggebed. 

Sint-Jozef wordt vereerd als voedstervader, maar ook als Dromer en voorziener. Hij is patroonheilige voor houtbewerkers en arbeiders, maar ook voor de vaders en de huisgezinnen. Daaruit is ook de merkwaardige gewoonte gegroeid om een beeldje van de heilige Jozef ondersteboven in de grond te begraven om te verkrijgen dat men een huis vlot zal kunnen verkopen.

Laten we dit feest van de heilige Familie vieren als de weg van Jezus naar de verkondiging, als het feest van een kwetsbaar Kind dat weldra aan zijn Opdracht zal beginnen, maar nu nog geniet van de geborgenheid die een gezin kan schenken.

23 december 2024

Hij komt onder ons, Hij is met ons, Hij leeft in ons (24-25 december 2024)

Hoe zou je God kunnen omschrijven? Met welk woord kan je Hem samenvatten? Vaak wordt Hij Liefde genoemd. Dat is hoegenaamd geen wollige, naïeve omschrijving. Of dat hoeft het alleszins niet te zijn. Gods Liefde is immers een voortdurende Kracht die ons richt op het goede en die ons in staat stelt om de beste versie van onszelf te worden.

Er-zijn

In het boek Exodus openbaart God zichzelf aan Mozes. Hij maakt zich kenbaar als ‘Ik ben Degene die er zal zijn’ (‘ejeh asjer ejeh’ in het Hebreeuws). (Exodus 3, 14) ‘Ik ben er’, kortweg. God noemt zichzelf Aanwezigheid, Nabijheid. Hij is met ons, elke dag. Dat is de diepste identiteit van God. Zo stelt Hij zich voor aan de Israëlieten in de woestijn op weg naar het Beloofde Land. 

Gods bestaan is geen kille of zakelijke aanwezigheid, integendeel. Hij beluistert ons, staat ons bij en inspireert ons. Het is dus inderdaad zinvol om God samen te vatten als Liefde. Want dat is liefde: alles doen om het beste in de ander naar boven te brengen.

De profeet Jesaja voorspelt de komst van de Messias, van een Zoon die koninklijk zal zijn als David en eeuwig als God, wijs als een rechter en kwetsbaar als een mensenkind

Geen idylle

Want het volk doolt rond in duisternis. Het Beloofde Land is versnipperd en verzwakt geraakt door onderlinge conflicten en onder de voet gelopen door grootmachten als de Babyloniërs en de Assyriërs, de Grieken, de Egyptenaren en de Romeinen.

Jezus wordt niet geboren in een rustig en idyllisch land. God had een ander moment kunnen kiezen. Er zijn politieke spanningen, waarbij duizenden doden vallen. Economisch wordt het land uitgebuit door hoge belastingen vanuit het keizerrijk, met corrupte tollenaars. Binnen het jodendom ontstaat een stroming die de rust wil herstellen door de Romeinen goedgunstig te zijn, maar er groeit ook een tegenbeweging die verzet wil organiseren. Nee, er is nooit echt rust in de streek. Niemand weet dat Jeruzalem weldra zal vallen en dat de tweede tempel verwoest zal worden.

Geen magie

En daar wordt een jonge vrouw zwanger en een engel vertelt haar dat ze de Zoon van God draagt. God komt niét naar de wereld om op magische wijze in te grijpen en alles zelf te veranderen. Zo werkt God niet. God zet mensen op weg. En dat doet Hij met Liefde, niet met tovenarij. Dat mogen we niet verwachten van Hem, hoewel we dat soms wel doen.

Jezus, de Messias, is Gods eniggeboren Zoon. God laat Jezus op de wereld geboren worden om te verduidelijken wat Hij met zijn Boodschap bedoelt. God wordt een Mens onder de mensen. Er bestaat geen kwetsbaarder manier om de mensen te bereiken dan als pasgeboren Kind. 

Nabij

Zo bevestigt God dat Hij er is voor ons. Zo maakt Hij zijn Naam waar: ‘Ik ben er’. Want Hij is er inderdaad, en dat mogen we iedere Kerst opnieuw vieren: dat God ons niet in de steek laat. Dat Hij vrijgevig is met zijn Liefde, zelfs wanneer wij tekortschieten en twijfelen. En ook wanneer we zijn steun vragen.

Kerstmis is dankbaar vieren dat God er voor ons is en dat Hij ons nabij blijft. God is zo ver gegaan dat Hij zelfs ons bestaan heeft willen delen, kwetsbaar en klein als wij zijn. 

De Kerstnacht verwelkomt alle wonderen in een oogopslag, 

de eeuwigheid in één enkel moment: 

zomer in kille winter, dag in donkere nacht, 

hemel in aarde, God in mens. 

Zo groots is het Kindje, 

wiens geboorte alles bijeenbrengt. 

Kerstmis verheft de aarde tot in de hemel, 

en buigt de hemel tot aan de aarde. 

(vertaald naar theoloog en poëet Richard Crashaw, 1612-1649) 


Ik wens je een zalig Kerstfeest toe!

17 december 2024

De meest gezegende van alle vrouwen (21-22 december 2024)

Maria en Elisabet zijn de dragende figuren in de advent. Ze dragen zelfs letterlijk de twee kinderen die de heilsgeschiedenis, de tijdrekening van God en mens, onomkeerbaar zullen veranderen. Elisabet is zwanger, ondanks haar hoge leeftijd, en uit haar schoot wordt Johannes de Doper geboren. Hij maakt de weg klaar voor de Messias. En we gedenken weldra dat Jezus uit Maria wordt geboren. Hij is de Zoon van God. Maria en Elisabet delen hun vreugde met elkaar. En wij mogen in de advent ten volle delen in hun blijdschap, terwijl we verlangend uitzien naar Kerstmis.

“Van alle vrouwen ben jij de meest gezegende en gezegend is de vrucht in je schoot!”, roept Elisabet uit wanneer haar nicht Maria op bezoek komt in het allereerste hoofdstuk van het Lucasevangelie. (Lucas 1, 42) 

Het is geen toeval dat bij Jezus’ intocht op een ezeltje in Jeruzalem de leerlingen Hem een gelijkaardige uiting van geloof en ontzag toeroepen, vol vreugde: “Gezegend is Hij die komt als koning in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!” (Lucas 19, 38) Dat laatste hebben de engelen aan de herders verkondigd bij Jezus' geboorte. We vinden nog een parallel in het derde laatste vers van het Lucasevangelie, dat als volgt klinkt: “Terwijl Hij hen (de apostelen) zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” (Lucas 24, 51) 

Genade toezeggen

Het is meteen duidelijk in het Lucasevangelie: Jezus is gezegend, uitverkoren, al voordat Hij geboren is. Ook zijn Moeder is gezegend en uitverkoren. Er hangt een sfeer van heiligheid en puurheid over het hoofdstuk. Een adventssfeer.

In het Nieuwe (Tweede) Testament verwijst ‘zegenen’ (‘eulogein’ in het Grieks) naar het toezeggen van Goddelijke genade, naar het toewensen dat de bescherming en voorspraak van de Heer ontvangen mag worden. Letterlijk vertaald is het ‘goed-zeggen’. In de Schrift is Gods spreken nooit louter communiceren, maar werkt het verbindend en relationeel. Deze Godsspraak raakt de mens tot in het diepste van zijn of haar ziel. We kunnen het begrip samenvattend misschien vertalen als ‘genade toezeggen’. 

Het Volk Gods, onderweg in de woestijn, leeft onder de zegen van de Heer en het Verbond dat wordt gesloten langs de tien geboden illustreert deze bijna onpeilbare diepte van Gods voorspraak. Wanneer God je zegent, dan raakt dat de kern van je bestaan. Doorheen het Woord (van God) dat Jezus op de wereld verkondigt, zal trouwens een Nieuw Verbond tussen God en de mensen worden gesloten.

Blij

Het mag ons dus niet verbazen dat Elisabet deze woorden niet met een stil stemmetje uitspreekt. (Lucas 1, 42-45) Nee, ze roept het uit, met luide stem (in het Grieks ‘anefoonèsen’: uitroepen, uitschreeuwen; ‘kraugè megalè’: luide stem): niet bescheiden maar opgetogen, niet bedeesd maar intens blij. Elisabet, die zelf zwanger is en Johannes de Doper zal baren, verkondigt verheugd dat Maria gezegend is, en Jezus, het Kind dat zij zal baren. 

Gelukzalig

We mogen zegen niet verwarren met ‘zaligheid’. In de zaligsprekingen (‘makarioi’ in het Grieks: gelukkig, zalig, gelukzalig) ontvangen mensen een beloning omwille van hun goede en rechtvaardige levenswandel. (Matteüs 5, 2-11) Ze zijn spiritueel welvarend. In oud-Griekse mythologie zijn de zaligen de doden en de goden: zijn allen bereiken een staat van gelukzaligheid. Jezus kent deze gelukzaligheid toe als beloning aan de ‘kleinen’ in de samenleving. Dat zegt Jezus ook na zijn zaligsprekingen. (Matteüs 5, 12) Kort door de bocht kunnen we stellen: een zegen ontvangt men van Godswege als een merkteken op de identiteit, gelukzaligheid is een toestand die men ervaart na goedheid. Er is een nuanceverschil.

Die gelukzaligheid kent ook Maria trouwens, zo zegt Elisabet opgetogen. Ze heeft immers geloofd dat de woorden van God in vervulling zouden gaan. (Lucas 1, 45) Nu is ze verheugd en vol verlangen kijkt ze uit naar de geboorte.

Genade

Weldra begint voor haar een bijzondere tijd. Haar leven zal onomkeerbaar veranderen. Maria is gezegend, ze is vervuld van Gods genade. Let wel: die zegen van Godswege zal haar niet beschermen tegen verdriet. Vervuld zijn van Gods genade betekent niet dat je de hele dag met een glimlach op je gezicht rondloopt. 

Wel is ze op een bijzondere, unieke wijze met God verbonden. De engel bevestigt dit al aan Maria: “Je bent vervuld van genade, de Heer is met je.” (Lucas 1, 28) De tweede uitspraak verklaart de eerste. Ze zal altijd verbonden zijn met God, veel inniger dan wij als gelovige, met ons zoeken en twijfelen, ooit durven te verlangen. Daarom is zij ook een voorbeeld voor elk van ons.

Dat Jezus gezegend is voordat Hij in een schamele stal wordt geboren, maakt ons meteen duidelijk dat Hij de Redder is op wie men heeft gewacht. Hij is de Messias, in Hem mogen wij ons vertrouwen stellen. In Hem zal een Nieuw Verbond worden gesloten. Gelukzalig is ieder die in Hem gelooft en Hem wil volgen: het Volk van God.

Gebed

De uitspraak van de engel Gabriël en de begroeting van Elisabet vormen het eerste deel van het Weesgegroet. De advent zit werkelijk verweven in ons Mariagebed: 

Gegroet Maria, vervuld van genade, 

de Heer is met U.   (Lucas 1, 28)

De meest gezegende bent U van alle vrouwen 

en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.   (Lucas 1, 42)

Heilige Maria, Moeder van God, 

bid voor ons, zondaars, 

nu en in het uur van onze dood. Amen.

10 december 2024

"Wat moeten wij doen?" (14-15 december 2024)

Wij zijn altijd doende. En wanneer we hulp willen bieden, vragen we spontaan: “Wat kan ik doen?” Zo is onze hulp zichtbaar, tastbaar. Als ziekenhuispastor krijg ik soms de vraag: “Wat doe jij eigenlijk?” Dan leg ik uit dat ik vooral aandachtig luister naar patiënten, naar hun levensverhaal, hun zorgen, vragen en twijfels, en soms ook kleine gelukjes. Als begeleider ga ik mee op weg: op hun eigen, hoogst persoonlijke weg. Soms bid ik samen met hen. Ik schenk hun vooral mijn aandacht en aanwezigheid. Soms kijkt men me dan wat vreemd aan, alsof het dondert ergens in de buurt van Keulen. Alsof dat 'niet echt iets doen' is, alsof ik niets wezenlijks bijdraag. Toch is dat zeker wel het geval. Alleen is het moeilijk meetbaar en niet meteen zichtbaar. En dat zijn de (al te) eenvoudige criteria die vaak gehanteerd worden. Johannes de Doper wil een belangrijke transitie op gang brengen. Ook zijn toehoorders weten niet goed wat ze er van moeten denken…

  • Voor de lezingen van Gaudetezondag C: klik hier.

Doen en zijn

“Wat moeten wij doen?”, vragen de mensen aan Johannes de Doper. Ook tollenaars komen met deze vraag naar Johannes, en soldaten. (Lucas 3, 10 en 12 en 14a) Hij geeft telkens antwoord: wees vrijgevig, wees eerlijk, wees tevreden. (Lucas 3, 11 en 13 en 14b) Hij biedt geen aanwijzingen voor allerlei secure rituele of morele handelingen, geen minutieuze manieren om in de gunst van God te komen, zoals de farizeeën zo graag doen. De verandering zit veel dieper en is moeilijker peilbaar.

De vraag wordt door Johannes getransformeerd naar binnen toe: “Wie moet ik zijn?” Niet wat je doet is bepalend, maar wie je wordt: daar gaat het over bij Johannes. Hij pleit voor een totaal nieuwe identiteit, voor een Godsbewust en zelfbewust geloof: puur en oprecht, zonder bijbedoelingen of privileges. Van daaruit zullen de juiste handelingen vanzelf voortkomen. Authentiek handelen vertrekt uit identiteit, niet omgekeerd. Omdat het handelen zichtbaar is, zijn we geneigd om daarop de klemtoon te leggen. Onterecht.

“Wie ben jij?”, vragen de mensen spontaan aan Johannes. “Ben jij de Messias?” (Lucas 3, 15) Johannes kaatst de vraag meteen terug. Het gaat er niet over wie Johannes is, en welke titel hem al dan niet toekomt. De toehoorders horen zich in de eerste plaats af te vragen wie ze zélf zijn, wie ze zelf willen worden in de ogen van God. En daarna verwijst de Doper naar Jezus. Want Hij is de Messias, de Komende.

Nieuw begin

Wie de mensen willen worden, krijgt symbolisch vorm in het doopsel door Johannes. Hij doopt hen met water, wat symbool staat voor een innerlijke wassing en zuivering, een inwendige metamorfose, een nieuwe wijze van in het leven te staan. Dit doopsel wordt weldra bevestigd en omhoog getild door Jezus Christus. Zijn doopsel van vuur en Geest symboliseert de Goddelijke begeestering in dat nieuwe bestaan. Daarom dopen wij nog steeds met water en met Geest. Dat gebeurt in de vorm van zalving: bij het doopsel al, én bevestigend bij het Vormsel.

God is Aanwezigheid: ‘Ik ben er’, noemt God zichzelf. (Exodus 3, 14) Deze nabijheid krijgt bij Christus vorm in het Woord, in de blijde Boodschap, en in zijn lijden, sterven en opstaan. Na zijn aardse verkondiging ontvangen Maria, de apostelen en volgelingen de Geest. De Aanwezigheid wordt een In-wezigheid. God laat ons niet in de steek, Hij blijft bij ons, in ons. De Geest is de bekrachtiging en bestendiging van het Woord, dat de Heer is.

Vreugde en genade

Johannes de Doper deelt met zijn toehoorders een vrij zware boodschap. Dat betekent niet dat volgelingen van Jezus zwaargeestig, moraliserend en pompeus horen te zijn. Wel integendeel. 

De vrucht van bekering tot God is intense vreugde. We mogen ons terecht verheugen en blij zijn om de nabijheid van de Heer doorheen ons leven. (Sefanja 3, 14 en Jesaja 12, 5-6 en Filippenzen 4, 4) Sterker nog: we mogen delen in zijn vreugde en in zijn liefde. (Sefanja 3, 14-17 en Jesaja 12, 3) We worden uitgenodigd om die vreugde in ons hart en in onze gedachten te dragen. (Filippenzen 4, 7) God kent ons, Hij peilt ons hart. Hij weet hoe kwetsbaar we zijn, en hoezeer we hunkeren naar zijn nabijheid en liefde.

Economie

De heilseconomie van God (een begrip dat Edward Schillebeeckx centraal stelde) is een wederzijdse dynamiek van geven en ontvangen. Ze bestaat uit Liefde en dankbaarheid. De Heer verheugt zich in ons geloof en onze goedheid, en wij verheugen ons in zijn genade en nabijheid. Vreugde is een uiting van dankbaarheid, een dus een bevestiging van de Liefde.

Met deze dynamiek in gedachten wordt duidelijk hoe angst een bijzonder slechte en onstabiele voedingsbodem vormt voor een geloofsrelatie met God. Ontzag hebben voor de Heer is elementair. Angst daarentegen is geen constructieve grondhouding. Het doet ons immers verstarren, het beklemt ons en staat ons niet toe om werkelijk ontvankelijk te zijn voor Gods genade. Toch was angst heel lang in de geloofsleer verweven, helaas.

Gaudete

Dankbare vreugde is het vertrekpunt om Jezus onder ons te ontvangen. Het uit zich in tevredenheid, in vrede hebben met ons breekbare bestaan, met ons zijn. Zo leren we onze eigen gebreken kennen, en kunnen we constructief aan de slag gaan met onze gaven.

Gaudetezondag, de derde adventszondag, is een eerste moment van opgewektheid op weg naar het Geboortefeest, een noodzakelijke halte op weg naar een nieuw begin, om ons hart en onze geest klaar te maken voor zijn komst.

04 december 2024

Bescheiden wijzen, vervuld van hoop (7-8 december 2024)

In het leven ontmoeten we soms markante figuren, mensen die een grote indruk op ons nalaten omwille van wie ze zijn en wat ze zeggen en doen. Het zijn authentieke mensen, die we spontaan als geloofwaardig ervaren en die door hun pure en goedbedoelende insteek ons weten te overtuigen. Ze hebben geen titel nodig: gezag wordt hun spontaan toegekend. Johannes de Doper moet zo iemand zijn geweest.

Woestijn

Hij preekt een doopsel van inkeer en vergiffenis in de Jordaanstreek. (Lucas 3, 3) Niet op pleinen, maar in de woestijn, waar hij verblijft, verkondigt hij vol overtuiging van wat komt. Johannes maakt de weg gereed voor Jezus, hij effent de paden voor zijn Boodschap. Johannes is geïnspireerd door God, die zijn Woord tot Johannes richt in de woestijn. (Lucas 3, 2b)

Bij de evangelist Johannes verduidelijkt de Doper wie hij is: niet de Messias, niet Elia, geen profeet, maar de stem die roept in de woestijn wat Jesaja al heeft voorzegd. (Johannes 1, 20-21 en 23) De tijd is aangebroken: Gods belofte langs Jesaja wordt eindelijk waar. Bij Matteüs krijgen we een omschrijving van grote eenvoud: de Doper leeft niet bepaald adellijk. Johannes draagt een ruwe mantel van kameelhaar en een leren gordel en hij voedt zich met sprinkhanen en wilde honing. (Matteüs 3, 4)

Bescheiden en rijk tegelijk

Johannes de Doper is sober in persoon, niet in woorden. Hij leeft van de natuur en laat alles op hem afkomen. Hij staat in het moment en heeft God als zijn leidraad. Het is een puurheid die bewonderenswaardig is, en daardoor ook bijna onnabootsbaar. Zo bescheiden als zijn levensstijl is, zo rijk is zijn overtuiging. 

Hij wijst vooruit, in de stijl van de profeten. Hij wijst naar God die op aarde komt om de Boodschap te verkondigen. Hoewel Jezus zijn achterneef is - zijn moeder Elisabet en Jezus' moeder Maria zijn nichten - beschouwt de Doper zich onwaardig om Jezus' sandalen voor Hem te dragen. (Lucas 1, 36 - Matteüs 3, 11b)

Voorbeeld

Johannes de Doper mag ons inspireren op weg naar Kerstmis. In deze tijd van hoop en verlangen is Johannes degene die ons vooruitkijken onder woorden kan brengen. Zijn verkondiging is rechttoe rechtaan, zonder tierlantijntjes. Hij wijst vooral op geen enkel moment naar zichzelf. Zijn bestaanswijze illustreert de profetische taak die hij van Godswege heeft gekregen. 

Met Johannes neemt het verlangen toe om de Messias te mogen verwelkomen op aarde. Laat ons met een vurig verlangen uitkijken naar het Geboortefeest van de Heer en laat ons verlangen aanstekelijk zijn! Laten wij ongecompliceerd voorleven hoe inspirerend en hartverwarmend de hoop op God wel is.

26 november 2024

Verwachting ver weg van het ego (30 november-1 december 2024)

De advent is eigenlijk een harmonisch, tweestemmig verlangen. De bovenstem, die goed herkenbaar is en vlot wordt opgepikt, bezingt het verlangen naar het Geboortefeest van Jezus. De tweede stem is moeilijker te ontrafelen. Ze ondersteunt het verlangen naar Kerstmis, maar brengt vooral ook een diepere dimensie binnen. De advent reikt immers zoveel verder dan het niveau van de aftelkalender die met chocoladefiguurtjes is gevuld. Al is zo'n kalender natuurlijk wel de moeite waard, en smakelijk...

  • Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
  • Voor de lezingenkalender van deze advent: klik hier.

Eschatologie

Jezus brengt ons deze eerste adventszondag meteen naar dit diepere niveau in de advent, namelijk het verlangen naar de uiteindelijke terugkomst van de Heer. De eschatologie is de theologische studie van de eindtijd (in het Grieks betekent 'ta eschata' de laatste dingen). Het betreft een uiterst complexe materie, die in Jezus’ verkondiging en bij de grote profeten niettemin duidelijk aanwezig is. We kunnen het onderwerp dus niet zomaar parkeren wegens 'te moeilijk'. Zeker niet in de advent. 

In onze tijden is het magische karakter van het Christendom over het algemeen tot meer aanvaardbare proporties herleid. Er was soms te veel tovenarij in onze theologische beelden en in de volksreligie geslopen. Mensen verwachtten soms de dag van gramschap en beven met grote angst. De eschatologie is niet gebaat bij rijke, angstwekkende beelden. Daar ligt immers niet de kern van de boodschap. Dan is de focus verkeerd ingesteld.

Magie

De magische beelden liggen inderdaad voor het rapen in de Schrift, maar ze vragen om een symbolisch inzicht. Een profetie is geen natuurdocumentaire. Wie beweert de Schrift voor zich te laten spreken, loopt het gevaar te vervallen in een ‘vlakke’ lezing, die voorbijgaat aan de diepte van de woorden en verhalen, en dus aan de inhoud zelf. Zeker omdat er qua verhaalvormen en symboliek 20 eeuwen liggen tussen Jezus’ woorden en ons begrip van taal, symboliek en vertelvormen. 

Wanneer Jezus dus spreekt over tekenen aan de hemel en op de aarde, hoeven we niet in elke storm en in elk hevig onweer tekenen van de wederkomst te herkennen. (Lucas 21, 25-26) Er zijn christelijke contreien waar dat gedachtengoed wel telkens wordt aangegrepen. Dat is jammer. De beelden willen immers vooral een theatrale inleiding zijn om onze aandacht aan te scherpen voor een belangrijk, niet te onderschatten onderwerp, dat ons in grote mate overstijgt. Essentieel is wat ernà komt.

Ego

Er huist een gretigheid in het ongedurig en herhaald verlangen van mensen die overal tekenen in zien dat de eindtijd nabij is. De wil om de tekenen persoonlijk te herkennen en de gevolgen te willen ervaren, is eigenlijk het etaleren van vermeende ware godsvrucht. Er schuilt een onversneden egocentrisme in, namelijk het gevoel belangrijk genoeg te zijn om de eindtijd te moeten meemaken. In dit denkpatroon wordt Gods wil merkwaardig genoeg bijkomstig, hoewel dat juist de belangrijkste insteek zou moeten zijn. Het vertrekpunt hoort dus het Woord te zijn, dat God is (Johannes 1), en niet ons menselijk verlangen. Daar ligt een essentiële interpretatiesleutel voor eschatologie: alles begint en eindigt met God. Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar zijn woorden nooit (Lucas 21, 33)

Jezus spoort ons niet aan om de eindtijd naar ons toe te trekken, maar om juist geduldig en waakzaam te zijn. (Lucas 21, 36a) Ziedaar een tweede belangrijke sleutel om te tweede stem in de adventstijd goed te herkennen. Wanneer de tijd rustig verder tikt, lopen we immers het risico om te verdwalen in tijdrovende bijkomstigheden, de zaken die er niet toe doen in de visie van Jezus en van zijn volgelingen. 

Verleiding

Want ons hart kan inderdaad afstompen door de roes van afleidende en amusante bezigheden. (Lucas 21, 34a) De essentie van het leven zit niet in een smartphone of groot scherm vervat. Advent gaat niet over knipperende lichtjes en dure geschenken uitzoeken. Onze samenleving tracht ons ego voortdurend te raken en ons te verleiden om dronken te worden van plezier en genot. Deze gewaarwordingen zijn echter zo vluchtig. Het is de cyclus van de commercie, die eigenlijk een kringloop is van verzadiging, teleurstelling en vernieuwde nood...

Op zich is er niets verkeerd met verstrooiing en amusement, maar ze mogen geen doel op zich worden. Ze kunnen een aangenaam zijn ter ontspanning, maar mogen niet in de weg staan om de diepte in ons bestaan te zoeken. Ook de kleine, alledaagse zorgen van het dagelijks leven hoeven we niet uit te vergroten zodat er geen ruimte meer blijft om de zin in ons bestaan te blijven zoeken. (Lucas 21, 34b)

Waakzaam

Jezus geeft ons goede raad: wees waakzaam en bid om kracht. (Lucas 21, 36) Sta bewust in het leven: zelfbewust en Godsbewust. Laat je niet in slaap wiegen door modetrends en gewoonten. Denk na, zoek naar de essentie en blijf in gesprek met de Heer. Leg dààr je vertrouwen: bij de Heer, die je in zijn genade wijsheid schenkt. Ga niet te rade bij allerlei praatjesmakers.

Laat je vervullen door de harmonie van de advent. Verlang naar de Heer, die met Kerstmis opnieuw geboren wordt in ons hart. Verlang naar de Heer, die ooit terugkomt. God weet wanneer…

20 november 2024

Een koning die op een mens geleek (23-24 november 2024)


een Koning die op een mens geleek

geen zoekende twijfelaar zoals wij

geen overmoedige roepstem

maar de Zoon van God

eeuwig en toch zo kwetsbaar

hemels en aards tegelijk


een Koning die op God geleek

zo kwam Jezus op de aarde

diezelfde aarde waarop wij leven

waar we eens werden geboren

en eens van zullen heengaan

Hij heeft ons bestaan gedeeld


een Koning die op een mens geleek

verkondigde de Liefde die God is

en de komst van zijn Rijk

dat nu al zijn aanvang kent

zijn Naam is heilig als God zelf

als zijn hemelse Vader


heiligheid is 

zijn meest kostbare bezit

de Koning behoeft 

geen kroon 


Naar: Daniel 7, 13 - Psalm 93, 5 - Apokalyps 1, 5 - Johannes 18, 36-37

13 november 2024

Er is iets op komst (16-17 november 2024)

Er staat iets te gebeuren. Het liturgisch jaar loopt ten einde. Volgende week vieren we Jezus Christus als de Koning van het heelal. Hoger en breder kunnen we Hem niet betitelen. Zijn koningschap is niet van deze wereld. Hij is naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, maar Hij is niet van deze wereld. (Johannes 18, 36-37) Zijn Woord is eeuwig, overstijgt het aardse. Er komt iets, dat geeft Jezus ons duidelijk mee. We nemen die gedachte ook mee in de komende advent, waarin we niet alleen verlangend uitzien naar een Kindje dat geboren wordt, maar ook naar de ultieme komst van Jezus en zijn Rijk.

Beeldspraak

Jezus spreekt in bijzonder expressieve beelden over zijn wederkomst. Eschatologie, de theologische tak die de deze thematiek bestudeert, is complex. Er zit alleszins een geruststellende gedachte in zijn aankondiging: Hij laat ons niet verweesd achter na zijn dood. We blijven niet voor eeuwig en altijd vruchteloos verlangen. "In de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister." (Marcus 13, 24-26) 

Een letterlijke lezing zou het ons gemakkelijk kunnen maken, maar we weten dat Jezus in beelden uitleg geeft wanneer Hij over het Rijk Gods spreekt. Wie zit te wachten tot een Man op een wolk verschijnt, heeft de boodschap wellicht niet goed begrepen. Denken we daarbij aan wat de legendarische 'paster van Mannekensveer' bij monde van Willy Lustenhouwer zo majestueus van op de preekstoel verkondigde (voor het fragment: klik hier). Nee, Jezus zit op een heel andere golflengte.

Hoop

We mogen alvast zonder aarzeling de gedachte meenemen dat ons na tegenslag, angst en verdriet een nieuw begin wacht. De blijde Boodschap heet niet voor niets 'blij'. Het licht van de hoop dat in de decembermaand weer zal groeien met de adventsdagen, typeert ons geloof. Jezus biedt ons wijsheid en hoop. De beide horen bijeen. Dat hebben we met Pasen ook gevierd: dat verdriet en teleurstelling niet het laatste woord krijgen. Het blijkt ook duidelijk uit de evangeliepassage die we deze zondag onder de loep nemen. 

In deze laatste 'gewone' zondag door het jaar komt de hoop nog één keer op de voorgrond, opdat we het niet zouden vergeten. Het bereidt ons alvast voor op de advent, die over veertien dagen aanvangt. Het verwijst ons terug naar Goede Vrijdag en Pasen in het liturgisch jaar. Jezus spreekt van aan de andere zijde van dit dieptepunt en hoogtepunt in dit fragment: het is voor Hem nog komende.

Waakzaam

"Wees waakzaam", geeft Jezus zijn volgelingen nog mee in de verzen die net buiten het evangelie van deze zondag vallen. (Marcus 13, 33) Ze mogen zeker niet indommelen, wat ze straks overigens wel doen - amper een hoofdstuk verderop - in de Hof van Olijven. (Marcus 14, 32-42) Het contrast is groot tussen waar Jezus duidelijk voor waarschuwt en wat de leerlingen ermee doen. Ook voor ons hoort die merkwaardige opeenvolging een duidelijk signaal te zijn. 

De volgelingen mogen zich ook geen blaasjes laten wijsmaken. Ze moeten in de wijsheid blijven en hopen op de Heer. Hij waarschuwt ons voor de 'valse profeten' in het fragment dat de evangelieverzen net vooraf gaat. (Marcus 13, 22) Dat kunnen mensen zijn die zich opwerpen als redders van de wereld, maar evengoed afleidende en afstompende middelen. Geld bijvoorbeeld, of werk en drukte, of idolen, of plat amusement. Niets daarvan is op zich een probleem, maar wanneer we er in gaan schuilen of wonen, letterlijk ons 'heil' erin zoeken, dan zijn we ver weg van de wijsheid.

Deze inspirerende woorden krijgen we mee, vlak vóór het feest van Christus Koning. Vlak voor de advent. Laten we zelfbewust in het leven staan, en evenzeer bewust van de Boodschap van Christus. Laten we hoopvolle mensen zijn, ook wanneer ons verdriet wordt gedaan. Want ook in onze tranen is Hij aanwezig. Juist daar: als baken van hoop.

06 november 2024

Denk en voel vanuit je hart (9-10 november 2024)

Niet alle Schriftgeleerden voelen zich bedreigd door Jezus’ Boodschap. In het evangelie ontmoeten we een man met een open geest, die aandachtig naar Jezus luistert en een kernachtige vraag durft te stellen. Hoe hij inpikt op Jezus’ antwoord, maakt het gesprek heel bijzonder. Jezus krijgt de gelegenheid om tot de kern van de blijde Boodschap te komen: een aanleiding om onze oren te spitsen.

  • Voor de lezingen van vorige zondag: klik hier.
  • Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.

Catechismuskaliber

De evangelielezingen van vorige week en deze week horen bij elkaar. Afgelopen zondag hoorden we dat een Schriftgeleerde van opzij luistert naar wat Jezus zegt. Hij stapt naar Jezus toe en stelt Hem een vraag van een stevig catechismuskaliber: Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod? (Marcus 12, 28c) 

Is het een strikvraag? Wil hij Jezus op de proef stellen zoals veel van zijn collega’s? De evangelist geeft aan dat het niet het geval is. De Schriftgeleerde merkt dat Jezus correcte antwoorden heeft gegeven aan enkele Sadduceeën die vragen stelden, hoewel zijn hem wél opzettelijk uitdaagden. (Marcus 12, 28b) 

Dubbelgebod

Jezus antwoordt stellig: Het voornaamste is: ‘Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.’ En daarna komt dit: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.” (Marcus 12, 29-31) Zijn samenvatting noemen wij het dubbelgebod van de Liefde. (Deuteronomium 6, 5 en Leviticus 19, 18) Wie aandachtig leest, merkt meteen dat Jezus zich niet laat inperken tot wat de Schriftgeleerde vraagt. God past  niet in één gebod.

De Schriftgeleerde, die geen naam krijgt, antwoordt: “Inderdaad, Meester, wat U zegt is waar.” (Marcus 12, 32b) Dat is meteen duidelijke taal. Een naam kennen we niet van de Schriftgeleerde, wel vernemen we dat hij verstandig is en niet ver weg is van het Rijk Gods. Daarna zegt niemand nog iets: een krachtige, inspirerende stilte nadat alles is gezegd.

Dichtbij

Jezus lijkt hier aan te geven dat we het Rijk Gods kunnen naderen: dat we door juiste daden en gedachten, die in de lijn van Gods Boodschap liggen, toenadering kunnen zoeken tot het Rijk Gods. De verstandige Schriftgeleerde is er niet ver vandaan (‘oe makran’ in het Grieks: niet ver). Jezus geeft hem en de toehoorders hier mee dat je met een gelovige levenswandel nadert tot het Rijk Gods, hier op aarde. Het Rijk Gods is naderbij dan we soms denken, zo blijkt.

Pas op

Vervolgens, in het evangelie van deze zondag, stelt Jezus het contrast scherp tussen de verstandige Schriftgeleerde van zonet en bepaalde van zijn collega’s en andere religieuze vooraanstaanden die een veel te groot zelfbeeld hebben: “Pas op voor de Schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.” (Marcus 12, 38-40) 

Jezus heeft het niet op holle uiterlijkheden, op inhoudsloos gedoe. In God geloven is geen gemakkelijke weg ten hemel, en evenmin een investering voor het ego hier op aarde. God laat zich niet voor ambitieuze karren spannen. 

God, de ander en ik

Wat is dan een goede grondhouding? Hier klinkt een poging: denken en voelen, spreken en handelen (of: geloven en leven) vanuit het hart, dat liefdevol naar God gericht is, en van daaruit je naasten liefhebben en jezelf respecteren. Dat laatste uit zich nooit in overcompensatie: zelfzucht, heerszucht en eerzucht staan immers haaks op zelfrespect. Het zijn verkeerde reacties die vertrekken vanuit een verstoord zelfbeeld. 

Wie zelfbewust in Gods Boodschap gaat staan, mag zich gesterkt en gesteund weten door God. Alleen wie zichzelf liefheeft, kan ook een ander liefhebben. Jezus verkondigt geen zelfverachting. Dat is een misvatting die al te vaak in een christelijke discours binnensluipt. Hij draagt ons op om evenwichtig in onszelf te staan - we zijn immers door God geschapen - en van daaruit onze naasten te helpen. 

Ruimer dan ethiek

Deze passage wordt vaak gelezen als een ethisch verhaal. Sinds het modernisme hebben we in de Kerk de gewoonte ontwikkeld om vanuit een ethisch perspectief te lezen en te verkondigen. Dat is concreter en duidelijker. Het is vooral tastbaar. God liefhebben is echter niet in te perken tot het tastbare.

Het dubbelgebod van de Liefde is niet louter een ethische uitspraak: ‘doe goed voor anderen, dan doe je goed voor God. In eerste instantie is dit een spirituele omschrijving. In het dubbelgebod van de liefde staan niet onze handen en voeten centraal, maar ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht. We mogen de allesomvattende Liefde niet herleiden tot een gewetenskwestie: ze is zoveel ruimer. Het Rijk Gods is geen beloning voor flinke jongens en meisjes. Dat is een pijnlijke simplificatie.

In de eerste plaats nadert een christen het Rijk Gods door een intense, dankbare, doorleefde spiritualiteit, vanuit een diepe dialoog met God en van daaruit met zichzelf en met anderen. Die spiritualiteit zal zich uiteraard uiten in ethisch handelen, maar er zit zoveel méér gebundeld in het dubbelgebod van de Liefde. Misschien is deze gedachte wel wat bezinningstijd waard.

28 oktober 2024

Allerzielen (2 november 2024)


een blad is neergedwarreld

losgetrokken door de wind

gevallen in een regenplas

     gedragen door het water

     wiegt het nu op haar ritme

 

lang geleden ontsproot het

aan een tengere tak

tussen geurende bloesems

     het groeide dartel in de zon

     gelaafd door grillen en buien

 

het weer is kil en guur 

de dagen krimpen ineen

de zomer komt niet terug

     eindeloos leken de dagen

     maar alles heeft zijn tijd

 

een neergedwarreld blad

gedragen door het water

geelbruin door de tijd

is traagzaam tijdloos geworden

 

     maar ik zie het groene blad

     dat ik blij heb bewonderd

     dat beschutting bood

     onder de hoogste zon 

27 oktober 2024

Allerheiligen (1 november 2024)

Allerheiligen raakt sinds jaar en dag bedolven door Allerzielen. 1 november is een vrije dag, dan bezoeken we de graven. Daardoor is het tweeluik niet helemaal correct verdeeld in tijd en in aandacht. Halloween in haar commerciële en populaire vorm, zorgt voor een extra overschaduwing. Allerheiligen en Allerzielen horen bijeen. Dat wordt al duidelijk gemaakt op Allerheiligen. 'De zaligsprekingen' vestigen onze aandacht op het hoogste ideaal en de genade. Het feit dat we alle voortrekkers in het geloof samen vieren daarbij, versterkt het inspirerende karakter. Allerzielen verbindt ons daarna met wie van ons is heengegaan en doet ons nadenken over het gemis en hoe zij ons blijven inspireren.

Kwestie van klemtoon
De zaligsprekingen worden soms bestempeld als een zoete tekst om de kleinen klein te houden. Onterecht, want Jezus zegt niet: “Ben je nederig van hart? Prijs je gelukkig!” Hij zegt niet: “Goed dat er op je neergekeken wordt. Zit je tijd hier rustig uit, je loon wacht in de hemel.” Hier is een revolutionaire Jezus aan het woord. Niet met geweld maar met zegen sticht Hij een nieuwe wereld. Dat is wat profeten doen. En Jezus is méér dan een profeet: Hij is de Zoon van God. Jezus kiest zijn woorden.

Hij zegt: “Gelùkkig mogen de nederigen van hart zich prijzen.” (Matteüs 5, 3a) De klemtoon ligt op ‘gelukkig’, dat helemaal vooraan in de zin wordt gezet, niet op ‘nederigen’. Want daar bevindt zich het onrecht: in het feit dat zij zich nu vaak ongelukkig voelen, niet gehoord, niet gewaardeerd. Er wordt namelijk neergekeken op de mensen die Jezus vernoemt. Ze staan niet centraal in de samenleving, maar ergens opzij. Andere mensen eisen de aandacht op. 

We zijn vatbaar voor succesverhalen en voor leiders met een hoek af. Vreemd genoeg spreekt dat mensen aan. Macht, prestatie en sensatie staan ook nu centraal. Daar horen we naar op te kijken, althans: die indruk wordt gewekt. En dàt vindt Jezus onterecht, in die mate zelfs dat hij het Koninkrijk van God gunt aan hen die nu onterecht benadeeld worden, ten nadele van wie hen vernederen en bespotten of met hen meeheulen. De zaligsprekingen gaan vooral over diegenen die niét vernoemd worden door Jezus in zijn opsomming, en die geen zegen en geluk gegund worden door Hem.
Wel en niet
Nederigen van hart zullen het Koninkrijk van zijn Vader binnengaan, niet de roeptoeters. De treurenden zullen er troost vinden, hardvochtigen niet. Aan de zachtmoedigen behoort de aarde, niet aan de machtswellustelingen. Wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid zullen haar vinden in overvloed, wie in een ivoren toren van rijkdom en zelfzucht leven niet. Barmhartigen zullen barmhartigheid ervaren, zelfgenoegzamen zullen zelfgenoegzaamheid ontmoeten. Wie zuiver zijn van hart zullen God zien, van aanschijn tot Aanschijn. Niet de oneerlijken, zij blijven in het ongewisse. De vredestichters worden kinderen van God, wie prat gaat op eigenbelang en macht heeft genoeg aan zichzelf. Wie vervolgd wordt, bespot of valselijk beschuldigd, hoeft zich niet op te sluiten in verdriet en teleurstelling, want het Gods Rijk is voor hén bedoeld. Voor hen, en niet voor wie hen kwaad doen. (Matteüs 5, 2-11) 
Streng
Daar gaan de zaligsprekingen over: zij die ten koste van anderen groot aanzien genieten - en soms zelfs opeisen - in de samenleving: ze hebben Jezus niet aan hun zijde. En dat is hard, zeker in het groter geheel van wat Jezus verkondigt. Hij stelt hier belangrijke grenzen, die juist gebaseerd zijn op de het dubbelgebod van de Liefde. Wie God niet liefheeft en zijn naaste als zichzelf, die sluit zichzelf buiten. (Matteüs 22, 34-40)

In die zin is het niet Jezus die hard en streng is, maar de Boodschap zelf. Hij straft ook niet actief, Hij ontzegt hen genade. Allerheiligen wijst ons op het hoogste goed en geeft ons daarna de keuze. En die kan niet beperkt worden tot een morele kwestie. Het gaat niet alleen over handelen, het is een kwestie van levensbeschouwing, van hoe je in het leven staat. 

Wanneer Johannes de Doper de komst van de Heiland aankondigt, geeft hij de mensen een duidelijke opdrachtBreng vruchten voort die tonen dat je tot inkeer gekomen bent. (Matteüs 3, 8) Die aankondiging krijgt in Jezus bergrede heel concreet vorm. Wanneer we tot inkeer komen, kunnen ons voelen, ons denken, ons spreken én ons handelen getransformeerd worden. Laten wij dat toe? Of vergt het teveel van onszelf?

Stof tot nadenken...

22 oktober 2024

'Ik zie het (niet)' (26-27 oktober 2024)

Bartimeüs, de zoon van Timeüs, ziet het niet. Hij ziet niet hoe de Heer door Jericho trekt, gevolgd door een menigte en met hen zijn weg naar Jeruzalem verderzet. Maar hij gelooft en is vastberaden om de Heer te ontmoeten. Al ziet hij niet, hij gelooft. Bartimeüs vestigt zijn vertrouwen op de Heer en roept tot Hem om ontferming. Een nieuwe wereld gaat voor hem open.

Over Timeüs, de vader van de blinde man, weten we niets. Misschien is zijn naam eerder symbolisch gekozen. Misschien kreeg Timeüs, omdat hij onrein was (in het Hebreeuws betekent ‘tema’: onrein), een blinde zoon. Hoe dan ook, Bartimeüs is een paria: hij heeft zelfs geen eigen voornaam gekregen in het verhaal. Hij blijft voor ons de zoon van Timeüs, meer niet. De man wordt opzij geschoven in de samenleving, hij telt niet mee en leeft in de marge. Hij zit zelfs letterlijk aan de kant van de weg. Zijn leven is geen stuiver waard.

Horen

Maar die blinde Bartimeüs ziet een kans op genezing. Na een leven van tegenspoed gelooft hij in een nieuw begin. Hij wil kunnen zien. Daarom roept hij van aan de kant van de weg naar Jezus, tot tweemaal toe zelfs: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” (Marcus 10, 47b en 48b) Hij heeft namelijk gehoord dat Jezus op dat moment langsloopt. 

De mensen snauwen hem toe dat hij moet zwijgen, want hij verstoort dit heuglijke moment. (Marcus 10, 48a) Het lijkt wel een parade veel van de mensen, een feestelijke doortocht. De man aan de kant stoort de feestvreugde. Het houdt Bartimeüs niet tegen. Gelijk heeft hij: Jezus hoort hem.

Verhoren

Jezus hoort de roepstem van Bartimeüs en vraagt om de man dichterbij te laten komen. (Marcus 10, 49a) De mensen om de blinde man heen, merken dat Jezus aandacht heeft voor hem. Nu moedigen ze hem aan: “Houd moed. Sta op, Hij roept je!” (Marcus 10, 49b) Het is vreemd dat de mensen hem eerst het zwijgen oplegden, nu plots enthousiast worden. Hoort het voor hen bij de leuke vertoning? Voor Bartimeüs is het ernst, voor Jezus ook trouwens.

Jezus stelt Bartimeüs een vraag: “Wat wil je dat Ik doe?” Dat is op zich best merkwaardig. De man die Jezus om hulp heeft geroepen, ontvangt een ontvankelijk antwoord. Bartimeüs spreekt Jezus voor de derde keer aan en zegt: “Raboeni, maak dat ik kan zien.” Jezus hoort niet alleen de smeekbede, hij verhoort zijn gebed ook. En zo krijgt Bartimeüs het zicht terug en sluit zich aan bij de volgelingen Jezus. (Marcus 10, 51b-52)

Niet zien en toch geloven

Hoe uitzichtloos het leven ook kan lijken in de duisternis, zoals Bartimeüs die goed heeft gekend, Jezus brengt hoop en Licht. Hoe moeilijk het ook kan zijn om tot God te bidden, Hij zal ons horen. Hij zal geven in zijn wijsheid, die ons ver te boven gaat. We krijgen dus niet altijd wat de vragen, maar wél wat we nodig hebben. Bartimeüs wordt tegengehouden om Jezus te aanroepen, maar hij houdt vol. Zijn geloof is sterk. Hij hoopt op een nieuw begin en zijn verlangen wordt werkelijkheid.

Zo is Bartimeüs zowat de antipode van de apostel Tomas. Bartimeüs ziet Jezus niet, maar hij gelooft meteen dat Hij de Heer is. Tomas ziet de Heer na zijn dood ook niet en gelooft daarom niét dat Hij als Verrezene in Tomas afwezigheid onder de leerlingen is verschenen. Hij ziet het niet en gelooft het dus ook niet. (Johannes 20, 24-29) De apostel leert een essentiële geloofsles: we kunnen voor ons geloof niet steunen op ons zicht. Ook wij gaan de uitdaging aan van te geloven zonder te zien.

Dankbaarheid

De dankbaarheid van Bartimeüs is bijzonder groot. Onze dankbaarheid moet eigenlijk even belangrijk zijn als ons vragen. In psalm 126 wordt vreugdevol gezongen: “Grote dingen heeft de Heer voor ons verricht, daarom zijn we vol vreugde.” (Psalm 126, 3)

In grote eenvoud wordt de dankbaarheid onder woorden gebracht. Dankbaarheid is niet af te meten aan de grootsheid van onze woorden maar met de houding in ons hart. Die dankbaarheid is het antwoord op Gods gave van Liefde. Hij verhoort ons gebed. “Wie in tranen zaait, zal oogsten met gejuich.” (Psalm 126, 5)

Juichen

Ook wanneer wij vragen om ontferming, hoort God ons. Vooral wanneer wij denken dat niemand ons nog hoort, neigt God zijn oor naar ons bidden. Ook wij ontmoeten steeds een ontvankelijke God. Hij is er, dat is zijn Naam: “Ik zal er zijn.” (Exodus 3, 14) Dat geeft de Zoon van God ook vorm op weg van Jericho naar Jeruzalem. Ook in onze dagen en op onze wegen treffen we God aan: in de handen van zorgende naasten, in het luisterend oor van iemand die je waardeert, in het gebed dat we tot God richten en dat wordt verhoord. Ook onze ogen worden geopend voor onze blindheid.

Bartimeüs is blij dat hij kan zien, dat zijn ogen geopend zijn door Jezus. Daarom volgt hij de Heer. In Jeruzalem aangekomen, juicht hij dankbaar en vol bewondering mee bij de intocht van Jezus: “Hosanna! Gezegend is Hij die komt in de Naam van de Heer.” (Marcus 11, 9b) Zijn tranen zijn uitgewist. Laten ook wij blij zijn en juichen om de goedheid en genade van de Heer!

15 oktober 2024

Klein is het nieuwe groot (19-20 oktober 2024)

Klein is het nieuwe groot bij Jezus. Uitblinken doe je niet met macht en aanzien, maar juist met dienstbaarheid en naastenliefde. Het is overigens niet de bedoeling om de overdreven ijver te kopiëren die verbonden is met het wereldse streven. Kleinheid hoeft niet op te vallen voor de ogen van de mensen. God, die het verborgene ziet, zal mee geloofd worden langs de goede daden die je stelt. De voetwassing is een symboolhandeling bij uitstek geweest van Jezus om te beklemtonen dat geloven niets te maken heeft met macht en aanzien. Vijfhonderd jaar geleden schilderde Benvenuto Tisi dat tafereel met veel oog voor symboliek.

Mystieke manieren

Wanneer Benvenuto Tisi 500 jaar geleden de voetwassing van de apostelen door Jezus in een schilderij verhaalt, brengt hij de dienstbaarheid op quasi mystieke wijze in beeld. “Jezus wast de voeten van de leerlingen” is een werk in olieverf op paneel. De schilder wordt ook Il Garofalo genoemd ('garofano' is het Italiaanse woord voor de anjer), omdat hij vaak werken signeert met een anjer. In de laatrenaissance schildert hij ergens tussen 1520 en 1525 dit maniëristische werk.

Deze stroming wil het karakter, de eigenheid van mensen in beeld brengen, voorbij de nauwkeurigheid van afmetingen. Inspiratie daartoe wordt onder meer gehaald bij Michelangelo en Rafael. Overal is beweging en roering aanwezig, in die mate zelfs dat de lichamen, ruimten en perspectieven bij momenten irrealistisch overkomen. De voorkeur bij het afbeelden van mensen gaat naar bewegende houdingen die niet binnen geometrische cirkels gevangen kunnen worden. De mens is zoveel meer dan afmetingen: deze stroming wil gratie en elegantie uitbeelden, maar ook nonchalance en eigenheid.


© 2024, National Gallery of Art (Washington DC, Verenigde Staten van Amerika)


Kijken

Schilderkunst vraagt om ernaar te kijken, om de uitbeelding te aanschouwen. Wanneer we het werk bekijken, vallen meteen de helle kleuren op. Ze zijn weliswaar beperkt in aantal. Typerend is de egaalheid en puurheid van de kleuren: licht en donker hebben zo min mogelijk contrastinvloed. Bijzonder groot is het werk niet: het meet slechts 36 bij 52 cm.

We zien Jezus en zijn twaalf apostelen. Zij worden afgebeeld als een heel diverse groep wat leeftijd en uiterlijk betreft. Allen hebben ze een vage, fijne gouden stralenkrans, op één na: Judas, die rechtsonder is afgebeeld. Jezus heeft blond krulhaar tot op zijn schouders en een puntige baard. Hij draag een rode mantel: weldra wordt Hij martelaar. Daaronder zien we een wit gewaad dat zijn zuiverheid uitbeeldt.

Dynamiek

Jezus houdt het been van Petrus vast en wast zijn voet in een goudkleurige waskom. Het water stroomt terug in de stijlvolle kom alsof het een doopsel betrof. In hoogte is Jezus hier als de laagste afgebeeld, neergezeten op de grond. Daardoor is Hij de kleinste, de Dienaar. Petrus moet naar beneden kijken om Jezus te zien, en hij kijkt hem vol verbazing aan. Hij houdt zijn hand op de borst: wat hij ziet, gaat hem ter harte. 

De andere leerlingen, die Jezus en Petrus omringen, weerspiegelen een scala aan emoties, van ontzag tot reflectie. Ze benadrukken de impact van Jezus' voorbeeldhandeling. Er is een intense dynamiek in de compositie van de leerlingen aanwezig.

Ruimte

Jezus en de leerlingen nemen niet het hele werk in. Er is vrije ruimte onderaan op de bleke vloer. De kleur wordt overgenomen op de zitbanken. Er is een openheid die de toeschouwer lijkt te verwelkomen, alsof men kan binnenstappen tot in de kern van het werk, tot bij Jezus en Petrus. Bovenaan zien we een perkamentwit gebouw waarvan de pilaren wijzen naar de hemel. We zien slechts de basis van de gevel, dicht bij de grond, zoals het Rijk Gods een begin maakt hier op aarde, maar reikt tot in de hemel.

Symbool

Allen hebben de leerlingen een bleke huid, die van Jezus is het bleekst van al. Ze zijn puur en rein, niet beïnvloed door het kwaad. Het been van Petrus hoeft duidelijk niet gewassen te worden: het is smetteloos. Toch wast Jezus de voet als symboolhandeling, om een voorbeeld te stellen. 

De leerlingen kunnen niet anders dan neerkijken op Jezus. Het lijkt ongepast, maar daarin ligt juist de diepste boodschap van Jezus: wie de grootste wil zijn, moet dienaar van allen zijn. De Mensenzoon is gekomen om te dienen en niet op gediend te worden, en die ingesteldheid geldt ook voor zijn volgelingen. De essentie van het leven ligt niet in prestige, maar in heel concrete naastenliefde. Dat Petrus dit aan den lijve moet ervaren, is geen toeval. Op hem wil Jezus zijn Kerk bouwen. De schilder wil in een beweeglijke eenvoud het verhaal uitbeelden van de voetwassing, als inspiratiebron voor ons geloof. 

Benvenuto Tisi (1481-1559) bereikte weliswaar een hoge leeftijd, maar was de laatste 9 jaren van zijn leven blind. Voor de beeldend kunstenaar moet dat een pijnlijke oefening in nederigheid zijn geweest.

10 oktober 2024

Geld en geloof, theorie en praktijk (12-13 oktober 2024)

Een man komt bij Jezus. Hij is rijk en gedraagt zich voorbeeldig. Op aarde heeft hij alles voor elkaar. De hemel, daar heeft hij nog geen zekerheid over. Daarom gaat hij te rade bij Jezus. Het antwoord dat hij krijgt, is echter niet wat hij had verwacht. Zekerheid is relatief en biedt paradoxaal genoeg geen perspectief op de toekomst voorbij de horizon.

De man noemt Jezus ‘goede Meester’. Is hij gewoon om zich een hoge plaats op de sociale ladder toe te eigenen? Spreekt hij Jezus aan vanuit een adellijke hoogte? Wil hij aanspraak maken op privileges door God goedgunstig te stemmen via Jezus, waarbij Jezus slechts een middel is? Wellicht wel, want Jezus lijkt aanstoot te nemen. “Waarom noem je Mij goed?”, vraagt Hij onmiddellijk. (Marcus 10, 17-18)

Voorbeeldig, of toch niet?

De man mag met trots verwijzen naar een voorbeeldige persoonlijke levenswandel: er zit geen smet op zijn blazoen. De geboden onderhoudt hij getrouw. Nu wil hij van Jezus graag weten hoe hij het eeuwig leven kan verwerven. 

Jezus bespeurt echter meteen een pijnlijk tekort, en het betreft geen bijkomstigheid: de man mag zich vormelijk dan wel correct gedragen, maar het ontbreekt hem aan persoonlijk engagement. Wat hij doet, onderschrijft hij niet met hoe hij in het leven staat, in zijn zijnswijze. Daarom legt Jezus meteen de vinger op de wonde: “Ga alles verkopen wat je hebt, kom daarna terug en volg Mij.” Daarbij vertrekt Jezus niet uit ergernis, maar juist uit oprechte liefde. (Marcus 10, 21) 

Verlenging van zekerheid

Nu de man het gemaakt heeft hier op aarde, wil hij klaarblijkelijk zekerheid voor de eeuwigheid. Zo werkt het niet bij Jezus. Wat wil de man opgeven voor een gelukzalige eeuwigheid bij de hemelse Vader? In hoeverre is hij bereid om zich aan te passen aan de Boodschap?

Kan hij de zekerheden en de stabiliteit van zijn rijkdom laten varen? Wil hij de armen laten delen in de rijkdom die hij koestert? Wil hij zijn bezittingen opgeven? Hij kan het tijdelijke immers niet meenemen naar het eeuwige. Juist daarom is het in Gods ogen onbelangrijk en geen verdienste rijk te zijn, integendeel: het vormt een belemmering. Alle tijd die men stopt in het behoud van tijdelijke luxe is niet aan God besteed. Men dreigt gekluisterd te raken aan het hebben, waardoor vrijheid en bereidwilligheid afnemen.

Geld is overigens niet de enige zorg. Een diepere vraag, daaraan gekoppeld: wil hij zijn sociale status opgeven? Is hij bereid om een gelijke te worden van pakweg een visser en een landbouwer?

Trammezandlei

Een hele poos geleden stapte ik in Rome de Sint-Pietersbasiliek binnen. Ik voelde me meteen Joske Vermeulen naast de befaamde stoel waarop hij moest klimmen om de telefoon op te nemen. Even leek de Trammezandlei in het bijzonder warme Rome te liggen. 

Alles was tien maten te groot: de pilaren, het altaar, de preekstoel, de beelden… Het gebouw is in al zijn grandeur bedoeld om gezag uit te stralen en een gevoel van kleinheid ten aanzien van de Eeuwige op te wekken, maar ik voelde alleen ongemak. Het goud blonk teveel en alles zag er onbetaalbaar uit. “Wat zou Jezus denken mocht Hij hier rondlopen?”, vroeg ik me toen af. “Wat zou Hij erover zeggen?” Dat is natuurlijk een reflectieve en hypothetische vraag, een pasklaar antwoord komt er niet.

Idealiter

Niettemin is dit dezelfde vraag die wij ons allen geregeld zouden moeten stellen. Hoe verhouden wij ons tot ons financieel welzijn? Hoe gaan wij om met de ongelijkheid wereldwijd? Staat ons bezit in de weg van de ontvankelijkheid van ons geloof? 

Jezus doet een idealistische uitspraak, die bijgevolg in de praktijk heel hoog gegrepen is, maar die daarom niet weg gerelativeerd mag worden. Gebeurt dat wel, dan verliest onze overtuiging haar bezieling en inhoud. Idealen zijn in de realiteit onbereikbaar maar daarom niet minder inspirerend en nastrevenswaardig. 

Prioriteit

Alleszins mogen we concluderen uit zijn onderhoud met de rijke man dat Jezus ons bewust wil maken van het gevaar voor hebzucht en bewaarzucht. Geld mag nooit onze hoogste prioriteit worden. Tastbare bezittingen zijn niet het ultieme streefdoel in het leven. Ze bieden immers een valse zekerheid en lijmen ons vast aan het tijdelijke, het aardse. Dan is er weinig ruimte meer voor de hemel, tenzij die tot aanvullende zekerheid wordt getransformeerd. 

Daarnaast is ook de ongelijkheid tussen rijk en arm een thema in het gesprek. Terecht, want mensen die zichzelf verheven achten, kleineren hun minder fortuinlijke naasten. Maar we mogen dit nog scherper stellen. Het kan niet zijn dat mensen sterven van armoede, dichtbij en ver weg. Dan hebben we de naastenliefde niet begrepen.

Vrije handen

Wanneer we ons koppig en radeloos vastklampen aan het tijdelijk comfort dat we genieten, zijn we in de onmogelijkheid om ons open te stellen voor het Rijk Gods. Onze handen zijn immers al in beslag genomen. We kunnen niet mee bouwen. Die wil om vast te houden zit diep in ons geworteld en maakt zich kenbaar in dagelijkse kleine en grote automatismen. Spiritualiteit vraagt om een open houding, om een vrijheid. God vraagt om een ontvankelijk en liefdevol Volk.

“God is goed”, dat is de enige zekerheid die Jezus ons kan bieden. (Marcus 10, 18) Op God moeten we ons vertrouwen vestigen als volgelingen van Jezus. “Voor Hem is alles mogelijk.” (Marcus 10, 27c) Zijn woord is levend en krachtig. (Hebreeën 4,  12a) Zoveel sterker dan onze kleine overwinningen, verworven schatten en sociale privileges.